Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mysticisme.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mysticisme.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Verstaat ge wat het zegt, dat God, om zich te openbaren, zich verbergt? Zoo ja, dan zult ge het ook verstaan, dat er begeerte opkomt om door die verberging heen te dringen. Dat kan dan wel niet, maar men kan zich inbeelden dat het kan. En het afgaan op een leven in deze inbeelding, ziedaar het kranke, straks het zondige Mysticisme.

Laat ons deze wat korte en afgebroken verklaring nader mogen toelichten.

Tenzij God zelf het wil, kan geen schepsel iets van Hem bevroeden, laat staan weten of kennen. Had God niet zelf in een deel zijner schepselen het vermogen om te beseffen, waar te nemen en te kennen, ingelegd, niet één enkel schepsel zou ooit iets omtrent God geweten hebben. God zou van eeuwigheid tot eeuwigheid voor zichzelve hebben bestaan, „Zichzelf bekend en niemand nader". Het kon daarom een prachtige wereld zijn geweest. Een waar paradijs in plantenweelde. Vol leven en lust en zang in een nog rijker en schooner dierenwereld dan wij bezitten. En toch, zoo lang noch engel noch mensch, noch eenig ander soortgelijk met rede begaafd schepsel in die wereld was opgestaan, zou heel die prachtige wereld zelfs het bestaan van God nooit hebben vermoed.

Als wij God kennen, of althans iets van God weten willen, begint Hij zelf met ons een oog en een oor te geven; en het gaat alzoo in den allerstrengsten zin door, dat wij niets, volstrekt niets van God weten of kennen dan door zijn eigen daad. Als God ons ziende maakt, dan zien we; als God ons hoorende maakt, dan hooren we. Anders blijft het om ons heen en in ons, eeuwige nacht en geluidlooze grafstilte.

Nu heeft God ons het oog gegeven, en het oor in ons geplant, en in verband hiermede ook het verstand, het begrip en het vermogen om waar te nemen, gegeven. Dit alles is zijn gave. Maar, zij het zoo, onze menschelijke natuur bezit dan nu toch die gave. Ze moge door zonde verzwakt zijn, maar als zoodanig hoort ze dan toch bij ons als mensch.

Doch nu verder.

Nu laat zich tweeërlei denken. Of dat God door ons tegen zijn wil begluurd, doorzocht, en in zijn wezen doorzien kan worden. Oftewel, dat het schepsel nooit iets van God te merken, krijgt, dan voorzoover God zelf zich zien en hooren laat.

Die onderscheiding kent ons eigen leven.

In de Levant, zoowel in Algiers en Tunis, als in Egypte en Stamboul, is geen Oostersche vrouw ooit te zien. Ze is er wel, en ge wordt wel in huis toegelaten, ook gaat ze wel uit op de straten, maarzoodra een vreemdeling haar zou kunnen begluren, dekt ze zich het gelaat. Ge ziet dus een verschijning, maar die u, de vormen nu uitgezonderd, niets te zien geeft dan wollen, linnen of zijden stof; en eerst de stem die ge hoort, zegt u dat ge met een levend wezen, met een mensch te doen hebt.

En diezelfde onderscheiding gaat telkens door.

Een oudroest, die met zijn oudijzer op de markt zit, zit daar publiek, voor aller oog. Elk behendig photograaf, kan, als de kop van dien oudroest interessant is, hem nemen, en straks als studiekop aan den man brengen. Maar het portrait van een edele jonkvrouw kan niemand bezitten tenzij zij zelve het hem schonk.

En dit gaat nog veel verder.

Misschien zijn er honderd en meer menschen die ons van aangezicht kennen, en herkennen zouden; maar in ons hart laten we slechts een zeer enkele inzien; en zoo we niet al te gul met onze hartsgeheimen te koop loopen (wat ook voorkomt), kennen alleen die zeer enkele personen ons, met wie we intiem omgaan, en aan wie we in stil vertrouwen ons openbaren.

Zoo is er dus heel wat in de wereld, dat we gaan waarnemen als het ons gevalt; maar zijn er ook dingen in de wereld, die we alleen kunnen waarnemen, zoo ze zich opzettelijk en gewild aan ons openbaren.

In den grond kan ik graven, en zien wat stof die bevat. Allerlei stoffen kan ik chemisch ontleden en bespieden wat werkingen ze doen. Zoo is het met een plant, zelfs tot op zekere hoogte met een dier. En al zijn de sterren ver van ons weg, de mensch heeft ten leste wel middelen geweten, om door de spectraal-analyse zelfs te bespieden uit wat stof ze bestaan.

Maar als ge aan den levenden mensch toekomt, heeft dit uit. Als de rechter van instructie stuit op iemand die den stomme speelt, kan hij niets uit hem krijgen. De mensch heeft het vermogen zich te openbaren, en het vermogen om zich verborgen te houden. Zelfs het vermogen, om door veinzen te kunnen misleiden.

Maken we nu den overgang van den mensch op God over de engelen.

Ge gelooft dat er engelen zijn, ge gelooft dat ze werken, ge geeft toe dat ze ook op u kunnen werken. Vooral van den boozen engel, die Satan heet, weet ge dit maar al te goed. En toch, uitgezonderd die enkele gevallen, ons in de Heilige Schrift bericht, van engelen die verschenen zijn, ontbreekt u elk middel om de engelen te bespieden, te ontdekken, waar te nemen. Ge weet wat u van en over hen gezegd is, maar de engelen zelve ziet, hoort en kent ge niet. Een engel kan zich openbaren; en een enkele maal is dit geschied; maar een engel kan zich ook verborgen houden, en dit is de regel, en daar staat ge machteloos tegenover. Wilt ge dit nu toch forceeren, dan kunt ge enkel met uw verbeelding gereed komen. Ge kunt u dan voorstellen, dat een engel er zus en zoo uitziet, dat hij dit en dat u influistert, maar dat is ajles spel der verbeelding. Misleidend spel. En het eind is en blijft, dat de engelenwereld door een ondoordringbaar gordijn van u is afgescheiden.

En nu het Eeuwige Wezen.

Ten opzichte van het Eeuwige Wezen beschikt ge over niet één enkel middel om het waar te nemen of te ontdekken, tenzij God zelf u dit middel aan de hand gaf. Maar dit staat vast, dat geen enkel schepsel ooit iets van God ontdekken, begluren, of gewaarworden kan, tegen zijn wil, sterker nog, nooit anders dan met en door zijn wil.

Uit dien hoofde is er nooit eenige kennis of wetenschap van den Almachtige dan voorzöover Hij dit zelf wil en bedoelt, zé\.i n de kennis en wetenschap geeft; dus, kort gezegd, dan voor zoover Hij zich openbaart.

Nu heeft God zich willen openbaren, en Hij openbaart zich nog. Hij openbaart zich opdat wij Hem kennen zouden. En dien tengevolge is het zonde, zoowel om, als God zich openbaart, van die openbaring geen notitie te nemen, als om hem zich anders voor te stellen, dan Hij zelf in zijn openbaring zich aan ons ontdekt.

De wijze nu waarop God zich openbaart, is buiten ons en in ons.

Buiten ons in al het geschapene, '„want beide zijn eeuwige kracht en goddelijkheid worden van den aanvang der schepping uit de schepselen verstaan en doorzien." Maar ook buiten ons in de historie. Buiten ons in de profetie. Buiten ons in Christus. Buiten ons in het Woord. Buiten ons in de kerk.

En dan in ons. Door ons Godsbesef dat Hij ons inschiep. Door ons kenvermogen Door onze conscientie. Door de werking van den Heiligen Geest in ons.

Maar, hoever die openbaring buiten ons en in ons ook strekt, het is en blijft altoos een openbaring in en door het schepsel, in en door het geschapene, door verschijnselen, door verschijningen, door daden, door woorden, of wat ook, maar altoos, en hier valt nu de nadruk op, komen deze openbaringen tot ons door en itt de wereld.

Stelt ge u dus eenerzij ds God voor, en anderzijds de wereld, en uzelven als in die wereld zijnde, dan openbaart God zich nooit aan u buiten die wereld om, maar altoos door die wereld heen.

Gij zijt in, Gods troon is buiten die wereld, en dies moet elke straal van goddelijk licht die u bereiken zal, door die we reld heengaan, om tot u te genaken. De volle openbaring is Christus, maar als het Woord vleesch wordt, d. i. uit deze wereld de menschelijke natuur aanneemt.

Denkt ge u dus God en de wereld, dan is alle openbaring van God een openbaring die in de wereld ingaat, en, door de wereld heen, tot u komt.

Openbaring van God buiten de wereld om zou er dus alleen kunnen zijn, zoo gij uit de wereld kondt uitgaan, al wat uit de wereld is kondt afleggen, en aldus bij God kondt komen. Maar juist dat kan niet. Althans niet in dit leven. En daarom zijt gij in dit leven voor alle kennisse Gods volstrektelijk gebonden aan de openbaring van zijn Wezen, die u in en door de wereld heen toekomt. Zelfs van den Heiligen Geest in u geldt dit. Want die is in u en gij zijt in de wereld, en gij neemt de werking des Geestes niet anders dan op menschelijke wijze waar.

Daarom hoort de Theologie dan ook in de wetenschap. Wetenschap is de kennis van den kosmos, d. i. van de wereld. Kwam dus de kennisse Gods u toe buiten de wereld om, zoo zou de Theologie buiten A^ wetenschap liggen. Nu daarentegen alle openbaring, zoo algemeene als bijzondere, in en door de wereld gaat, behoort ze tot den kosmos, en is dus de wetenschap van deze openbaring een deel van de wetenschap.

Doch ziehier nu het mysticisme.

Hiermede toch neemt het mysticisme geen v genoegen. Het wil geen vrede nemen met deze in en door de wereld tot ons komende h openbaring van God, maar het wil buiten de wereld om een toegang tot God zoeken; het wil buiten de openbaring om tot Gods gemeenschap doordringen; en zoo, met wegdenking van de wereld en van de in haar opgekomen openbaring, het wezen Gods onmiddellijk grijpen.

Het moge hieraan den naam geven van meditatie, van contemplatie, of wat ook, maar altoos is het zijn streven, buiten de geopenbaarde middelen om, tot het wezen zelf van den hoogen God door te dringen.

Het kan er niet in rusten, dat God zich alleen door den sluier van de openbaring ontdekt. Het v/il dien sluier, dat gordijn wegschuiven, en rust niet eer het zich inbeeldt alsnu God te hebben. God te zien, en God te genieten rechtstreeks, onmiddellijk, zonder eenige tusschenkomende werking.

Dat is nu wat we zeiden, dat God door zich te openbaren zich verbergt. Hij openbaart zooveel van Zich zelf als Hij wil, en belet u daardoor juist dieper door te dringen. Hij wil, dat ge eerbiediglij k voor het gordijn, waardoorheen Hij zich openbaart, zult blijven staan, en dat ge uw vermetele hand zult terugtrekken, zoo dikwijls ge pogen mocht dat gordijn opzij te schuiven.

God in Christus, d. i. in het vleesch geworden Woord, zich aan u openbarend, maar ook achter de vleeschwording van het Woord zich voor u verbergend.

Dit is evenzoo van mensch op mensch.

Nooit zien we elkander in ons eigenlijk wezen. Nooit hebt ge de ziel van uw eigen kind gezien. Ge ziet voor u een menschelijke lichamelijke gestalte, ge ziet een oog, een gelaat, ge hoort een stem, ge ziet daden, ge merkt uitingen, maar de ziel ziet ge nooit, dan doorschijnend, nooit in zich zelve, in haar wezen, gelijk ze is. En in zooverre blijft ook de mensch voor u een mysterie. In het wezen kunt ge slechts één mensch kennen, en dat zijt gij zelf.

Het is alzoo gansch natuurlijk, dat dit nog in hooger mate alzoo met den Heere onzen God is. Het kan niet anders, het moet zoo zijn. Hij is zichzelf bekend en niemand nader. En buiten den kosmos om, kunt gij niet, en kan geen mensch tot het wezen Gods doordringen.

Doch als men hiermede nu geen vrede neemt, het forceeren wil, en het er op zet, om toch meer en dieper te zien, en dan drijven gaat op inbeeldingen, en die inbeeldingen voor realiteit houdt, dan treedt die kranke toestand van de religie in, dien men bestempelt met den naam van Mysticisme.

Reeds toen we op het Filioque wezen, kwam dit uit.

Toch is het nu eerst in zijn grond verklaard. En hoe het daaruit opkomt, zeggen we nader.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 juni 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Mysticisme.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 juni 1900

De Heraut | 4 Pagina's