Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Subsidiën.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Subsidiën.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Terecht is onlangs opnieuw gewezen op het gevaar, dat voor onze vrijheid schuilt in het gestadig toenemen van de subsidiën aan ons bijzonder schoolwezen verstrekt.

Geen quaestie dan ook, of als we het voor het kiezen hadden, zou elk Christen onder ons principieel zich tegen alle subsidie verklaren, en verreweg de voorkeur geven aan zulk een toestand, dat alle kosten voor lager, middelbaar en hooger onderwijs geheel en uitsluitend betaald werden door hen, die van dat onderwijs gebruik maken of er belang bij hadden.

De ouders zijn en blijven hier de eerstgeroepenen, en is het dat de ouders tekortschieten in geldelijke kracht, dan is het 't schoonste, zoo de Christelijke liefde mild genoeg van hand is, om hun hierin tegemoet te komen.

We verstaan het dan ook uitnemend, zoo er nog steeds onder ons gevonden worden, die het subsidie-stelsel niet zonder weerzien veld zien winnen, en niet zonder protest de gaven uit 's Rijks kas aannemen. Zelfs zijn er nog altoos enkele scholen, die volstrekt en volstandig elke subsidie weigeren, en zich redden uit eigen middelen.

En toch, hoe schoon en loffelijk dit ook zij, ons komt voor, dat dit hooge ideaal almeer ten eenenmale onbereikbaar is geworden, en dat we thans hebben te kiezen of te deelen. Zullen we ons kerkelijk leven zelve geheel bekostigen, dit uitbreiden, en op een eerzamen voet voeren, dan is het een volstrekte onmogelijkheid, ook nog de volle schoollasten op onze schouders te nemen.

Het ééne sluit het andere eenvoudig uit.

Waren we er in geslaagd, om ook het niet-Christelijk publiek te bewegen, het schoolwezen uit schoolgeld en suppletiën van particulieren te betalen, dan ware het anders geweest.

Zij hadden dan evenals wij, in de eerste plaats voor hun eigen kinderen, en ten tweede voor de kinderen van behoeftige ouders moeten betalen. Dan nog hadden wij daar wel onze kerken bij gehad, maar ons zou het niet gedeerd hebben, zoo wij voor onze kerken de gelden gespaard hadden, die zij uitgeven voor bierhuizen, cafe's, concerten en komedies.

Doch zoo staat de zaak nu eenmaal niet.

Het liberale deel van ons volk betaalt voor zijn eigen kinderen betrekkelijk zeer weinig, en geeft voor het onderwijs der behoeftigen niets, of bijna niets. Heel deze last is op de Rijkskas en op de Gemeentekas geschoven. De schoolgelden zijn daardoor tot een minimum gedaald. En althans de kin deren der mindergegoeden ontvangen alle onderwijs geheel kosteloos.

Dit nu heeft tengevolge gehad, dat het schoolwezen op steeds duurder voet is ingericht, zoodat het openbaar onderwijs welhaast op ƒ 30 per kind zal staan. Die inrichting op hooger voet van het openbaar onderwijs heeft van zelf tengevolge, dat ook aan de bijzondere school steeds hoogere eischen worden gesteld, en dat ook ónze onderwijzers veel hooger dan vroeger moeten bezoldigd worden. Nu komt er weer het herhaHngsonderwijs bij. Dit verhoogt niet alleen de kosten, maar doet ook aan tal van ouders zeer aanzienlijke verdiensten van hun kinderen derven; een verHes dat niet zelden meer dan / 100 'sjaars beloopt: Weldra zal dus ook onder ons, het onderwijs door elkander op minstens / 25 per kind komen te staan.

Ware nu ons schoolwezen beperkt gebleven, zoodat er over heel het land al te zamen een 60 a 80 scholen waren, zoo kon men nog hopen, dat de meergegoeden in de groote steden het steeds klimmend tekort zouden kunnen aanvullen. Maar nu het bijzonder onderwijs welhaast 250, 000 leerlingen gaat tellen, beloopt dit tegen ƒ 25 per kind een som van zes en een kwart miljoen, en die som is eenvoudig niet uit eigen middelen te vinden, nu die eigen middelen door de belasting voor de openbare scholen steeds meer bezwaard worden.

We hebben dus geen andere keuze, dan om of ons bijzonder schoolwezen te laten verloopen, te beletten dat het zich uitbreidt, en almeer bij het openbaar onderwijs ten achter te raken, of we moeten minstens zooveel van het Rijk terug vragen, als we zelve in de belasting voor de openbare school betalen.

Doch zelfs dan zijn we er nog niet. Immers de openbare school dwingt ons dan toch altoos nog, om ons lagere schoolwezen op veel hooger voet in te richten dan onze eigen middelen toelaten, eenvoudig wijl over het heele land genomen, onze menschen naar evenredigheid veel meer dan bij de andere richtingen, tot de kleine, en zeer kleyne luyden behooren. Dit maakt, dat de enkele meer vermogenden onder ons het ontbrekende bij geen mogelijkheid meer kunnen aanvullen, en dat, zoo zij dit pogen te doen, het niet anders kan, of de kerk moet er te langen leste onder bezwijken.

Men stelle zich daarom met klaarheid de zeer ernstige vraag voor oogen, of het goed zou zijn, zoo we, door alle subsidie af te wijzen, teruggebracht werden tot een gebrekkig schoolwezen, genoodzaakt werden de uitbreiding van ons schoolwezen tegen te gaan, en ten slotte in de instandhouding van ons kerkelijk leven belemmerd werden.

De kerk gaat, voor de toekomst van ons volksleven, in beteekenis boven de lagere school. Als de kerk inzinkt, bezwijkt alles. Nu vereischt ons kerkelijk leven nog gestadig toevoer van nieuwe bestaansmiddelen. We moeten ons kerkelijk uitbreiden. Tal van kerkgebouwen, van pastorieën, van catechisatiekamers, van diaconale verzorgingen wachten op meerderen steun. Onze zending begon pas, en zal steeds hoogere bedragen eischen. Vooral ook de predikantstractementen roepen in tal van gemeenten om verhooging. Voor ónze kerken alleen is minstens per jaar een millioen meer noodig dan we er thans voor uitgeven, wat per gemeente nog slechts ƒ 1500 meer voor kerk, predikant, en diaconie zou zijn, plus de zending en de pensioenen.

En hoe ter wereld wil men nu, waar^? V reeds te veel vergt van onze kracht, ons zoo zwak oeconomisch vermogen nog gaan belasten met heel de schoolverzorging ?

Men kan dit wel eischen, maar het is een onredelijke eisch; een eisch die afstuit op de grenzen van ons geldelijk vermogen.

Amsterdam, 31 Mei 1901.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Subsidiën.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1901

De Heraut | 4 Pagina's