Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Roman-literatuur.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Roman-literatuur.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Een kort woord zij hier, eer we verder gaan, over Firdusi ingelascht. Men vond het vreemd, dat we na Homerus als episch dichter Firdusi noemden. Waarom? De Schahinanê van Firdusi, d.i. het Koningsboek van Abu'l Kassim Maussür, loopt, wat inhoud en beteekenis betreft, met de Ilias evenwijdig. Bezong de Ilias oud-Griekenland's heldenglorie, die nog in de worsteling met de Perzische macht wonderen deed, in het Koningsboek zijn de oud-Perzische tradities bezongen, die dat volk van Kores eens zoo machtig in de historie deden ingrijpen. Het verband tusschen Homerus en Firdusi bestaat dus wel terdege. Het zijn de Perzen en Grieken, die in de schoonste worsteling aan den Levant tegenover elkander hebben gestaan, en het zijn de oude heldentradities van Griekenland die Homerus, en de oude tradities van Perzië die. Firdusi bezong.

En wat de dichterlijke, de epische beteekenis van de Ilias en van het Koningsboek betreft, zij hier niet alleen naar Heine's, maar ook naar Carrière's oordeel verwezen. Carrière, als weinigen, een kenner van de waarde der poësie, en een man wiens oordeel door Christelijke sympathieën geleid wordt, aarzelt niet, het Koningsboek, een Epos van 120, 000 verzen, zóó hoog te stellen, dat hij er van zegt: „Het is een der machtigst tot bewondering dwingende producten van 'smenschen geest." „Het geeft den indruk van het oneindige, zoo als geen andere kunstschepping dit doet." ^Die Kunst in Zusammenhang der Kulturentwicklung. III. p. 270). Hoe hoog men hem in Perzië stelde, blijkt het best uit zijn artisten-naam van Firdusi, die hem aan het Hof van Mahomed van Gasna werd gegeven, want Firdusi beteekent: De dichter uit het Paradijs.

Vooral in de pas geëindigde eeuw is op dit zeldzaam schoone kunstproduct herhaaldelijk de aandacht gevestigd. Niettegenstaande het vier dikke deelen groot is, werd het opnieuw te Calcutta uitgegeven in 1829; te Parijs door Jul. Mohil, met I^ransche vertaling, in 1838, in 7 deelen; en door J. A. Bulier, te Leiden, in 1883; een uitgave die, doorBuller's dood, bij het 3 de deel steken bleef. In Teheran zag in 1851 zelfs een gelithografeerde uitgave met illustraties het licht. Groote gedeelten er van zijn bovendien vertaald door Atkinson in het Engelsch (Calcutta 1814), door Pizzi in het Italiaansch (Parma 1872), en door Rückert in het Duitsch (Erlangen 1838). Bovendien gaf Görsen in 2 deelen te Berlijn in proza: Het Heldenboek van Iran uit, en zijn voorts episodes vertaald door Weiss von Starkenfels en Graaf Friedrich von Sack. Het werk van Sack in drie deelen beleefde zelfs drie drukken. Er is alzoo geen twijfel, of Firdusi is ook in Europa zoo veelzijdig bekend geworden, dat we in het minst niet kunnen inzien, waarom het noemen van Firdusi onzerzijds min geoorloofd zou zijn geweest, of naast Homerus misplaatst. Het was er ons juist om te doen, dat het Epos uit zou komen als een algemeen menschelijk verschijnsel.

Na deze korte inlassching nemen we den draad van ons betoog weer op, om den overgang van het Heldendicht in de Roma7i kortelijk toe te lichten, opdat de beteekenis van de roman, in haar edeler opvatting, hierdoor te klaarder voor oogen moge staan

Na den val van het Romeinsche keizerrijk was de eenheid der groote natiën verbroken, en waren tal van kleinere nationale formatiën in haar plaats opgetreden. Slechts eenmaal, in den strijd tegen de Saracenen, ontwaakte door de kruistochten een gevoel van eenheid tegen een gemeenschappelijken vijand; maar zelfs de strijd tegen de Mohamedanen, en later tegen de Turken, werd toch verspreid gevoerd, in Frankrijk, in Spanje, in Italië, in het Heilige Land en in het Grieksche keizerrijk. En naast deze verspreide worsteling tegen de Halve Maan, greep in heel Europa een eindelooze worsteling van stam tegen stam, van riddergebied tegen riddergebied plaats, die eerst door Karel den Groote gestuit werd, doch om na zijn verscheiden op kleiner terrein hervat te worden, en in de onderlinge worsteling der enkele ridders van uit hun kasteelen te worden voortgezet.

Toch, hoe gedeeld en verspreid deze veelzijdige worstelingen ook waren, ze wekten niettemin krachtig den heldengeest, en het was deze heldengeest onder het volk, die de oude overleveringen der Kelten en Germanen herleven deed, en zoo aanleiding gaf tot het opstaan van een geheele reeks van epische dichters, die gelijk in het Nibelungen-lied en in de Gudrun omvangrijke worstelingen, of gelijk in de zangen der jongleurs en troubadours, heroïsche episoden op kleiner schaal bezongen.

Vooral deze kleine stukken, in Frankrijk als Chansons de gestes bekend, en in Duitschland door de Meistersdnger voorgedragen, waren destijds de genieting van de ridders op hun kasteelen en van het volk op de markt. Men las niet, maar luisterde. Al deze soorten van epische dichtingen werden met luider stem voorgedragen, en maakten den indruk van zóó uit 'sdichters borst uit te vloeien. Ze waren alzoo meer berekend op onmiddellijk pakken en boeien, en moesten hun dichtvorm daar naar richten. Dit had invloed zoowel op den inhoud als op den vorm. Op den itihoud, in zooverre steeds gezocht moest worden naar iets nieuws, iets verrassends, en evenzoo naar een.stof, die spande, een worsteling teekende, en deze worsteling snel tot beslissing bracht. Voor lange gedachten was geen plaats. Veel meer dan een uur kon men de aandacht niet gaande houden. En evenzoo werkte dit op den vorm. De oude epische maat was te vermoeiend voor het hooren, en moest vervangen worden door lichter

maat. Inhoud en vorm, beide moesten op de voordracht en op het hooren berekend zijn.

Doch hoe machtig ook het verschil was tusschen het groote Epos van vroeger, en deze epische detaildichting, toch bleef de epische trek stand houden, en de grondgedachte van het oude Heldendicht bewaard. Ook bij deze Chansons de gestes toch, was het er om te doen, om de grootheid van het verleden aan de vergetelheid te ontrukken, te bestendigen wat dreigde te vervloeien, en zich door de aanschouwing van vroegere grootheid van ziel weer op te heffen tot idealer standpunt.

De strekking van al deze zangen was dan ook een hoog-Christelijke. Moed won, lafheid verloor. En die moed kwam op, niet uit den soldatengeest der snorrebaarden, maar uit het zich geven voor een heilige zaak, uit het dwepen met een hoog ideaal. Steeds was het de triomf van wat hoog stond, over wat laag was en gemeen. Er sprak minder vermaan dan zedelijke verheifing uit.

Toch verschilde het veel, of in het ridderslot dan wel op de markt voor het volk gezongen werd. De aristocratische geest der ridders stond ook in deze zangen reeds tegen de democratische neiging van het volk over. In beide soort zangen sprak wel dezelfde hooge geest, maar op een anderen toon, en hij riep andere gewaarwordingen wakker. Bij het volk de idee der vrijheid, bij de ridders meer het gevoel van hooge eer; terwijl beider geest in tweeërlei saamvloeide, ten eerste in de verkleefdheid aan eenzelfde religie, en ten andere in beider warm gevoel voor de hooge beteekenis der liefde, en voor de eereplaats die in de worsteling der liefde toekwam aan de vrouw.

Dit saamvattend, kan men dus zeggen, dat dit middeneeuwsche volksepos zich binnen kleiner kring bewoog. Al werd het toch heel Europa door bezield en gedreven door eenzelfden geest, het miste de groote, de machtige eenheid. Er waren allerlei afgezonderde kringen, die in bepaalde streken de landlieden en ridders bezielden door aan die streek eigen overleveringen, en die dusdoende voor een beperkt terrein een eigen epos deden opkomen, en die, in hun losser aard, ditzelfde epos niet in één vasten vorm goten, maar het achtereenvolgens in allerlei vorm ten gehoore brachten.

Hiermee nu veranderde het Heldendicht ook van karakter. Het koos zijn helden in strijders, die, in die bepaalde streek van grooten naam, elders vaak onbekend waren. Zoo werd het Heldendicht almeer gelocaliseerd. Het was niet meer het bezingen van één groote worsteling op leven en dood, waarin eens voor goed heel een volk getriumfeerd en zijn nationaal bestaan bevestigd had, maar het bezingen van avonturen. Het bezingen van ridders die in kleinen kring den geweldenaar hadden weerstaan, indringers hadden afgeslagen, weerstand hadden gebroken, vrede onder het volk hersteld hadden. En reeds hiermede gevoelt men hoe, deze soort dichtingen de roman begonnen te naderen. Men werd door deze zangen steeds meer ingeleid in de geschiedenis en in de worsteling van bijzondere personen en bijzondere geslachten. De daden, die ze bezongen, naderden meer dan dusver aan het gewone menschenleven. Hetgold niet meer een strijd zooals alleen tot het verleden behoorde, en waarvan het levend geslacht zich ternauwernood een voorstelling kon vormen; maar men daalde af tot het leven dat men zelf nog kende, en werd verplaatst in gespannen toestanden, waarvan men zelf de spanning nog in eigen hart voelde natrillen. Natuurlijk stonden ook de helden in die kleine heldendichten nog boven het gewone; hoe zouden ze anders geïnteresseerd hebben.'' Maar toch, de afstand was niet meer zoo groot, of men kon dien in zijn verbeelding overbruggen. En ook in het leven, dat men zelf meeleefde, vormden zich immers nog helden van een hoogen naam.

En hierbij kwam dan nog, dat, wijl de exploiten van deze helden van zooveel kleiner afmetingen waren, men ze ook van naderbij kon bezien; hun leven in scherper en nauwkeuriger trekken kon teekenen; met hun familierelatiën meer vertrouwd was; ze beter in hun intieme leven begluren kon; en overal aan het vrouwelijk element meer plaats kon inruimen. Ging het weleer om het verliezen of het redden van de nationale eenheid, nu was het de religie, de eer, de vrijheid, de liefde, die als hoogste wit bezielden; en de teekening van de worsteling voor dat wit, daalde uiteraard meer in bijzonderheden af, werd meer persoonlijk, en leidde tot in den huiselijken kring binnen.

Want wel woelde er ook in die dagen een geest van verzet in de opkomende burgerij tegen de machtiger standen, maar deze kon zich niet vrij uitspreken, en zocht in het dusgenaamd Dierenepos, zoo als de bekende Reinaert de Vos, een uitweg. Vandaar dat wat het volk eerst met wellust aanhoorde, en later in de romance nazong, ongemerkt verliep in het kleine epos, dat uit het verhevene van het oude Heldendicht almeer afdaalde tot het meer intieme en ordinaire bezingen van avontuurlijke worstelingen. Een gemeenmaking van het Heldendicht zóó sterk, dat het, bij het op den troon komen der Valois, al spoedig zelfs maat en rijm afwierp, om in /rö^'rt-dichting te worden omgezet.

En dit nu is het keerpunt, waarbij het Heldendicht in de Roman overgaat, gelijk wij die kennen. Het wordt detaildichting. Het verhaalde wordt opgesierd met wat niet uit de traditie, maar uit de fantasie van den verdichter komt. Het laat het terrein van het verhevene varen, om kracht te oefenen in het gewone leven. Het is er op uit, om te boeien door het wonderbare en het pikante. Het wil niet meer bloeien 'n hooger sferen, maar het volk in al zijn lagen toespreken. En ten slotte neemt de prozaïsche verdichting de plaats in van het rythmisch zich voortbewegend dicht.

Een overgang, die in den diepsten grond daaruit te verklaren is, dat niet meer heel een volk één massaal leven leidde, maar dat in het ééne volk allerlei kringen met verschillende idealen aan het woord kwamen, en dat uit die kringen ten slotte almeer het individu naar voren trad.

Het is dit op den voorgrond treden van het individu, dat in de reformatie-eeuw voltooid werd, en het is tevens dit tot zijn recht komen van het meer individueele leven, dat aan de Roman haar geboorte gaf.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 februari 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Roman-literatuur.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 februari 1901

De Heraut | 4 Pagina's