Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Practicisme.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Practicisme.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

XI.

Zoo bleek ons dan, dat scherp te onderscheiden is tusschen ziekenverpleegsters, die niets anders zijn dan geoefend personeel, door en voor een bepaald ziekenhuis aangesteld, en ziekenverpleegsters, die uit beginsel zich om Christus wil aan dezen dienst wijden.

Ten tweede, dat de naam van: zuster, gelijk die thans ook in geheel buiten alle geloof omgaande stichtingen, gebezigd wordt, als uit Rome overgenomene, en, op die wijs, geheel zinledige, bloote titel, afkeuring verdient.

En ten derde, dat een afzonderlijke kleeding bij het verplegen, en voor een deel bok buiten de verpleging, ook o. i. gewenscht is, mits ze niet zij het rouwkleed, mits ze voor elke vereeniging verschille, door de eischen der verpleging bepaald worde, en niet een uniform zij, dat ook buiten dienst wordt gedragen.

Nu deze drie punten zijn afgehandeld, komen we op de hoofdzaak, op de ziekenverpleging zelve, in verband met Huis en Kerk.

Ziekenverpleging hoort in huis thuis en mpet geschieden door de leden van het gezin. Dit is de gezonde regel; en zullen er op dien regel uitzonderingen gerechtvaardigd zijn, dan moet de reden voor die uitzonderingen blijken.

Aldus verstonden onze vaderen het, en ze zagen daarin recht.

Ziekte en krankheid behooren tot de verschijnselen in het leven, waarmede op zijn beurt elk gezin en schier elk lid van het gezin kennis maakt. Die krankheid in haar verschillende stadiën van onwel zijn, ongesteld worden, naar bed moeten, ziek zijn, en er ernstig aan toe zijn, heeft zoo voor het gezin als voor wie er lid van zijn, een hoogere bedoeling.

Reeds bij het sluiten van het huwelijk, zeggen onze kerken in het Huwlijksformulier het aan de huwenden aan, dat „den gehuwden gemeenlijk velerlei kruis is overkomende, " en onder dat „gemeene kruis" be­ hoort zeker niet in de laatste plaats ziekte en krankheid.

Reeds het gevaar voor ziekte en krankheid legt in het huisgezin den plicht op tot het nemen van allerlei hygiënische maatregelen, in verband waarmede zich ten onzent de vaderlandsche zindelijkheid ontwikkelde. Al is het toch, dat deze zindelijkheidsmanie meer van de huismoeders dan van de dokters uitging, ze had ongetwijfeld hygiënische strekking. Het keercn van stof, het witten met de stukadoorkwast, het boenen piet was, het blank schuren van het metaal, het luchten van het beddegoed, het zuiveren van alle afvoerkanalen, het sluiten van de vliegenkast, het wegbergen en toedekken van alle eetwaren, het kree zijn op al wat de slager bracht, het op vaste tijden uitkloppen van kleekingstukken, het fijn verzorgen van de wasch en het geregeld verschoonen, werkte feitelijk antiseptisch, lang eer iemand ooit van bacillen gedroomd of van de vinding van den Weener hoogleeraar gehoord had. God zelf onderwees hier onze huismoeders in, door het vrouwelijk instinct te ontwikkelen. En al moet toegegeven, dat ze de beteekenis van de badkamer onderschat hebben, toch was destijds voor geen gering deel aan deze zindelijkheidsmanie onzer oude huismoeders, de physieke welstand van ons volk te danken.

Ook zoo echter kwam de eigenlijke beteekenis van krankheid voor het gezin eerst uit, als de krankheid niet slechts geducht werd, maar kwam. Dan bracht ze breking te weeg in den gewonen levenstoon, en verhoogde den ernst. Ze riep tot verhoogde zorge, tot meerder liefdebetoon, tot inniger toewijding. De gezinsband werd, zoodra de arts zijn bezoek bracht, sterker gevoeld. De vrouw, de moeder vooral, maar ook de dochters, erlangden op eenmaal een beteekenis in het gezinsleven, die den man en de zonen eenigszins naar de tweede plaats terugdrong. De dienstbode die meehielp, voelde zich als lid van het gezin en werd als hd van het gezin gewaardeerd. Het onderscheid van dag en nacht, dat anders ook het gezinsleven beheerscht, kromp in, om plaats te maken voor de ééne beheersching van heel het gezin door het ziekbed. Het gebed verkreeg meer klem, meer warmte, meer innigheid. Ook werden de banden met de familie buitenshuis aangehaald, als er een tante of schoonzuster verscheen, om in het verplegen te helpen. Zoo bracht de ernstige krankheid van één lid van het gezin eene geheelen ommekeer in het gezinsleven te weeg, en de strekking van dien ommekeer was dan wel dat de gewone huisorde verbroken werd, maar zóó dat er dieper en voor God rijker werd geleefd.

Maar even goed als we hierin roemen, even volmondig erkennen we, dat de uitzonderingen op den regel er slechter aan toe waren dan thans. Die uitzonderingen waren vele, gelijk ze nog velerlei zijn. Ze ontstonden en ontstaan nog, vooreerst door armoede, als de woning van het gezin te klein is, om het afzonderen van eene ziekenkamer toe te laten, en dus de zieke verpleegd moet worden in hetzelfde vertrek waar de kinderen spelen, de kost gekookt wordt, en heel het gezin verkeert. Ten tweede doet zulk een uitzondering zich voor bij alleenloopende, personen zonder eigen gezin, die aan zich-zelf ble ven overgelaten. En ten derde ontstonden en ontstaan nog die uitzonderingen, zoo de ziekte een besmettelijk karakter draagt, of zoo er wonden zijn, die een bijzondere verpleging vereischen; om nu van gevaarlijke kunstbewerkingen niet eens te spreken.

Ten deele nu zocht men daaraan ook vroeger wel tegemoet te komen door gasthuizen, maar in die gasthuizen ontbrak al datgene, wat het gezin alleen bieden kon, en vond men ook niet meer die gewijde verzorging, die de Roomsche „zusters" uit hooger motief plachten te geven. Zonder vrees voor overdrijving kan men dan ook zeggen, dat oudtijds de ziekenverpleging in het gezin hoog, maar die in de gasthuizen laag stond.

Het is dus zeer wel te verstaan en prijslijk, dat men in onzen tijd aan die laatstgenoemde verpleging uitbreiding heeft ge geven, en ze verbeterd heeft. In onze tegenwoordige ziekenhuizen moge nog niet alles aan de hoogste eischen beantwoorden, toch moet voetstoots erkend, dat ze, in vergelijking met de oude gasthuizen, model-inrichtingen zijn. Er moge terecht klachte vallen over het ontbreken van alle geestelijk element; klachte ook over bedenkelijke proefnemingen, waaraan men de zieken niet zelden onderwerpt; toch bieden ze, uit materieel oogpunt beschouwd, als lichamelijke verplegingsinstituten, in den regel meer dan het beste gezin thans leveren kan. En erkend moet evenzeer worden, dat het optreden in deze ziekenhuizen van verpleegsters, die niet alleen geoefend zijn, maar in den regel ook tot een beteren stand behooren, veel voordeel biedt door warmte, teederheid en liefderijke wijze van behandelen.

Ook is er op zichzelf niets op tegen, dat er naast de ziekenhuizen voor arme lieden ook ziekenhuizen geopend zijn, waar eenzame, op zichzelf staande en alleenloopende personen een onderkomen vinden. V^aar het gezin ontbreekt, kan het gezin geen dienst doen. En ook zulke kranken stellen toch prijs op zorgvuldige en voldoende verpleging. Op een kamer, die men gehuurd heeft, zoo half en half door de juffrouw van het huis of de dienstbode verpleegd te worden, geeft, schoone exceptie nu daargelaten, een gevoel van verlatenheid, dat ook moreel aan den kranke schaadt.

Evenzoo geven we toe, dat er iets goeds in steekt, dat, bij langdurige en ernstige krankheid, de vrouw des huizes thans gereede hulp kan vinden in geoefende ziekenverpleegsters, die haar in haar gezin komen bijstaan. Niet elk gezin is vol uitgegroeid. De vrouw des huizes kan pas gehuwd en nog arm aan ervaring zijn. Er zijn gezinnen zonder volwassen dochters, die moeder konden bijstaan en afwisselen. In al zulke gevallen nu schiet de kracht van ééne vrouw vaak te kort. Die leemte kan nu aangevuld worden door een zuster van man of vrouw, door een moeder of schoonmoeder, of anderszins. Maar zoo ook dit ontbreekt, en de vrouw voor alles zou moeten optornen, mag het een geluk heeten, zoo een geoefende verpleegster van buitenaf de vrouw ter hulpe komt. Anders raakt de vrouw des huizes er tenslotte onder, en ook de zieken lijden er door.

Doch al geven we dit alles toe, en al blijkt hieruit genoegzaam, dat we waarlijk de vlucht, die de vrije ziekenverpleging nam, niet onderschatten, toch leggen weer nadruk op, dat de uitzondering ook hier den regel niet mag vervangen, en dat schade aan het gezinsleven en schade aan ons nationale leven wordt toegebracht, zoo we allengs meer voet geven aan de gedachte, alsof de verpleging niet dan bij uitzondering in huis en door het eigen personeel moest plaats hebben, om als regel voor rekening te komen van ziekenhuizen en in dienst genomen ziekenverpleegsters.

Zoodra het dien weg opgaat, abdiceert de vrouw des huizes, in een der gewichtigste momenten van het gezinsleven, van haar hooge en schoone roeping.

Een huisvrouw en moeder moet, zal het wel zijn, bij een ziekenverpleegster niet achterstaan in kennis van zaken, in practischen zin voor de verpleging, en vooral niet in liefde en toewijding. Een verpleegster die in huis komt, moet niet op de vrouw des huizes als op een inferieure verpleegster neerzien, en de vrouw des huizes moettoonen, dat men zoo denkende zich ten eenenmale in haar zou vergissen.

Hierbij echter stuit men op de moeilijkheid, dat zoo vele jongedochters onnadenkend huwen, zonder van iets op de hoogte te zijn, en dat zoovele moeders niet inzien, dat de opvoeding van haar dochters voor goede huisvrouwen hoogere eischen stelt, dan dat ze op een kostschool zijn geweest, en vormen kennen, en zich verstaan op sierlijke kleeding.

Gewicht hierbij in de schaal legt vooral de gestadige overgang, dien we doormaakten, uit het vroeger meer instinctieve naar het meer bewuste leven. Vroeger was het instinctieve leven veel sterker. Thans nam dit af. Maar in plaats hiervan wonnen we in ons bewuste leven.

Het goed verplegen van de kranken in huis ging vroeger meer als van zelf, door afzien en traditie, Thans heeft men over een goede wijze van verpleging meer opzettelijk nagedacht; en is er allerlei dat men geleerd moet hebben om het te weten. Vroeger woei het iemand ^aan uit de levenspractijk. Thans leert men het in een cursus.

En nu is het een fout, dat de moeders niet inzien, dat haar huwbare dochters datgene, wat moeder zelve haar niet meer aanbrengt, dan toch op andere wijze leeren moesten.

Zoo is het met het koken, zoo is het met het vervaardigen van kleedingstukken, en zoo is het ook met de ziekenverpleging.

Tot de opvoeding van een jong meisje behoort volstrekt niet alleen het leeren van talen, geschiedenis en letterkunde, maar wel terdege ook het leeren koken, huishouden, modemaken en ziekenverplegen; en geen vrouwelijke opvoeding moest voltooid worden geacht, eer bleek, dat werkelijk het jonge meisje in dat alles de noodige kennis en oefening had opgedaan.

Het ontbreken hiervan nu brengt teweeg, dat ook de huislijke ziekenverpleging door het eigen personeel al gebrekkiger wordt, en dit juist leidt er toe, om de ziekenverpleging steeds meer naar ziekenhuizen over te brengen, of ook in huis aan vreemde handen toe te vertrouwen.

En zonder hierin nu al te puristisch te zijn, mogen we toch niet verhelen, dat deze gang van zaken niet in overeenstemming is met de natuurlijke ordinantiën.

Elke moeder in het gezin moet ziekenverpleegster van professie zijn. De eerstgeiüepene. De van zelf aangewezene. Diegene, die geven kan wat geen vreemde kan aanbrengen: de liefde van het moederhart.

Het wegsterven vooral van zoo velen in hospitalen, zonder dat het geloof en de liefde de stervenssponde omringt, is een aanklacht tegen den geest onzer eeuw. Voor het lichaam alles, maar niets ... niets voor de ziel!

Dat nu het Practicisme op dit terrein deze natuurlijke ordening van het gezinsleven zoo heeft achteruitgezet^ en almeer den indruk vestigt, alsof de ziekenverpleging door vreemden het natuurlijkst en het meest normale was, kan niet ernstig genoeg worden betreurd.

Zoo openbaart zich een Christelijke liefde, die daarin juist on-Christelijk is, dat ze den grondslag van het natuurlijke leven dat onder de hoede der Gemeene gratie staat, terugdringt, om er iets extra's, iets buitengewoons, voor in de plaats te stellen.

Het wordt dan een „Christelijke" liefde, die uit zijn verband rukt, wat in zijn verband moest blijven, en die daardoor werkelijke schade aanricht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 december 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Practicisme.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 december 1900

De Heraut | 4 Pagina's