Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Dan meer dan vijf honderd brorderen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Dan meer dan vijf honderd brorderen.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daarna is hij gezien van meer dan vijf honderd broederen op eenmaal, van welke het meerder deel nog overig is, en sommigen ook zijn ontslapen. I Cor. I5 : 6.

Van het leven van Jezus na zijn Opstanding uit den Dood gewerd ons niet dan karig bericht. Karig als ge rekent, dat er bijna zes weken van zijn Verrijzenis tot aan zijn Hemelvaart verliepen; en karig niet minder, zoo ge bijeenleest het weinige dat, werd opgeteekend omtrent hetgeen Jezus sprak of deed.

Van den Opstandingsdag zelven is het bericht iets voller en meer teekenachtig. 's Morgens vroeg de ontmoeting met de Magdaleensche en Petrus. Op den middag de Sabbathreis naar Emmau.', heen en terug. En 's avonds de verschijning aan de tien discipelen.

Ook dit is nog niet veel, maar het geeft althans zekere voorstelling.

Doch daarna, voor de overblijvende 39 dagen, geeft het verhaal ons zoo bijna niets, en het meeste nog alleen opsommend. Er is de tweede verschijning aan de apostelen, nu met Thomas. Er is de verschijning aan de zee van Tiberias. Er is de ontmoeting met Jacobus. Er is de verschijning op den Olijfberg, bij de Hemelvaart. En dan nog de zoo belangrijke verschijning aan de „vijf honderd broederen op eenmaal", waarvan we het slechts betreuren kunnen, dat ze ons alleen door Paulus, en dan nog zonder eenige verdere mededeeliug, wordt bericht.

Van de poging zelfs om ons dit zes-weeksche tijdperk uit het verheerlijkte leven van onzen Heiland omstandiglijk voor te stellen, is dan ook noch bij de Evangelisten, noch bij Paulus ook maar ieis te bespeuren.

Men kan niet zeggen dat ons uit deze zes weken ook maar ééne toespraak van Jezus is overgeleverd, die ons dieper in de mysteriën van het Koninkrijk der hemelen inleidt, dan Jezus vóór zijn sterven gedaan had; en van zijn machtdaden is er alleen de zonderlinge vischvangst aan de zee van Galilea.

Voor het overige trekt zich alïes saam om twee punten. Vooreerst het waarmaken van zijn lichamelijke verrijzenis, en het voorbereiden van de elven voor hun hooge roeping, als hij an hen zou zijn opgenomen.

Ter waarmaking van zijn lichamelijke opstanding strekt het open, leege graf, met de opgerolde lijnwaden. Voorts" het teeken onder het breken van het brood in den herberg te Emmaus. Dan het wijzen op d? doorboorde handen en op het litteeken in zijn zijde. Almeer het eten van spijze voor het oog der jongeren. De overwonnen twijfel van Thomas tot hij neerzonk in het aanbiddende: „Mijn tieere en mijn God". Ook het herkennen van zijn stem door Maria. Waarmakingen van zijn verrijzenis, die ook bij sterken twijfel terstond geloof wekten; Een geloof, dat te sterker spreekt, omdat er blijkbaar verschil was. Verschil, vrij sterk verschil zelfs, tusschen Jezus voor zijn sterven, en Jezus na zijn opstanding. De verheerlijking had een aanvang genomen.

Toch greep dit alles in zeer kleinen kring plaats. Het hoogste getal dat Jezus saamvond, was ééns elf. Jlet volk in Jeruzalem heeft hem niet aanschouwd. Alleen de engel bij het graf, Maria en de elven hadden hem dusver gezien.

En juist daarom is het zoo verrassend, dat ons ten slotte van een sa.menkomst met vijf imderd broederen bericht wordt.

Ver van Jeruzalem weg. In Galilea.

Dát voor zooveel het waarmaken van zijn lichamelijke opstanding aangaat 1 Doch even karakteristiek is hetgeen Jezus in dien kleinen kring, drie weken lang, zoo dikwijls hij hun verscheen, deed. Dit alles toch doelt bijna uitsluitend op het apostolaat.

De ommekeer was zoo groot. Toen de soldaten iu Gethsemané de handen aan Jezus sloegen, vluchtte het elftal weg. Kort daarop verloochent Petrus zijn Heiland onder bezwering. En op den morgen van den Sabbath zijn niet zij, maar de vrouwen het eerst bij het graf. 's Avonds zitten ze achter gesloten deuren, om de vreeze der Joden.

En diezelfde jongeren zullen nu straks, als Jezus is opgevaren, in Jezus naam tegenover heel de wereld moeten staan, en heel de wereld xaotten roepen tot bekeering. Het verschil tusschen de moedeloosheid der elven vlak voor Jezus dood, en hun hoogen moed op den Pinkstermorgen, is dan ook zoo treffend, dat ge inde helden van den Pinkstermorgen de bloohartigen van Gethsemané niet meer herkent.

Dit nu was ongetwijfeld de uitwerking van de uitstorting van den Heiligen Geest. Maar toch niet alleen. Reeds van te voren hielden ze zich niet meer schuw-schuilend, maar kwamen openlijk in een tempelzaal met de vrienden en vriendinnen van Jezus bijeen.

Dien aanvankelijken ommekeer nu had Jezus bewerkt, èn door zijn wederverschijning èn door zijn zorge voor het apostolaat.

Hij stelde ze als apostelen en getuigen aan. Hij blies op hen, dat ze de ambtelijke Geestesgave ontvingen. Een weifelachtige als Thomas sterkte hij. Hij gaf hun de bediening van de sleutelen des hemelrijks. Hij herstelde Petrus in het onderling vertrouwen, teniet doende zijn bittere verloochening. Hij stelde den heiligen Doop in den naam van den Drieëenigen God in. Hij gaf hun de belofte van zijn nabijheid. Zelfs gaf hij hun aanwijzing, hoe en waar ze hun prediking beginnen moesten.

Vandaar dat altoos weer verschijnen aan één of aan meerderen of aan al de elf apostelen. En daarvan nu onderscheiden is die ééne samenkomst waarvan alleen Paulus ons meldt, op eenmaal, aan een broederkring van meer dan vij'f hondei-d broederen.

Die samenkomst in Galilea was door den engel van meet af als de hoofdsamenkomst aangegeven.

„Gaat haastiglijk henen, aldus sprak hij tot de vrouwen, en zegt aan zijn discipelen, dat hij opgestaan is van de dooden, en ziet, hij gaat u voor naar Galilea. Daar zult gij hem zien gelijk hij is.”

Zijn hier niet alleen de elven, maar de aanhangers van Jezus in het gemeen bedoeld, dan verklaart het zich, hoe Jezus , desniettemin 's avonds reeds in Jeruzalem aan de elven verscheen; dan verklaart het zich waarom Jezus zich niet aan zijn overige vrienden en vriendinnen te Jeruzalem levend vertoond heeft; en ook verklaart het zich dan, waarom de engel zeide: „Daar zult gij hem zien, gelijk hij is." Dan toch zijn alle discipelen van Jezus naar Galilea getogen, en behoorden ook zij tot den kring der „meer dan vijf honderd”.

Waarschijnlijk zijn dan de „vijfhonderd" alleen de mannen, zonder de vrouwen en kinderen, zoodat de geheele samenkomst in Galilea ver over de duizend kan geweest zijn. En blijkbaar waren de gelukkigen, die tot deze samenkomst waren opgeroepen, persoonlijk, van nabij, aan de apostelen bekend. Immers een twintig jaar daarna weet Paulus ons nauwkeurig mede te deelen, dat van deze vijfhonderd broederen wel sommigen reeds ontslapen zijn, maar het grooter deel nog in leven is, en nog als getuigen kan worden gehoord.

Op den Pinksterdag waren te Jeruzalem in de opperzaal, de apostelen meegerekend, omtrent 120 personen bijeen. Stellig niet allen uit Jeruzalem, maar een deel ook Galileërs, die met het feest over waren. Veilig mag dus vermoed, dat deze zoo goed als allen op die samenkomst der vijfhonderd broederen tegenwoordig zijn geweest. Die uit Jeruzalem waren van daar heengetogen, die uit Galilea waren er van zelf bij.

Doch op Galilea was het, naar het woord van den engel, van meetaf gemunt. Daar was Jezus werkkring geweest. Daar woonden de meesten zijner getrouwen. Daar was, in het heuvelachtig land aan de zee van Tiberias, het geschikte terrein om saam te komen. En daar heeft de verrukte menigte haar Heiland in heerlijkheid aanschouwd, en, eer hij naar den Olijfberg toog, zijn afscheidswoord aan die hem liefhadden, beluisterd.

Onwillekeurig komt het verlangen in ons op, of we het omstandig verhaal van die plechtige samenkomst bezitten mochten. Haast kunnen we het betreuren, dat niet een vóór zijn tijd geboren photograaf, ons van die geheel eenige bijeenkomst een getrouw beeld opving. We zouden die broeders en zusters als voor ons willen hebben. Elke kleine bijzonderheid zou ons belangstelling hebben ingeboezemd.

En zie, we weten er niets van. Had Paulus niet aan de kerk van Corinthe het feit althans medegedeeld, om haar te doen beseffen wat breede wolke van getuigen voor Jezus opstanding op dat oogenblik nog in leven was, we zouden er nooit iets van gehoord hebben.

Wel was bij Mattheus en Markus gemeld, dat zulk een bijeenkomst in Galilea zou plaats hebben, maar de bijeenkomst zelve berichten de vier Evangelisten ons niet.

Ook droeg ze blijkbaar een geheel accidenteel karakter, voor de kerk voorts van geen beteekenis. Anders toch zou het breeder verhaal ons niet onthouden zijn.

En toch heeft reeds het enkele bericht, dat Jezus aan die vijfhonderd verscheen, voor de kerk zeer hooge beteekenis.

De apostelen stonden hoog in het ambt. De ambten die er nu zijn, halen niet bij het apostolaat. Jezus zelf sprak het in zijn gebed uit: dat wij door het woord der apostelen in hem gelooven zouden.

Zoo kon het dus schijnen, alsof de geloovigen alleen door het ambt het gemeenschapsleven met hun Heiland zouden hebben, en alsof Hij deswege na zijn opstanding alleen aan hen verscheen.

Wel was dit reeds door zijn verschijning aan Maria Magdalena, en aan de Emmaüsgangers gebroken. Maar toch, dit kon uitzoftdering schijnen.

Doch heel anders wordt dit, nu Jezu^ door zijn engel van meetaf al zijn getrouwen naar Galilea bijeenroept, en nu daar heel de kerk van die dagen op Jezus aanwijzing bijeenvergadert, en Jezus aan allen op eenmaal verschijnt.

Alzoo brak Jezus alle overheersching van het 9xabt, wat Paulus straks aldus vertolkte: wij voeren geen heerschappij over uw geloof, maar zijn bedienaars van uw zaligheid.

Jezus komt in Galilea tot de gemeente zelve. Van Jezus opstanding moeten ze allen getuigen zijn. Het ambt, met name het apostolisch ambt, stelt Jezus zoo hoog, dat al zijn overige verschijningen schier eeniglijk het apostolaat bedoelen. Ook bij de Hemelvaart.

Maar eer hij naar den Olijfberg trekt, wil Jezus eerst nog al de zijnen om zich zien.

De goede herder in het midden van het kleine kuddeke.

En alzoo is in deze verschijning van Jezus aan „de meer dan vijf honderd broederen" de rechtstreeksche band van Jezus aan heel zijn gemeente voor altoos bezegeld.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 april 1900

De Heraut | 4 Pagina's

„Dan meer dan vijf honderd brorderen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 april 1900

De Heraut | 4 Pagina's