Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Intellectualisme

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Intellectualisme

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 23 Maart 1900.

III.

Het gevaar van het Intellectualisme schuilt meer in den man dan in de vrouw.

Niet alsof er ook geen vrouwen zouden zijn, die intellectueel ruim rijpten en hoog staan, noch alsof er omgekeerd niet mannen en mannekens waren, voor wie zekere aanvulUng van den voorhanden voorraad op „den bovenzolder" gesn weelde zou zijn. Maar elk in hun soort genomen, neigt toch de man meer dan de vrouw tot redeneeren, en is de vrouw meer dan de man een gevoelswezen.

Als de kracht der Confessie verflauwen gaat, laat in den regel eerst de vrouw, en eerst na .haar de man, de Belijdenis los. Of een prediker stipt de volle en zuivere waarheid predikt, interesseert een vrouw in den regel lang niet zooveel, als wel de heel andere vraag, of hij boeit en roert. Een boek, dat enkel dient om waarheid van dwaling te schiften, zal ze gemeenlijk ongelezen laten, en verslinden een boek dat haar pakt en meesleept door gevoeligen inhoud. Ze vraagt meer om iets voor haar leven, voor haar hart en voor haar verbeelding, en de strenge betoogtrant, vooral de lange volzin, en nog meer de storende tusschenzin, schrikt haar af.

Ons eigen blad levert proef.

Naast de duizenden en duizenden lezers die ons blad telt, staan duizenden en dui zenden lezeressen; maar verreweg de meeste onzer lezeressen beginnen bij de meditatie, of het tweede stukje. De eerste breede bladzijde doorgluren ze, maar lezen ze niet. Ze durven het niet aan. Het is haar te diepzinnig. En als ze één stuk overslaan, zijn ze den draad kwijt. En dan moet men nog onthouden waar dat breede stuk het een vorig maal over had.

Er zijn er zeer zeker, die ook sinds jaren deze meer intellectueele betoogen volgen, en zelfs zijn er, die er verheldering van haar bewustzijn aan danken. Maar als we op elk onzer duizend abonnenten deze elite onder de vrouwen op tien percent rekenen, schatten we stellig niet te laag.

Vrouwen in het Intellectualisme verdronken, zijn dan ook hooge uitzonderingen; gevoelsdronkenen zijn er meer.

Maar anders is het met de mannen gesteld, althans onder de manlijke mannen.

Ook onder deze sexe toch vindt ge tegenwoordig vrouwelijke imitatiën, zoowel daarin, dat ze tegen eenigszins inspannende lectuur voor hun ontwende hersenen opzien, als dat het gevoels-elixer voor hen bedenkelijke bekoring verkreeg.

Een onmanlijkheid die u hindert; die u naar de koppen van „De Staalmeesters" doet gluren, of ge ze ook op den hals van uw tijdgenoot kondt tooveren; en u vreezen doet voor een omgekeerd feminisme.

Maar, natuurlijk, die soort verzwakte mannen geven den toon niet aan. De karakterloozen vinden hun gerechte straf in het invloedlooze. Niet zij bepalen de richting waarin het leven zich beweegt.

Over die macht beschikt alleen de man van kunde en kennis. De man van doorzicht en beleid. De man van karakter en bewustzijn.

En deze élite onzer sexe nu denkt, denkt na, denkt door; en het is vooral aan hun gestadig in-en doordenken der dingen, dat ze hun kracht, hun invloed, hun energie ontleenen.

Zij zijn het, die in 't gezin, in de maatschappelijke vereenigingen, in zaken, in de school, in de kerk, in den staat, het woord opnemen, en door hun woord de geesten leiden in kleiner of in grooter kring.

Niet, alsof de vrouw niet 8ok haar invloed zou doen gelden. Ze weten zelve wel beter, en de mannen ervaren het telkens weer. Maar deze invloed draagt een ander type, werkt meer op de realiteit van het leven in, meer op het zijn, dan OT^h& t bewustzijn.

Komt het daarentegen aan op het uiten in het woord, op het formuleeren van de gedachten, op het stellen van de regelen, op het aangeven van het program, dan ruimen zij de plaats voor de andere sexe, en luisteren. Niet zonder critiek, het zij zoo, maar toch gevoelende, dat ze in de wereld der gedachte, door het grijpen naar de lauweren, eigen onbeholpenheid te licht verraden zouden.

Van die intellectueele meerderheid, van die verstandelijke superioriteit zijn de toongevers, de tolken, de leiders onder de sterkere sexe zich maar al te goed bewust. Ze pogen daarom die wapens scherp te houden. En met een : „vrouwtje, daar heb jij nu heusch geen verstand v^n", wordt vrouwlief dan in den hoek gezet in het gezin, en daar ze buiten het gezin niet geroepen wordt tot optreden of spreken, en in alle beraadslagende en besluitende vergadering de man monopolie bezit, is het, o, zoo begrijpelijk, dat bij het tooninzetten, bij het vertolken, bij het leiden, niet enkel de man, maar in den man het intellectueele telkens op den voorgrond dringt.

In de Kerk zal, naar de Schrift wil, alleen de man spreken, dus ook in den kerkeraad en op alle meerdere vergaderingen alleen de man de kerkelijke zaken regelen en afdoen. In de school moge de vrouw zich een plaats der eere veroverd hebben, maar toch, in het schoolwezen merkt ge van vrouwelijken invloed bijna niets. In ons vereenigingsleven moge ook het vrouwelijke element op een haar eigenaardig terrein zijn opgetreden, maar toch, de statuten vragen ze van manlijke hand, en als het op gewichtige besluiten of correspondentiën aankomt, wordt mannenraad te hulp geroepen. En zoo is het heel het leven door. Op het notariskantoor voor de akten, aan de balie als er gepleit wordt, in de pers als het op politieke leiding aan komt. En eindelijk is het evenzoo in de regeeringsstukken, in de regeeringsbureelen, aan de Ministerstafel en in de Staten en Raden.

Altoos hoort ge den man, pleit de man, schrijft de man, en is het de man die de leiding geeft in de wereld der gedachte.

Meer nog, het is om en bij dat alles de „man van het woord" die den toon inzet. Niet de kunstenaar, niet de nijvere, niet de man van zaken, maar de man die spreken en schrijven kan. En de man, die in 't spreken en schrijven het wint van zijn sexegenooten, is uiteraard een persoon, die in het denken sterker is dan de anderen, en een voornaam deel van zijn kracht in zijn intellectueele voortreffelijkheid en rijpheid bezit.

Dit nu leidt in het openbaar leven vanzelf tot intellectueele eenzijdigheid. Tot een overwicht van het intellect over het gevoel en over de wilsenergie. Men redeneert, men licht toe, men verklaart, men regelt, men formuleert, men bepleit de gedachte, en beeldt zich dan maar al te spoedig in, dat het nu ook vanzelf wel zoo loopen zal, omdat men het zoo duidelijk uiteengezet en zoo volledig geordend heeft.

Vooral bij predikers stuit men er telkens op, dat ze u een stuk keurig beredeneerd hebben, en zich inbeelden dat die redeneering het nu ook doen zal; tot ze morgen den dag in hun gemeente ontwaren, dat de steen dien ze in den stroom wierpen, wel een prachtige reeks van kringen vormde, maar daarna zonk, en den stroom liet, gelijk die was.

Dat zeggen we niet van de holle preek, met woorden vol van klank, maar leeg aan inhoud. Zoo iets telt als predikatie ganschelijk niet meê. Neen, we bedoelen een terdege bearbeide stof, in streng betoog, helder als glas uiteengezet. Iets om geen speld tusschen te krijgen. En toch, ook dan stuit ge telkens op de teleurstellende uitkomst dat het effect gelijk nul was.

Maar niettemin is het volkomen begrijpelijk, dat de algemeene leiding in ons vereenigingsleven, in onze kerken en in den staat, en zelfs in onze gesprekken, door het overwicht van het manlijk element, lijden gaat aan het eenzijdig verstandelijke, en aan Intellectualisme ziek wordt.

En zeg nu niet, dan moet ge het vrouwelijk element er iets meer in mengen, om zoo een tegenwicht te vormen, want waar dit beproefd is, was het onveranderlijk gevolg, dat óf de vrouwen zelve de bacil van het Intellectualisme in zich opnamen, en zoo doende een soort gedrochtelij ke amphibieën werden, oftewel dat ze de mannen met de gevoelsbacil aanstaken, en werden als de blinde die den kreupele leiden zou, tot ze beide in de gracht vielen. In kringen, waar het zoo toeging, zonk ten slotte alle energie weg.

Neen, de mannen moeten zich beteren, niet door half-vrouw, maar door meer man en ten volle mensch te worden.

Wat we hebben moeten, is niet, denkende en redeneerende koppen op een staak, maar koppen met een hart er onder en met twee beenen in beweging gebracht door het reëele leven.

Een les leeren, een les opzeggen, en desnoods zelf een les voorschrijven, is kostelijk schoolwerk, maar de school is voor het leven, en het leven gaat in de school niet op.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 maart 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Intellectualisme

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 maart 1900

De Heraut | 4 Pagina's