Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tractementen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tractementen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat men niet zou vermoed hebben, — ook in de Tweede Kamer is, bij de behandeling van de subsidiewet, de positie der predikanten, in verband met hun tractement, ter sprake gekomen, en wel bij monde van minister Borgesius.

Hij had voorgesteld om de tractementen der onderwijzers in die mate te verbeteren dat ze na zeker aantal dienstjaren, en met de hoofdacte, plus herhalingsonderwijs, ten slotte op een tractement van ƒ 1200 konden komen.

Toch was dit in veler oog nog te weinig.

Althans, er werden amendementen ingediend, om er nog iets op te leggen, en hun positie finantieel nog sterker te maken.

Toen nu minister Borgesius zich genoodzaakt zag, met kracht tegen deze begeerlijkheid op te komen, wees hij er o. a. op, dat men toch, vooral in dorpsgemeenten, ook tot op zekere hoogte rekenen moest met de tractementen van andere waardigheidsbekleeders, die althans in niet lager sociale positie zijn, en noemde daaronder met name de predikanten.

Natuurlijk keken de heeren, die een onderwijzer hoog boven een predikant schatten, hier vreemd van op. Vooral geloofden ze hun ooren nauwelijks, dat een man als Mr. Goeman Borgesius zich zoo uitliet.

En toch had de Minister met deze opmerking volkomen gelijk.

In een gewoon dorp bestaat, of men wil of niet, een zekere afscheiding tusschen de meer burgerlijke en meer landelijke elementen.

De eigenlijke bevolking van een gewoon dorp bestaat uit landbouwers en boerenarbeiders, plus enkele mannen van nering en ambacht. En in dien dorpskring vestigt zich een burgemeester, een predikant, een pastoor, een dokter, een notaris, een gemeentesecretaris, en voorts het onderwijzend personeel, als het meer burgerlijk element.

Onder deze nu bestaat vanzelf zekere hiërarchie, d. w. z. zeker verschil van sociale positie.

De burgemeester staat als de man van het gezag bovenaan; op hem volgen de ambtsdragers der kerk; naast dezen staan de dokter, de notaris, en de gemeentesecretaris; en naast dezen weer de hoofden van scholen en de klasse-onderwijzers.

De voorrang dien de ambtsdragers der kerk hierbij innemen, is natuurlijk. Met de onderwijzers hebben alleen de kinderen te doen, met de kerkelijke ambtsdragers de geheele bevolking. Ook vertegenwoordigen zij een meer omvattend geestelijk belang. En bovenal, ze staan hooger door hun veel meer omvattende, veel langduriger en veel duurder studie en voorbereiding.

Zoo is het dan ook altoos geweest, en zoo moet het blijven, omdat predikanten zonder hooger wetenschappelijke vorming onder ons nooit regel kunnen zijn.

Doch dan spreekt het ook vanzelf, dat hun sociale positie hieraan beantwoorden moet.

De levensmanier is onder de verschillende standen verschillend, en die verschillende levensmanier wijst geldelijk op een verschillend cijfer van inkomen.

Nu was eertijds zeker het verschil van tractement tusschen den predikant en den schoolmeester te sterk. Nog in de wet van 1857 rekende men met tractementen van ƒ400 a ƒ 500, terwijl de predikantstractementen wel in den regel de ƒ 1000 haalden, maar toch ook bij lager bedrag nog altoos op ƒ 800 stonden.

Hoe meer dus de onderwijzersstand door degelijke voorbereiding in gehalte klom, hoe meer de eisch gerechtvaardigd was, dat ook zij beter inkomen zouden erlangen-.

Thans eischt de wet, dat het schoolhoofd, ook op het kleinste dorp, beginnen zal met minstens ƒ 750, en dat dit na twintig dienstjaren klimmen zal tot minstens ƒ 900. Komen daar nu nog bij ƒ 150 voor huishuur, en ƒ 60 voor herhalingsonderwijs, dan klimt hij tot een tractement van tusschen de/1100 en ƒ 1200. Minima, die in een wat duurder dorp, door den Gemeenteraad, door Gedeputeerde Staten, en door de Kroon nog minstens met ƒ 100 kunnen verhoogd worden.

Bij onze bijzondere scholen zijn we nog zoo ver niet, maar toch, de tractementen van onze bijzondere onderwijzers gaan steeds naar boven, en het zal zoo vele jaren niet meer duren, of ze halen de tractementen der openbare onderwijzers in.

Moet nu in hetzelfde dorp een predikant het met minder stellen, dan daalt hij onvermijdelijk in sociale positie, en vei valscht men de wederzijdsche verhoudingen.

Dit moet den predikant drukken. Het moet hem belemmeren in de voortzetting zijner studiën. Het moet hem hinderen in de opvoeding zijner kinderen. Vaak zelfs zal het hem den geest benauwen en den lust voor zijn dienstwerk afmatten.

Vooral het blijven staan op eenzelfde tractement, werkt dan zoo nadeelig, Wie pas begint en nog geen kinderen heeft, kan zeker met minder toe. Maar als het inkomen toch reeds zoo bitter klein is, en de familie wordt grooter, en de zorgen nemen dagelijks toe, dan gevoelt toch een ieder, dat dit op schade voor hem, voor zijn gezin en voor de kerk moet uitloopen.

Als het hoofd der school ten slotte met inbegrip van ƒ 150 voor woning, opklimt tot ƒ 1200 a ƒ 1300, eischt toch de verhouding, dat een predikant, behalve vrije woning, na zeker aantal jaren dienst, niet minder dan ƒ 1350 a ƒ 1400 ontvangt. Alleen de interest van zijn studiekosten toch kan men niet lager dan/ 300 per jaar stellen.

Nu spreekt het vanzelf, dat waar niet is, de keizer zijn recht verliest; en we weten genoeg, met wat blijmoedige zelfopoffering meer dan één predikant in zulk geval de hitte des daags gedragen heeft en nog draagt.

Het krap te hebben éds er niet is, gaat nog. Maar wat al te hard is, is te weten dat het wel anders kon, en dan zich in zijn sociale positie bedreigd te zien.

Dit nu raakt de eere der gemeente.

Wie buiten staan, zien toch in den predikant de vertegenwoordiger der plaatselijke kerk, en meiten naar zijn positie de positie van heel de kerk af.

Het scheen ons daarom goed, op dit gesprokene door den Minister Borgesius ook de aandacht van onze kerken te vestigen.

Immers het besef dient ook onder ons door te dringen, dat de finantieele positie van onze predikanten een zaak van de kerken in het gemeen is, en dat de tijd gekomen is, om ook deze zaak der kerken, ernstiger dan dusver onder de oogen te zien.

De onderwijzers sloegen zelven alarm. Te hunnen opzichte ging de beweging van hen zelven uit.

Bij onze predikanten kwam het daartoe nog niet. En nog steeds hopen we, dat het daartoe niet zal behoeven te komen.

Het is voor de eere en den welstand onzer kerken zooveel beter, dat voor wat onze predikanten aangaat, de beweging van elders kome, en zoo lang mogelijk buiten hen omga.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 mei 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Tractementen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 mei 1901

De Heraut | 4 Pagina's