Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De rijkdom der heerlijkheid van zijn erfenis in de heiligen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De rijkdom der heerlijkheid van zijn erfenis in de heiligen.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Namelijk verlichte oogen uws verstands, opdat gij moogt weten, welke zij de hope van zijne roeping, en welke de rijkdom zij der heerlijkheid van zijne erfenis in de heiligen Epheze I : I8

Er is wat de Schrift noemt: „de toekomende eeuw", die ingaat als de Christus wederkomt, en er is „deze eeuw", doelende op al den tijd, die aan Jezus wederkomst voorafgaat. Beide saam vindt ge in dit ééne zeggen van den Heiland, dat de zonde tegen den Heiligen Geest niet zal vergeven worden „noch in deze eeuw, noch in de toekomende”.

Die twee eeuwen vormen dus twee sferen, sferen voor ons leven en sferen voor ons denken. Aan den éénen kant de wereld om ons heen; maar verre daarboven uitgaande de wereld die bij God is, en die eens ook hier beneden die oude, voorbijgaande wereld zal vervangen.

Voor een ongeloovige geeft dit nu geen verlegenheid. Voor hem bestaat alleen „deze wereld" en „deze eeuw". Maar een kind van God leeft tegelijk in die twee werelden en in die twee euwen; en inleven en zich indenken in die twee tegelijk is iets, waartoe hij alleen door genade bekwaamd wordt.

Eerst door bijzondere genade komen die twee bij hem in zuiver evenwicht.

Veelal echter ontbreekt die genade.

En zoo vindt ge dan onder de kinderen Gods aan den éénen kant dezulken, die rijk en vol inleven in deze wereld; nu niet in zondigen, maar in edelen zin; doch die het inleven in de „toekomende eeuw" en in de „toekomende wereld der heerlijkheid" zoo goed als niet kenen, Ze weten v/el dat die eeuw en die wereld omt, maar ze stellen het inleven daarin tot ater uit.

Anderen daarentegen onder Gods kinderen ervallen in de tegenovergestelde eenzijdigheid. e sluiten zooveel mogelijk het oog voor deze wereld, om zich schier eeniglijk bezig te houen met de „toekomende eeuw". In het klooster, at geheel van deze wereld afsluit, vindt dit treven en deze neiging haar voleinding.

Evenwicht is noch bij de eersten noch bij de laatsten. Veeleer is de balans bij beiden geheel doorgezwikt Bij de eersten is de schaal van deze eeuw omlaag, en die van de toekomende eeuw zsveeft in de hoogte. Bij de anderen daarentegen is de schaal van deze wereld geheel uit het gezicht, en alleen de schaal van de wereld die komt, voor hun oogen.

Zoo is het nu bij zoovelen, en zoo dreigde het reeds te worden in de kerk van Eleze toen Paulus nog leefde. En daarom schrijft Paulus aan die kerk, dat hij dag aan dag voor de heiligen van Efeze bidt, opdat hun de bijzon-

dere genade mocht verleend worden, om niet alleen in deze wereld naar Gods heiligen wil te verkeeren, maar om tegelijk zoo „verlichte oogen des verstands'' te verkrijgen, dat ze een klaar en helder inzicht daarin mochten erlangen, „welke zij de hoop zijner roeping, en welke de rijkdom zij der heerlijkheid van zijn erfenis, in de heiligen.”

Die bede van den apostel moest uit de gemeente voortdurend naar God opklimmen. Ze moest rusteloos onze eigene bede zijn.

Immers die bij zondere genade is voor ieder onzer onmisbaar, en ook deze genade schenkt God zijn heiligen alleen, zoo ze hem daarom, met hartelijk zuchten, voortdurend bidden.

„De hoop van zijne roeping" doelt niet op de roeping lot geloof en bekeering. Aan deze roep stem van uw God M door u gehoor gegeven, toen ge geloofd en u bekeerd hebt. De hier be doelde roeping Gods strekt veel verder. Hij, uw God, is in de heerlijkheid, gij zijt op aarde, en nu roept uw God u «it deze wereld naar zijn weïeld, uit uw ingezonkenheid naar zijn glorie, uit „deze eeuw" met haar ellende naarde toekomende eeuw" met haar rijkdom en heerlijkheid.

Aan die roeping is alzoo een vooruitzicht verbonden. Hei vooruitzicht van een volkomen gelukstaat. En op het verkrijgen en verwerven van dien gelukstaat geeft die roeping van uw God u hoop.

Niet een onzekere hoop, die misschien wet en misschien niet vervuld wordt, maar een vaste, ontwijfelbare, zekere hoop, die de volkomen vervulling waarborgt. „De hoop zijner roeping" beteekent alzoo: de volkomen, onwankelbare zekerheid van den gelukstaat, die u wacht.

Toch is die gelukstaat hier nog niet uw deel. Voorsmaak moogt ge ervan genieten, maar het heil, dat komt, is nog als een erfenis, die u wel gtwisselijk wacht, maar toch nog gelijk een erfenis is, in wier bezit ge eerst later komen zult.

Reeds hier op aarde echter is het heel iets nders, of u alleen wordt meegedeeld, dat u een erfenis is toebe< ^ieeld. dan wel of u daarbij tevens wordt meegedeeld, hoe groot die erfenis s, en waarin ze bestaat.

Eerst die laatste kennis maakt u, zoo het een rijke erfenis is, nu reeds rijk voor uw besef.

Zoo dan wil de apostel, dat gij, als kind van od, niet alleen weten zult, dat ge erfgenaam ijt, en dat ge de erfenis eens zeker verkrijgen zult, aar ook waarin die erfenis bestaat. En daarom wil hij, dat ge ook weten zult: „Welke zij de rijkdom der heerlijkheid van die erfenis, " oe overweldigend groot en alle verwachting e bovengaande ze is, opdat de kennisse van ien rijkdom der u toekomende erienis, u hier eeds zalig in hope zou maken voor uw gevoel.

En van deze vreugde der hope en van dit voorit reeds rijk zijn in de kennisse der erfenisse ie komt, zegt hij nu, dat ze leven moet, en alleen even kan, „in de heiligen".

Alleen voor hen toch is die erfenis. Alleen ij ontvangen er de aanzegging van. Alleen in en kan de rechte voorstelling ervan opkomen.

Maar dan ook in hen, in al Gods heiligen, oet die hoop, die voorsmaak leven. Wie als ind van God die hope, dien voorsmaak aiet ent, leeft beneden zijn stand als kind van od; onderschat het werk van Gods genade; n bezondigt zich tegen de ontfermingen en de iefde Gods, die hem dit alles uit loutere geade heeft toebedacht.

Wie in Jezus ontsliep, gaat dus niet plotse ing uit de duisternis hierbeneden over in hel eeuwige licht.

Er was voor hem een geleidelijke overgang.

Eerst kende hij alleen deze wereld, waarin door ods Gemeene gratie nog, o, zooveel schoons, 200veel aantrekkelijks, zooveel edels, zooveel dat welluidt, overbleef, maar dat bij al haar choonheid steeds omneveld bleef met een dampring van zonde en van lijden.

Toen is hem in de ure der bekeering een venster opengeduwd, waardoor hij op eens een itzicht kreeg in een heel andere wereld, onver elijkelijk rijker en schooner, en daarom vooral zoo heerlijk, omdat er geen zonde in was die ezoedelde, en geen lijden, dat de bloem verdorren deed aan haar steel.

Toch zou hij, ook na zijn bekeering, aan zichzelf overgelaten, die twee in zijn blik niet tegelijk hebben kunnen omvatten. Hij zou óf voor dit opengestooten venster zijn gaan staan, om, deze wereld verzakend, maar aldoor in die glansen van het eeuwige te staren; — óf wel, hij zou, in zijn wereld terugkeerend, die ndere wereld, waarop dat opengestooten venster itzicht gaf, hebben verwaarloosd.

Maar toen is hem ook die bijzondere ge nade geschied, dat God de Heere beide voor hem verecnigd heeft, en hem een oog gaf, om tijdelijk in deze wereld de grootheid zijns Gods te bewonderen en onder dien indruk zijn God te dienen, én om in die andere wereld niet maar in te zien, maar ook in te leven, en hier reeds rijk te zijn in de weelde der erfenis die hem wachtte.

En dit is toen zoo voort en voortgegaan. Met altoos zuiverder evenwicht. Met altoos helderder voorstelling. Met aldoor dieper inwortelende verwachting. Krachtig in deze wereld, en tegelijk bezield en verrukt door de wereld die te komen stond.

Tot eindelijk ook zijn ure sloeg, dat God hem, met nieuwe roeping, geheel uit deze wereld wegriep, en, bij aanvang, de heerlijkheid der toekomende eeuw zich voor hem ontsloot.

Toch bfcidt hem ook zoo nog een nieuwe, een laatste overgang.

In het sterven is nog niet de voleinding. Die voleinding komt eerst in „de voleinding der eeuwen" als eens alle tegenstelling wegvalt, en „deze eeuw" en „deze wereld" voorbijgaan, om alsnu opgenomen te worden in de heerlijkheid.

Dan daalt, zegt de Schrift, „de heilige stad, het nieuwe Jerusalem, neder van den hemel, toebereid als een bruid, die voor haren man versierd is". Iets wat natuurlijk niet zeggen wil, dat er dan uit den hemel een stad met straten en poorten en wallen uit de wolken komt, maar dit, dat de chaos, die er na den wereldbrand zijn zal, opnieuw geschapen en gevormd zal worden, en dan tot een heerlijker, heiliger wereld, verre alle vonn en pracht van deze wereld te boven gaande, en dat deze heerlijke gestalte niet uit de aarde zelve zal voortkomen, maar van boven, door God, in gelijkheid aan hemelsche vormen, haar zal worden opgedrukt.

Het uitwendige zal dan volkomen aan het inwendige beantwoorden. De glorie van bui ten aan de heerlijkheid van binnen. De heerlijkheid, die Gods heiligen dan zal omringen, zal één met, en naar maatstaf van, de innerlijke zaligheid zijn. God zien van aangezicht tot aangezicht met het oog der ziel, en den vollen, zuiveien afglans van Gods majesteit bewonderen met hel lichameli)k oog. Zuivere uitstraling naar buiten van wat met onverdonkerd goud glanst in de ziel.

De rijkdom der heerlijkheid dan geen erfenis meer, maar geëigend bezit, met volle, vrije genieting. Niet alleen de heerlijkheid, maar de vrijheid der heerlijkheid van de kinderen Gods.

Reeds nu dragen alzoo die in Jezus ontslapen zijn, de profetie dier heerlijkheid, onderwijl ze in het Vaderhuis verkeeren, in de ziel met zich om. Ze begluren het al reeds. Alleen wat ze nog missen is het opgaan van deze zon der toekomende eeuw boven de kimmen. En dat komt eerst, als Christus komt en triomfeeren zal, en al zijn heiligen met hem.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 december 1900

De Heraut | 4 Pagina's

„De rijkdom der heerlijkheid van zijn erfenis in de heiligen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 december 1900

De Heraut | 4 Pagina's