Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. Honig van Zeist gaf een uitstekend referaat in het licht over de beteekenis van het schoolwezen voor de Zending.

Hij komt daarin, na een principieele en historische behandeling van het vraagstuk, die gedocumenteerd en keurig ineengezet is, tot deze conclusie omtrent den eisch aan onze Zendingsscholen te stellen:

In de eerste plaats moet dus de school rekening houden met den aard, het karakter, den godsdienst en het maatschappelijk leven van het volk, aan hetwelk men haar brengen wil. Maar in de tweede plaats dient zij nu ook in overeenstemming te wezen met het peil der ontwikkeling van het volk. Want zeker heeft de School de roeping de volksontwikkeling te bevorderen, maar zij mag toch nimmer vergeten, dat zij moet beginnen met zich te richten naar de mate van beschaving, d> ge vonden wordt. Hierover steramen alle deskundigen saam. Trouwens, hoe zou het ook anders kunnen ? Zoo schoon heeft Prof. Woltjer eens gezegd: »de opvoedende kracht van het onderwijs wordt bepaald ten deele door de leerstof, maar vooral door de methode, waarnaar het onderwijs gegeven, en de toepassing, die er van gemaakt wordt. De leerstof, in den vorm van kennis of kundigheid door den leerling opgenomen, vormt zijn geest doordat zij het denken stof en oefening biedt; want tot denken dringt uit haren aard alle kennis en kunst; en verder voedt ze den leerling op, doordat ze hem een gevoel van vertrouwen, moed en macht schenkt met het oog op de omgeving, waarin hij zich bevindt. De methode werkt vormend, dat is opvoedend, daar zij den geest van den leerling in rechtstreekse'.! contact stelt met den geest van den onderwijzer, en hem diens mvloed laat ondergaan, en verder het gevoel van orde, kalmte en voortgang verwekt. De toepassing eindelijk van de medegedeelde kennis of kundigheid vormt voor het leven, doet het verband tusschen denken, t. ennen en leven ervaren; leert inzien, dat de geest heerscht over de stof, wekt tot veelzijdige belangstelling.'' Maar nu mist immers onderwijs, dat geen rekening houdt met de vatbaarheid der leerlingen, deze opvoedende kracht geheel. Wat baat de beste leer stof, als zij door de jonge hersenen niet begrepen wordt? Hoe zal er contact zijn tusschen den geest der leerlingen en tusschen dien van hun onderwij zer, als de kinderen maar niet kunnen vatten wat de meester eigenlijk bedoelt? En hoe zal men toe passen in bepaalde levensomstandigheden eene leer stof, die hoogstens machinaal in het hoofd is opgenomen, maar die niet verstaan en nog veel minder verwerkt is geworden? Welnu, juist wijl dit zoo is, moest 't wel op teleurstelling uitloopen dat de gouvernementsschool voor lager onderwijs zoo sterk leek op de school in ons vaderland; 'en dat de vruch ten der particuliere, met name der Zendingsscholen, meer zijn, is dan ook grootendeels hieraan toe te schrijven, dat zij veel meer op dezen eisch het oog gevestigd hielden. Het Javaansche, Madoeree sche, Soembaneesche volksleven staat nu eenmaal veel lager dan het Nederlandsche, en daarom moet de leerstof op de volksschool in onze koloniën ook veel eenvoudiger zijn dan hier te lande. Daarom drong ook de volksvertegenwoordiger Dr. A. Kuy per zoo terecht in zijn rede over »de Kerstening van Indië" aan op het subsidieeren van rijkswege»van een groot aantal scholen op eenvoudigen voet voor het eigenlijke volksonderwijs. Gelijk ook de heer Graafland uitriep: »de Gouvernements-inlandsche school past nog in geen eeuw voor de Indische Maatschappij! Zij ligt absoluut boven het niveau van ontwikkeling dier maatschappij! Daarom moeten wij terug op onze met te snelle vaart gemaakte schreden: want was het doel der Regeering voor de. inlandsche maatschappij eene volksschool te stichten, dan is het doel voorbijgestreefd."

En dan gaat hij aldus voort:

Een derde vereischte voor de inlandsche school is, dat aan het onderwijs in de Bijbelsche Geschiedenis en den Christelijken Godsdienst eene voorname plaats worde ingeruimd. In eene Zendingsvergadering als deze behoef ik ter verdediging hiervan nauwelijks iets te zeggen. Hechten wij Christenen reeds zoozeer aan dit onderwijs voor onze kinderen, hoe zou het dan nog niet veel meer noodig zijn voor kinderen van ouders, die pas tot het Christendom overgingen of die nog heidenen zijn. En niet slechts om de kinderen bekend te maken met den eenigen Naam onder den hemel tot zaligheid gegeven, eischen wij dit voor de inlandsche school, maar wij doen het ook, omdat vooral het onderwijs in de Bijbelsche Geschiedenis zoo vormend inwerkt. Na tuurlijk oordeelen onze zendelingen niet anders. Luistert slechts, hoe zendeling Albers betoogt: -»het vak, waar het voornamelijk op aan komt is de Bijbelsche Geschiedenis.»

Al verder:

Ten vierde of ten laatste mag «Handenarbeid'' op de inlandsche school niet ontbreken. Ziet, gelijk in ons werelddeel op scholen voor minder begaafde en achterlijke kinderen heel wat tijd wordt besteed aan het werken met aarde, met hout enz., om zoo het bevattingsvermogen te scherpen, en de hand te oefenen en de zintuigen te ontwikkelen, zonder dat te groote inspanning van het zwakkere hoofd wordt gevergd — zoo dringen m. i. de deskundigen op dit gebied als de heeren Graafland en Neurdenburg er terecht op aan, dat aan de kinderen der Javanen, Soembaneezen, Dajakkers enz. op de school eenig handwerk zal worden geleerd. Zoo wordt de vaardigheid bij hen ontwikkeld en tevens aan de ouders een voorwendsel ontnomen om hunne kinderen van de school af te houden.

Een betoog, waaraan hij dan nog de volgende opmerkingen toevoegt:

Van het uiterste gewicht zijn de vragen: hoe moet in de opleiding van personeel voorzien en aan welke vereischten moeten de onderwijzer beantwoorden ? Wat de eerste vraag aangaat, niemand zal meer na de mislukte proefnemmg beweren, dat inlandsche jongelui hierheen moeten gezonden om tot onderwijzers gevormd te worden vrij algemeen is men van oordeel, dat de onderwijzers op kweekscholen dienen opgeleid en gevormd te worden. Zoo doet het gouvernement en de mannen die in de Zending arbeiden, willen niet anders, al geven zij natuurlijk toe, dat aanvankelijk de opleiding van onderwijzers wel door den zendeling in zijn eigen huis geschieden moest. Bij de oprichting van kweek scholen dienen echter de volgende drie zaken wel ter harte genomen, i. Men voUe niet het voorbeeli van het rijk. De kweekscholen in onze kolo niën zijn veel te weelderig ingericht en de daaraan opgeleide inlanders worden veel te hoog gesalarieerd. Hoogst schadelijke gevolgen heeft deze dwaasheid. De inlandsche onderwijzers hebben over 't alge meen bij zeer middelmatige bekwaamheid gruwelijk veel verbeelding (de kleeding van den amb tenaar is hun, die als dandy's voor den dag willen komen, veel te min), voorts maken zij veel misbruik van drank en spel, terwijl 't hebben van zware schulden niets bizonders is. Bij den ]nlandschen onderwijzer vindt gij waarlijk: borduursel a 80 ets. de el; gordijngoed a f 1.50 deel; odeurs, eau de cologne, een toiletspiegel a f 30 genever, bitter, brandy, bier, wijn en champagne ! 2. De directeur en de leeraren aan de kweekscholen moeten niet onze kweekscholen copieeren, maar zij moeten mannen weten te voimen, die voor de eenvoudige inlandsche volksscholen geschikt zijn. Nu zit heel wat geleerdheid er bovenop geplakt, terwijl degelijke (zij 't ook minder omvattende) kennis ontbreekt. 3. De leeraren van de kweekschool maar vooral de directeur van de kweekschool, dient in de eerste tientallen van jaren een buiten gewoon man te zijn. Na wat ik aanvoerde over de vereischte, waaraan de lagere school in Indië moet voldoen, stemt gij mij dit toe, niet waar ? De directeur moet kunnen vaststellen, welk onderwijs nu eigenlijk noodig is voor het volk, waaronder hij woont, en daarna d ent hij zijne leerlingen zoo te kunnen opleiden en bekwamen, dat zij juist dat onderwijs vermogen te geven. Waar dit terrein nu nog veelszins braak ligt, moet vooreerst de directeur wel een man wezen van superieure gaven, en (terloops zij het gezegd!) van den Heere zij afgebeden, dat zulk een directeur voor onze Keu chenius School door de tien Deputaten gevonden moge worden.

En wat voor een man de hoofdonderwijzer aan de lagere school school zijn moet ? Laat br. Albers 't ons eens zeggen. «Aan den zendeling onderwijzer moeten hooge eischen gesteld worden. In de eerste plaats moet hij een Christen paedagoog zijn, iemand, die bij machte is het volk, welks kinderen hij onder zijn invloed wenscht gebracht te zien, te leeren kennen in zijne eigenaardigheid en zijn onderwijs zoodanig in te richten, dat het, ter wijl hij rekening houdt met 's volks eigenaardigheden, dat doel bereikt, dat hij met zijn.onderwijs zich heeft voorgesteld. Dit is geen kleinigheid. Van zulke mannen vindt men er geen 13 in een dozijn, maar het zijn ook geen ideaal-menschen, men vindt ze, men kan ze vormen. Alleen men zoeke ze voorloopig nog niet onder de Inlanders. Daar zijn inlandsche helpers, die schrander mogen genoemd worden, die, wat gemakkelijUheid van leeren aangaa , menig Holiandsch kind tchter zich laten; alleen vindt men bij hen geen paedagogische talenten. De geschiedenis van Java's vorsten is hiervan het groote en onweer sprckelijk bewijs. De leiding eener Zendelingschool dus, en dit is onze conclusie, mag niet toevertrouwd worden aan inlandsche helpers, rtoet opgedragen aan een wel onderwezen, met groote kwaliteiten be gaafd Europeaan, die zijn doel in het oog weet te vatten, en de middelen, waarover hij beschikt, zoodanig weet te kiezen en aan te wenden, dat hij dat doel bereikt." Tot zoover de heer Albers. Let echter op het woord voorloopig. Immers als de Theol. School voor studenten in de Theologie en de Kweekschool voor onderwijzers op Java geopend zijn — Si Balaka heeft er onlangs nog bij vernieuwing in zijne brieven aan herinnerd - dan moet Midden Java allereerst bearbeid door Javanen die zich tot God leerden bekeeren. Zie ik wel, dan blijft nu nog slechts één hoofd punt ter bespreking over. De vraag: in welke verhouding dient de school te staan tot den overigen Zendingsarbeid ? Hierover nog dit. i. De School behoort tot de hulpdiensten. Nooit mag dit uit het oog verloren. De prediking des Evangelies is het eerste en het voornaamste. Waar nu onze geldmiddelen beperkt zijn, daar moet men bij de oprichting van scholen voorzichtig iijn. Qaf dan ook het Rijk aan kweekscholen en lagere s, - l: o!en niet zulk een flink subsidie — slechts enkele v, oede scholen zouden door de Gereformeerden op ons arbeidsveld geopend kunnen worden. Maar ai kan, dank zij de subsidie, veel meer gedaan, toch houde men er steeds rekening mee, dat onze gelden in de eerste plaats voor de prediking des Woords besteed moeten worden. 2. Voorloopig zullen wij ons wel moeten blijven behelpen met de scholen en de inlandsche onderwijzers, die wij nu hebben — maar dringend noodig is toch, dat de Keuche nius-School nu spoedig worde een kweekschool voor inlandsche onderwijzers en dat ook naast br. Zuidema enkele Nederlandsche onderwijzers naar Indië gezonden worden, opdat althans tt Poer woredjo, te Djocja en te Melolo goede lagere scholen kunnen worden geopend. 3. In den eersten tijd zullen deze scholen wel van uit Nederland door de kerken in overleg met den onderwijzer en den missionairen predikant ter plaatse bestuurd moeten worden. Maar wenschelijk blijft toch m. i. dat in Indie door onze Gereformeerden eene algemeene vereeniging worde opgericht, die de Keuchenius-School overneemt, en dat te Poerworedjo enz., plaatselijke schoolvereenigingen worden gevormd, die de inlandsche school besturen. Natuurlijk moeten dan deze Algemeene Vereeniging en de plaatselijke vereeuigingen finantieel door de Gereformeerden hier te landp gesteund. 4. De plaatselijke schoolvereenigingen vormen een bond en kiezen een bestuur, dat in onderwijszaken voorlichting geeft, de scholen inspecteert, geschillen behandelt enz.

Zulke referaten kunnen van uitnemenden invloed zijn.

Ze maken een einde aan de holle phrase, en gaan historisch en paedagogisch op de zaak zelve in.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 maart 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 maart 1901

De Heraut | 4 Pagina's