Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Kerk van Christus, de vrouw en het  huisgezin.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kerk van Christus, de vrouw en het huisgezin.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

Werd het huwelijk door de Christelijke kerk in hooge eere gehouden, het gevolg hiervan was, dat echtbreuk, welke zoo veelvuldig onder de heidenen plaats had en er met toegevendheid behandeld werd, door haar zonder voorbehoud werd veroordeeld. Eene echtscheiding werd slechts toegestaan ter oorzake van overspel. In het huwelijk Hioest de kuischheid worden bewaard, en wederzijdsche trouw was een der heiligste echtelijke plichten. Bovendien herinnerden de kerkvaders aan de wet Gods, die de echtbreuk een der ernstigste schendingen van 's Heeren recht noemde. De kerkvaders troffen de schuldigen met eene excommunicatie, waarvan men niet kon ontslagen worden dan na lange boetedoening: Hiermee is niet gezegd, dat de heidenwereld de echtbreuk in elk opzicht goedkeurde, doch zij stond uitzonderingen toe, welke de kerk niet duldde, In strijd met de gewoonten en wetten der heidenen achtte eerstgenoemde de vrouw alleen in staat om eene echtbreuk te begaan. De kerkvaders bestreden krachtig den waan der heidenen, dat de vrouw alleen zou mogen aangeklaagd worden, terwijl de man vrij uitging. Voortaan werd de ontrouwe man even schuldig bevonden als de echtgenoote, die hare plichten schond; hij was zelfs beïispelijker dan zij, want hij had niet als zij de veront­ schuldiging der zwakheid; hij bezat de kracht en moest die ten goede gebruiken; hij was verplicht haar, die aan zijne bescherming is toevertrouwd, het voorbeeld van deugdzaamheid te geven.

De lichtzinnigheid, waarmee de heidenen over het concubinaat spraken, werd door de kerkvaders ten hoogste veroordeeld. De onderscheiding, welke de Romeinsche wereld maakte tusschen het concubinaat en de hoererij, konden zij niet aanvaarden. Wat hen betrof, iedere vrouw, die de getrouwde man had buiten zijne echtgenoote, of die, aan welke de ongehuwde of weduwnaar zich hechtte, valt, volgens Augustinus, onder de rubriek der geprostitueerden en Hieronymus de kerkvader zeide eens hierover: „De wetten der Cesars zijn anders dan die van Jezus Christus; wat de heiden Papinianus voorschrijft, verschilt hemelsbreed van wat Paulus leert. Bij de heidenen viert men den teugel aan de onkuischheid der mannen; men veroordeelt hen alleen, wanneer zij in zonde leven met vrijen, maar men gunt hun de voldoening hunner lusten met slavinnen of in het huis der ontucht; alsof de zonde niet afhing van den wil der zondaars, maar van de positie dergenen, met wie men zondigt! Wat ons betreft, is al wat den vrouwen verboden is niet minder den mannen ontzegd.”

De echtbreuk, welke eene feitelijke breuk der echtelijke trouw was, moest leiden tot scheiding. Doch volgens het algemeen gevoelen der kerkvaders moest zij niet absoluut zijn, dat wil zeggen, dat zij niet moest gaan tot echtscheiding. Onder de leeraars der kerk zijn er slechts enkelen geweest, die zich verklaard hebben voor eene echtscheiding na echtbreuk.

Epiphanius leeraart, dat de onschuldige echtgenoote, die door haren man zonder oorzaak is weggezonden of verplicht hem te verlaten, omdat hij haar ontrouw is geworden, mag hertrouwen zonder te zondigen. Hilarius van Poitius en Asterius zijn van dezelfde meening. Maar het grootste deel der kerkvaders, zonder twijfel uit afkeer van de schandalen der heidensche maatschappij, verklaren zich tegen een tweede huwelijk na eene scheiding, hoewel de burgerlijke wetten dit toestonden. Als het eene zonde is van den man, met zijne vrouw te blijven leven, wanneer hij weet, dat zij den echt gebroken heeft, schuldig-staat hij aan dezelfde misdaad, wanneer hij, na zijne trouwelooze echtgenoote te hebben verlaten, met eene andere trouwt. De bedoeling van dit voorschrift was om de mogelijkheid open te laten voor hereeniging, nadat de schuld door de scheiding was geboet.

De kerkvergaderingen bevestigden door hunne beslissingen de voorschriften der kerkvaders; die van Elvira van 305 excommunieerde de vrouw, die, na haren man uit oorzake van echtbreuk te hebben verlaten, eenen anderen trouwde. Eerst na den dood haars eersten mans kon zij van den ban ontslagen worden.

Nog een enkel woord moeten wij hieraan toevoegen over de gevallen vrouwen en de houding der kerk tegenover dezen. Van den eenen kant hield de kerk aan bij mannen en vrouwen, dat zij kuisch zouden leven zoowel in het belang van hun eigen zedelijk leven als ten bate der vrouwen, die de heidensche wereld als offer aan den Moloch van den zinnendienst voorwierp. Te midden der ongebondenheid van de laatste eeuwen des keizerrijks lieten de kerkvaders geene gelegenheid voorbijgaan, zonder een onkuisch leven voor te stellen als een gruweldaad tegen God, die de edelste schepselen ontreinigde, de ziel verdierf en de schoonheid des hchaams deed verwelken. Anderzijds stiet de kerk de gevallen vrouwen niet af; op het voorbeeld van den Heere Jezus, die de hand toegestoken heeft aan de overspelige vrouw, riep zij die ongelukkigen, welke de heidenwereld doemde tot een leven in de zonde, tot de gemeenschap der kerk en zocht met haar vergeving der zonden en verzoening met God door Jezus Christus. Uitgesloten van den doop of onder den ban zoolang ze hun schandelijk werk deden, werden zij toegelaten tot de kerk, zoodra zij hunnen boozen weg verlieten en bewijzen van berouw gaven.

Ook vindt men onder deze vrouwen martelaressen. Afra stierf op het schavot voor den naam haars Heilands te Augsburg met hare dienstboden, die, na haar in de zonde gevolgd te zijn, haar ook |in de bekeering waren gevolgd. Pelagia, eene beroemde tooneelspeelster te Antiochië, kwam tot bekeering en trok zich terug uit het leven der wereld in een klooster, waaruit de prefect haar vruchteloos wilde halen, om haar, volgens de wetten van dien tijd, weer aan het theater terug te geven; het deel des levens, dat haar nog restte, bracht zij door in de eenzaaml|(|id, getuigende van haren Heiland door woord en wandel.

Niet minder trouw was de kerk van Christus in haren arbeid voor het huisgezin. Vooral de betrekkingen tusschen de ouders en hunne kinderen regelde ze zoo, dat daardoor het gezag-der eersten niet werd geschaad, evenmin als de eerbied en de gehoorzaamheid der laatsten.

DE GAAY FORTMAN,

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 september 1900

De Heraut | 2 Pagina's

De Kerk van Christus, de vrouw en het  huisgezin.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 september 1900

De Heraut | 2 Pagina's