Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over het „geheiligd zijn" in de eerste Doop vraag schrijft Prof. Bavinck in de Bazuin nader dit:

De uitdrukking staat in ons formulier viij wel op zichzelve en komt in andere liturgiën niet voor.

Bij LascQ luidt de met onze eerste doopvraag overeenkomende v-raag heel anders Daar wordt van de ouders de belijdenis geëischt, dat deze kinderen van hunne natuur gelijk als wij allen kinderen des toorns en des doods zijn, maar nu met ons in het Goddelijk verbond om Christus wil begrepen, op Christus' bevel met het zegel van de aanneming zijner gerechtigheid, namelijk met den doop, gewisselijk behooren verzegeld te worden. Deze liturgie bevat dus niets ter verklaring van de in ons formulier voorkomende woorden.

Iets anders staat het met den Catechismus van Micron, die het woord heilig van de kinderen gebruikt. Op de vraag, waarom kinderen behooren gedoopt te worden, luidt daar nairlelijk het antwoord: overmits dat de gemeente van hunne zaligheid veel zekerder getuigenis heeft uit het Woord Gods, dan men uit de belijdenis der volwassenen hebben kan; en hunne aangeboren krankheid, door welke zij niet gelooven, noch belijden kunnen, die wordt hun niet toegerekend, om Christus' wil, in welken zij gezegend, dit is heilig, gerechtig, rein en geloovig geacht worden, niet min dan de volwassene geloovigen.

De redeneering in dit antwoord is niet bijzonder duidelijk, maar het staat toch boven allen twijfel vast, dat heilig hier niet maar een uitwendige verhouding, doch eene inwendige, geestelijke hoe danigheid aanduidt. Dit is ook het geval in het Emdensche formulier van den doop Het kind wordt daarin aan God in den doop opgedragen, om uit enkele genade, om de verdiensten van Christus, gerechtvaardigd en door zijnen Geest geheiligd te worden.

Wel is hierin een groot verschil met ons formulier. Want het Emdensche formulier laat het kind aan God in den doop opdragen, opdat het geheiligd worde, terwijl ons formulier zegt, dat het in Christus geheiligd is en daarom behoort gedoopt te wezen. Maar over den zin van het woord heiligen is er geen verschil Het kind wordt uit genade, om de verdiensten van Christus, ge rechtvaardigd en door zijnen Geest geheiligd.

Dezelfde opvatting vinden wij bij Calvijn en de oudste Gereformeerde theologen. Eenparig houden zij tegen de Wederdoopers staande dat kinderen ook zonder de uitwendige roeping des Woords door den Geest Gods kunnen worden wedergeboren.

Onze Nederlandsche geloofsbelijdenis zegt dan ook, dat Christus bevi^is heeft te doopen alle degenen, die de zijnen lijii} dat, gelijk het water de vuiligheid des ïichaams afwascht, alzoo het bloed van Christus van binnen in de ziele doet door den Heiligen Geest; en dat Christus zijn bloed niet minder vergoten heeft, om de kinderkens der geloovigen te wasschen, dan Hij gedaan heeft om e volwassenen.

De Heid Catechismus belijdt, dat de jonge kinderen al zoowel als de volwassenen in het verbond Gods en in zijne gemeente begrepen zijn, en dat hun door Christus' bloed de verlossing van de zonden en de Heilige Geest, die het geloof werkt, niet minder dan den volwassenen toegezegd wordt.

Deze toezegging mag niet. gelijk vaak is geschied, in algemeenen, voorwaardelijken zin worden opgevat Zij houdt niet in, dat de verlossing en de Heilige Geest den kinderkens later, indien zij gelooven, ten deel zullen worden. Maar zij is in het tegenwoordige bedoeld. De belofte komt den kin derkens evengoed als den volwassenen toe. Indien bedoeld ware dat de belofte den kinderkens eerst op later leeftijd ten goede kwam, zou dit er alle bewijskracht voor den kinderdoop aan ontK'fmen en juist dén Wederdoopers een wapen in de h; ; pd geven voor hunne bestrijding van den kinderdoop

In denzelfden zin is ook het doopsformulier ie verstaan. Indien die opvatting niet al aanbevolen en gesteund werd door heel de omgeving, waarin het formulier ontstond, dan zouden de bewoordmgen ervan toch op zichzelf reeds tot deze opvatting hopen.

De verklaring, die in het begin van het fo--nulier van den doop gegeven wordt wijst dit uit De doop is eene afwassching c!er zonden door Jezus Christus, en wordt daarom bediend in den naam van God Drieëenig De Vader getuigt en verzegelt in den doop, dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade opr cht en on? tot zijne kinderen aanneemt. De Zoon verzegelt, dat Hij ons wascht in zijn bloed van al onze zonden. En de H. Geest verzekert, dat Hij in ons wonen en ons tot lidmaten van Christus heiligen wil.

Van de kinderen der geloovigen wordt beleden, dat zij zonder hun weten der verdoemenis in Adam deelachtig zijn, maar evenzoo zonder hun weten in Christus tot genade aangenomen worden.

In het gebed vóór den doop wordt van God ge vraagd, dat Hij het te doopen kind genadig wil aanzien en door den H Geest zijnen Zoon Jezus Christus wil inlijven.

En in de dankzegging wordt God geprezen, omdat Hij ons en onzen kinderen door het bloed van zijnen lieven Zoon Jezus Christus al onze zonden vergeven heek en ons door den H. Geest tot lidmaten van zijnen eeniggeboren Zoon en alzoo tot zijne kinderen aangenomen heeft en ons < litzelve met den heiligen doop vergezeld en bekrachtigd.

Heel de geest en de letter van het doopsformulier sluit dus uit, dat het geheiligd zijn in Chiis tus slechts in uitwendigen, vporwerpelijken ziu te verstaan zou zijn.

De echte, ware, Christelijke doop is altijd, ? nowel bij kinderen als bij volwassenen, die doop, welke een zegel is van de afwassching der zonden en van de vernieuwing des H Geestes

In beide gevallen komt het menigmaal voor, dat de dienaar slechts het teeken geeft, terwijl Christus bij afwezigheid van geloof, de beteekende zaak onthoudt.

Maar dat doet hoegenaamd geen afbreuk aan het wezen van den doop

Evenals uit-en, inwendige zijde van het genade verbond, behooren teeken en beteekende zaak in den doop samen te gaan. Een zoogenaamd uitwendig genadeverbond, dat van het inwendige is losgemaakt, bestaat er niet. En een doop, die alleen het teeken geeft en met de beteekende zaak, is geen doop.

Wat God heeft samengevoegd, zal de mensch niet scheiden.

Daaruit volgt niet, dat ieder, die gedoopt is, in der waarheid de verlossing in Christus en de wedergeboorte deelachtig is.

Gelijk bij de volwassenen, zoo is er ook bij de kinderen, die gedoopt worden, kaf onder het koren en onkruid onder de tarwe. Ook hier geldt, evenals bij de besnijdenis, het woord der Schrift, dat de kinderen der belofte voor het zaad gerekend worden.

En van dat zaad wordt in onze formulieren beleden, dat de belofte en dus ook de doop hun toekomt. Niet van elk kind, hoofd voor hoofd, maar van «onze kinderen" zegt het doopsformulier, dat zij in Christus geheiligd zijn.

In de Gereformeerde Kerken kan er dus geen sprake van zijn, dat men alleen op het gedoopt zijn zijne zaligheid bouwt De doop moet, indien hij een echte doop is, bewijs zijn van het geloof, maar hij kan geen grond zijn voor de zaligheid.

Want wie gelooft en gedoopt is, zal zalig worden, maar wie niet gelooft, ook al ware hij gedoopt, zal verdoemd worden.

Deze waarschuwing is tegenwoordig niet overbodig. Er zijn er, die onder den invloed der nieuwe doopsbeschouwing zich voor wedergeboren en gerechtigd ten avondmaal houden, enkel en alleen, omdat zij gedoopt zijn.

Maar zulker hope is ijdel. Niet het uitwendige waterbad van den doop, maar de afwassching der zonden en de wedergeboorte door den H. Geest ontsluit den toegang tot het koninkrijk der hemelen

De laatste waarschuwing is niet overtollig.

Zoo stellig als moet vastgehouden, dat, wie ook, alleen in de qualiteit van potentieel of actueel geloovige den Doop kan ontvangen, even vast staat het, dat de Doop het geloof nooit toebrengt, alleen sterkt, en dat de ')oop dus alleen voor den geloovige (potentiee^ of actueel) grond van troost en hope is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 juni 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 juni 1900

De Heraut | 4 Pagina's