Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandsche usantie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandsche usantie.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Al bleek ons, hoe de Vrije Universiteit, bij het nemen van zekere gewraakte besluiten, niet anders handelen kon, dan ze deed, omdat het Reglement, waaronder ze leeft, geen andere besluiten toeliet, — toch blijft de vraag open, waarom men dan zoodanig Reglement vaststelde.

Had dan de Vrije Universiteit, zoo laat zich vragen, het niet anders in haar Reglement kunnen schrijven, en blijft ze ook zoo niet voor den inhoud van haar Reglement verantwoordelijk?

Om nu ook deze vraag naar billijkheid te beoordeelen, dient gelet op het verschil tusschen de Nederlandsche en de Duitsche usantiën te dezen opzichte.

De academische inrichting is in Duitschland zoo heel anders dan bij ons.

Onder ons is het regel, schier vaste regel, dat een student aan eenzelfde Universiteit afstudeert; in Duitschland daarentegen bestond van oudsher de gewoonte, dat eenzelfde student, in den loop van zijn academische jaren, meerdere Universiteiten bezoekt.

Bij ons is het academisch jaar één geheel, in Duitschland is de cursus meest half jarig. Men noemt dit een semester, en niet zelden komt het voor, dat een student aan eene of andere Universiteit slechts één semester vertoeft.

De idéé hiervan is, dat een student in de gelegenheid moet zijn, om in den loop zijner studiejaren achtereenvolgens de colleges van de beroemdste mannen van zijn vak te volgen.

Bij ons maakt het nauwlijks verschil, wie er doceert. Het aantal studenten blijft zich meest gelijk. En zelfs toen Cobet te Leiden doceerde, kwam het den literatoren te Groningen of te Utrecht niet in de gedachten op, eens een jaar naar Leiden te gaan. Men mocht. Leiden bezoekende, eens enkele colleges van Cobet gaan bijwonen; maar zich laten inschrijven, en een cursus volgen, deed zoo goed als niemand die elders studeerde.

In Duitschland daarentegen is dat heel anders. Zoo aan eenige Universiteit een bijzonder beroemd man doceert, is men bijna zeker, dat alle studenten in zijn vak minstens een semester zich vestigen aan de Universiteit, waar hij geplaatst is, en zijn lessen volgen.

Uit de biografieën van bijna alle groote geleerden in Duitschland, kan men dan ook zien, hoe zij hun studiejaren over een reeks van Universiteiten verdeeld hebben. Alleen de armsten, die uit de beurzen van één bepaalde Universiteit studeeren, moeten zich deze weelde ontzeggen. En evenzoo wordt er geen gebruik van gemaakt door die onwetenschappelijke studenten, wien het meer te doen is om de wilde weelde van het studentenleven, dan om de studie. Zij trekken heen, waar het studentenleven het grappigst is, en blijven daar.

Maar rekent men uitsluitend met jonge mannen als onze studenten uit Kampen, d. i. met dezulken wien het om de wetenschap in ernstige opvatting te doen is, dan geldt het bij onze oostelijke naburen als regel, dat men van Universiteit naar Universiteit trekt.

Deze omstandigheid nu is, gelijk niet anders kon, van overwegenden invloed geweest op de regeling der examina, en op die examina zelve.

Op de examina zelve, in zooverre de examens in Duitschland veel minder dan ten onzent examens in verband met het gegeven college zijn. Bij ons is dit bijna overal regel, in Duitschland kan dit niet, evemin als het zich ten onzent denken laat bij de examens voor de classis.

Maar van veel grooter invloed nog was deze omstandigheid op de regeling van de examens. Waar men gedurig te doen had met studenten, die hun studietijd, geheel of gedeeltelijk, elders hadden doorgebracht, was het volstrekt onmogelijk den eisch te stellen, dat, om toegelaten te worden tot een tweede examen, het diploma van het voorafgaand examen aan dezelfde Universiteit moest worden overgelegd.

Men kon te Heidelberg niet zeggen: „Ik laat u niet tot uw candidaats toe, of ge moet ook te Heidelberg uw propaedeutisch hebben afgelegd". Noch ook: „Ik laat u niet tot uw doctoraal toe, of ge moet te Heidelberg uw candidaats hebben gedaan". Dan toch zou men gedwongen hebben tot een afstudeeren aan de Universiteit te Heidelberg, en zou het niet geoorloofd, noch mogelijk zijn geweest, half te Heidelberg, en half b. v. te Berlijn te studeeren.

Zou men nu zeggen: „Ik laat u tot geen hooger examen toe, of ge moet een diploma overleggen, dat ge het voorafgaand examen elders hebt afgelegd.? " Ook dit ging niet. Men wist toch zeer goed, dat er onder de Duitsche Universiteiten enkelen waren, die hun diploma's schier te geef uitreikten, zonder dat aan deze diplomata ook maar eenige wetenschappelijke waarde kon worden toegekend. Een algemeene regeling daarvan, gelijk in onze wet op het Hooger Onderwijs, bestond niet. Door een diploma van voorafgaand examen elders te eischen, zou men alzoo genoodzaakt zijn geworden, om óf ook de diploma's van deze niets-beduidende Universiteiten te erkennen, óf wel om te sorteeren en een keus te doen, en te zeggen: Van die Universiteit v/el, en van die Universiteit niet; wat niet ging.

De toestand zelf bracht dus met zich, dat in Duitschland de toegang tot elk examen zoo goed als geheel vrij moest blijven, en dat elke Universiteit door haar eindexamen zelf zich overtuigen moest, of de vereischte wetenschappelijke ontwikkeling aanwezig was.

De zucht om vooral veel studenten te trekken, werkte dit in de hand. De Universiteiten waren elkanders concurrenten. Men moest het alzoo aan de studenten, die een tijdlang kwamen studeeren, zoo gemakkelijk mogelijk maken. En overal, waar veel studenten uitsluitend kwamen om één bepaald hoogleeraar te hooren, moest men de examens zooveel mogelijk inkrimpen, en aan de studenten de gelegenheid bieden, om zich te laten examineeren in die bepaalde vakken, voor wier bestudeering ze waren overgekomen.

Wie dit niet in het oog houdt, zou van het wetenschappelijk karakter der Duitsche Universiteiten, dat zeer hoog staat, bij het lage van den eisch dien ze stellen, al een zeer zonderlingen indruk van laag standpunt krijgen.

Hier komt nog bij, dat men aan Duitsche Universiteiten van oudsher gewoon is, vele studenten uit den vreemde te ontvangen, thans vooral uit Rusland en Amerika. Op zulke vreemde studenten nu zijn de professoren in Duitschland altoos bijzonder gesteld geweest, omdat ze in deze vreemde studenten het gereede middel zagen, om den roem van hun geleerdheid ook in het buitenland te verbreiden. Iets wat er toe heeft medegewerkt, om vooral ten opzichte van deze studenten zoo inschikkelijk en voorkomend mogelijk te zijn. In Luik voor de natuurkundige vakken, in Zwitserland voor de medicijen, en in Amerika voor de tandheelkunst, ziet men geheel hetzelfde. Schrijver dezes liet zelf een zijner zoons te Ann Arbor in Amerika, Michigan, studeeren, en hoewel deze hier te lande slechts drie klassen van het Zettensch gymnasium ten volle had afgeloopen, en er sinds vijf jaren verloopen waren, waarin hij aan de klassieke studiën niets hoegenaamd meer gedaan had, werd hij toch voetstoots tot het volgen der colleges toegelaten.

Hier te lande daarentegen is dat alles heel anders.

Men studeert in den regel aan eenzelfde Academie af. Wie Nederlander is, kan niet worden toegelaten, of hij moet eindexamen aan het Gymnasium, of Staatsexamen gedaan hebben. Doctoraal kan men niet doen, of het candidaats-examen moet voorafgegaan zijn.

Alleen ten opzichte van vreemdelingen maakt de wet op het Hooger Onderwijs in Art. Z^bis eenige uitzonderingen; uitzonderingen, die ten bate der Zuid-Afrikaansche studenten onlangs aanmerkelijk verruimd zijn.

Voor Nederlanders daarentegen bestaat in Nederland geen enkele faciliteit. De juridische studenten der Vrije Universiteit, die advocaat wenschen te worden, moeten alle examens aan een Overheids-universiteit afleggen; en er is geen sprake van, dat ze met vertoon van een diploma der Vrije Universiteit of van de School te Kampen, zouden kunnen volstaan.

Zij die, van Kampen herkomstig, aan een onzer Overheidsscholen gepromoveerd zijn, hebben zich dan ook zonder bedenking aan dien regel onderworpen, en alle examens aan die openbare' Hoogeschool afgelegd.

Sterk kwam dat vooral vroeger uit bij de studenten van het Athenaeum te Arasterdam. Wie te Leiden wilde promoveeren, moest te Leiden, al studeerde hij te Amsterdam, eerst zijn propaedeutisch, dan zijn candidaats, en ten slotte zijn doctoraal doen.

Studiejaren werden niet geëischt. Waar men zijn kundigheden had opgedaan, deed er niet toe. Maar van de op elkaar volgende examens kreeg niemand ontslag.

Is het dan zoo onnatuurlijk, dat de Vrije Universiteit in Nederland, ten opzichte van Nederlanders, dienzelfden regel gevolgd is, en gevoelt men niet, hoe juist een bijzondere omstandigheid hier nog bijzonderlijk toe noodzaakte?

Ze was deze.

Toen de Vrije Universiteit was opgericht, kwam er herhaaldelijk verzoek in, om toegelaten te worden tot de promotie in de Theologie van dezulken, die vroeger elders, met name aan de Theologische faculteit der Rijksacademiën, gestudeerd hadden.

Men stond dus voor de vraag, of men

de candidaatsdiploma's en ook de doctoraalsdiploma's van de Rijks-universiteiten zou laten gelden.

Kon dit nu? Was dit denkbaar? En was de Vrije Universiteit niet veeleer verplicht om te antwoorden, dat natuurlijk geen studeeren alhier geëischt werd, maar dat men niet kon aflaten van den eisch tot eigen onderzoek, en ook voor de promotie van zulke elders studeerenden denzelfden eisch moest blijven stellen, die gold voor haar eigen studenten? Van Kampen kon toen nog geen sprake zijn, omdat daar destijds nog geen candidaats-diploma's werden uitgereikt.

Curatoren hebben dit standpunt dan ook ten slotte in een Reglement vastgelegd, alleen met dit verschil, dat naar aanleiding van de beweging in Zuid-Afrika in 1883 door hen bepaald is, dat onder zekere, met name genoemde omstandigheden, de faculteit Venia'^) van het propaedeutisch kon geven, maar tevens dat voor het doctoraal in de Theologie het voorafgaand afleggen van het candidaats verplichtend zou zijn.

Venia van het propaedeutisch is door de faculteit dan ook herhaaldelijk gegeven. Van het candidaats mocht zij dit niet doen.

Natuurlijk is het een heel andere vraag, of Curatoren later dit besluit niet wijzigen zullen.

Dat dit niet voetstoots kan, zal ieder beseffen, die inziet wat plicht van zelfbehoud bij elke concurrentie eischt. We komen hierop terug.

Toch zien we niet in, waarom niet een andere regeling ware te maken, ook al vertrouwen we, dat een finale oplossing van de nog altoos hangende quaestie dit eerlang overtollig zal maken.

Thans moest slechts aangetoond, wat Curatoren tot het aldus vaststellen van het reglement bewoog; waarom onze regeling niet die van Duitschland zijn kon; om wat reden de wijze van behandeling van vreemdelingen altoos een gemakkelijker pleegt te zijn dan die vanlandgenooten; en uit wat hoofde de Theologische faculteit onder de vigueur van het bestaande reglement, niet anders kon besluiten dan ze deed.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 oktober 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Nederlandsche usantie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 oktober 1900

De Heraut | 4 Pagina's