Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN BETER KRUID.

Een dokter, die den Heere God niet diende, ja volkomen ongeloo-vig - was—gelijk niet weinigen van zijn stand — kwam eens bjj een oud man die zeer ziek lag en wel sterven zou.

De dokter onderzocht den toestand van den man, en schreef hem een geneesmiddel voor. Daar de zieke heel zwak was, ried hij hem aan ook wat versterkends te gebruiken en daar de man blijkbaar arm was, gaf hij uit medelijden hem tegelijk wat geld om het noodige aan te schaffen, en vertrok toen.

Den volgenden dag - was de zieke erger in plaats van beter en de dokter-zei ronduit: „Hoor eens, oude vriend, ik vrees dat je er mee heengaat, en zeg het je liever eerlijk. Ik zou graag wat voor je doen, maar mijn kunst helpt niet meer. Tegen den dood, dat weet je, is geen kruid gewassen.”

„Ik dank u wel voor uw vriendelijkheid, mijnheer, " antwoordde de zieke glimlachend, „maar ik ben niet zoo ongelukkig want ik bezit een kruid tegen den dood, een dat helpt ook."

„Ei zoo, ” sprak de dokter meelijdend, alsof hij zeggen wou, de zieke weet niet recht meer wat hij praat, „dat moet je me eens vertellen, wat dat is.”

„Graag mijnheer, " sprak de zieke, terwijl hij den dokter ernstig aanzag. „Dat kruid heet; het geloof in Jezus Christus. Hij heeft gezegd: Die in Mij gelooft zal leven al ware hij ook gestorven, en een iegelijk die leeft en in Mij gelooft zal niet sterven in eeuwigheid. En Hij is waarachtig en getrouw. Wat Hij spreekt, dat doet hij.”

De dokter zag den zwakken, ouden man aan en zweeg, 't Was toch alles behalve wartaal. Hij stond op, drukte den man de hand en zei eerlijk: „Vriend, je hebt nog beter kruiden dan ik."

Toen de dokter wederkwam was de oude man reeds heengegaan tot den Heiland, van wien hij in zijn laatste ure nog getuigd had. En de ongeloovige dokter had gezien, hoe voor hen, die in Christus zijn, de dood is te niet gedaan en de onverderflijkheid aan het licht gebracht. Van den dood verlost alleen Hij, die zeggen kan: Ik leef, en Ik 6en dood geweest, en zie Ik ben levend in alle eeuwigheid, amen !

AAN VRAGERS.

Mag ik zoo vrij zijn een vraag te doen, om het antwoord in de Heraut te vinden?

Was de vrouw van Endor waarzegster of toovenares ?

In I Sam. 28 : 3, 7, 8 en 9 lees ik van „waarzeggers"; „een vrouw met een waarzeggetiden geest"; „voorzeg mij door den waarzeggenden geest"; en eindelijk in vers 9 nog iets omtrent waarzeggers, wat ook toch de vrouw te Endor gold. Verder nog i Kron. 10 : 13 Alzoo stierf Saul, in zijne ovenreding, waarmede hij overtreden had tegen den Heere, tegen het woord des Heeren, hetwelk hij niet gehouden had; en ook, omdat hij de waarzegster gevraagd had, haar zoekende.

Toch spreekt de hooggeachte Red. der Heraut van toovenares te Endor, in zijn „Vrouwen uit de H. S." N. te H.

We willen gaarne, zooveel dit hier gaat, op deze vraag een antwoord geven.

De vele gaven en krachten die God den mensch schonk, zijn door Hem binnen zekere grenzen beperkt. Hoe - wijs een mensch ook zij, hij is toch nooit alwetend, of in staat de toekomst te voorspellen. Hij kan macht heb ben over veel, maar is niet almachtig. Hij zal nooit in staat zijn iets uit niets voort te bren gen, wat dood is levend te maken, enz., enz.

Nu zijn er echter toch menschen die de toekomst naar waarheid hebben voorzegd, die water in bloed hebben veranderd, die dooden hebben opgewekt. Doch dan deden zij dat door een lö-acht, die op dat oogenblik in hen werkte, doch niet hun eigene was.

De profeten voorspelden op last des Heeren, Mozes deed wonderteekenen in des Heeren naam, Petrus wekte in den naam onzes Heeren een doode op. Kortom al wat deze en andere mannen deden, en buiten de grenzen viel door God ons gesteld, deden zij door een bijzondere werking van Gods kracht.

Nu is er ook een andere macht, een booze die rechtstreeks tegen God overstaat, namelijk die van den Satan. Ook aan zijn macht kan de mensch het vermogen ontleenen, om dingen te doen, die buiten de gewone perken gaan. Evenwel niet meer dan God wil. Zulke menschen waren de Egyptische toovenaars, en in het Nieuwe Verbond lezen we van valsche Christussen, die groote wonderen zullen doen. Evenzoo vinden we thans, en heel de geschiedenis door, menschen die de toekomst vaak juist weten te voorspellen.

Men kan wel zeggen, die toovenaars waren handige goochelaars; waarzeggers en dergelijke zijn leugenaars: 't is alles sluwheid en handig heid. Maar de Bijbel leert dat zeer nadrukkelijk anders. Zij spreekt van de werking des Satans. Daarom moest ook in Israël, elk die zoo door des Satans macht sprak of deed, uitgeroeid wor den. Want zoo iemand koos beslist partij tegen God en voor Gods onverzoenlijken vijand, brak den band met God, en trad in verbond met den Satan.

Gaat nu iemand de perken door God gesteld te buiten, door de macht des Satans, dan pleegt hij tooverij. Of hij dat nu doet met woorden, gelijk de waarzeggers, met daden, gelijk de toovenaars in Egjnpte, met allebei, gelijk de vrouw te Endor, die waarzegde en geesten opriep — dat is eenerlei: Hij toovert, en dat is zijn zonde

De vrouw te Endor was dus wel degelijk een toovenares in den volsten zin des woords en in het bedoelde boek is een volkomen juiste uit drukking gebruikt.

Waarom zegt men van iets, dat mooi of flink is gedaan, wel eens: Dat is kranig gedaan?

Het woord „kranig" doet nog wel zoozeer aan opzienbarend, in 't oog vallend, denken; even als we wel eens hoorden: „Hij is een kraan, " d. w. z. hij munt in dit of dat uit boven anderen.

Nu kan men wel zeggen: Een „kraan" duidtaan dal er veel uitkomt, dat hij veel voortbrengt, maar we gelooven niet dat het ooit zoo is bedoeld. Veel eenvoudiger is dit:

Het Fransche woord „crane" beduidt o. a. een voorvechter, een haantje de voorste, ook wel een die zich weet te weren; „cranerie": is bluf, grootspraak, zoeken. En nu is 't best mogelijk, wijl vele Nederlanders de dwaze gewoonte hebben, liever Franscne dan hun eigen woorden te gebruiken, dat het woord „kraan" indiebeteeke nis, ook zoo in onze taal is verdwaald. Van dit „kraan" komt dan weer „kranig.”

Het is waar, dat bij ons het woord niet volkomen 't zelfde beduidt als in 't Fransch, maar dit komt veel voor. Genie, instituut, logies enz, hebben in onze taal ook niet geheel dezelfde beteekenis als in het Fransch, waaruit ze komen.

Doch daar die woorden „kraan" en „kranig" onze taal niet rijker maar wel leelijk maken is 't beter ze niet te gebruiken. Dan verdwijnen ze van zelf.

CORRESPONDENTIE.

N. te H. — Ook het pas ontvangene hopen we zoodra 't kan in orde te brengen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 september 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 september 1900

De Heraut | 4 Pagina's