Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Niet met opgraven gevonden.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Niet met opgraven gevonden.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ja het bloed van de zielen der onschuldige nooddruftigen is in uwe zoomen gevonden: k heb dat niet met opgraven gevonden, maar aan allen die. Jeremia 2 : 34.

Kort geleden deed het bericht de ronde, dat in Frankiijk, bij het verbouwen van een huis, twee menschelijke geraamten verstopt in den bodem werden gevonden.

Dit bewees misdaad.

Dit toonde, dat in dit huis dubbele moord was gepleegd. En aanstonds riep die hoop beenderen, die men met de doodshoofden vond, tweeërlei gewaarwording wakker. Onwil keurig toch verplaatste men zich met zijn verbeelding in den doodsangst der wanhoop, 5waaronder deze twee slachtoffers van laaghartige wreedheid bezweken waren. Maar ook greep tegelijk de gedachte aan, dat deze misdaad nu pas aan het licht trad, en dat de schandelijke booswicht, die den dubbelen sluipmoord pleegde, er in geslaagd was, zijn gruwel verborgen te houden, en aan zijn gerechte straf te ontkomen.

En stond dit geval nu nog alleen! Maar, helaas, men weet beter. Uit de jongere geschiedenis van Engelands misdaden is nog vreeslijker geval bekend. Uit Zuid-Amerika kwam gelijksoortig bericht. Bij het afbreken van oude ridderkasteelen is hetzelfde voorgekomen. En wat nog meer zegt, hetgeen nu, Gode zij dank, hooge uitzondering is, kwam in vroegere, min veilige tijden, vooral in herbergen met nachtlogies, herhaaldelijk voor.

Het bedekken en verbergen van moord, door het lijk, voor aller menschenoog verborgen, in den grond weg te stoppen en onvindbaar te maken, is in afgelegen streken en in tijden van barbaarschheid veelvuldig voorgekomen. Zoo veelvuldig, dat de Heere zelf tot Israël, een volk dat maatschappelijk hoog stond, beeldspteukig van zij.i zonde zeggen kon: „Het bloed van de zielen der onschuldigen heb ik ? iiet met opgraven, maar als bloedvlekken aan de zoomen van uw kleed gevonden". Wat natuurlijk zeggen wil: Ge naamt in uw schaam teloos misdoen zelfs de moeite niet om uw zonden te verbergen.

De gruwel dien ge begingt, begiugt ge voor de zon, zoodat al het volk er getuige van was,

„Niet met • opgraven gevonden", is iets wat, in dien algemeenen zin, van óns maatschappelijk saamleven niet meer zou te zeggen zijn.

Het wijst op een verwilderden toestand, toen het moorden in stilte, en het onder den grond wegstoppen van het lijk van zijn slachtoffer, nog veel voorkomende practijk was.

Slaar het woord des Heeren: Ik heb het bloed van uw slachtoffer tüet door opgraven, maar in de bloedvlekken aan uw gewaad gevonden, zegt ook ons toch, dat het verbergen van zijn misdaad nog altoos de macht der consciëntie, nog altoos vreeze voor de wrekende gerechtigheid, nog altoos angst voor het uit komen verraadt; terwijl omgekeerd een volk, o, nóg zooveel dieper gezonken is, wanneer de misdadiger zelfs de moeite des verbergens zich spaart, en wat hij zondigt schaamteloos zondigt voor aller oog.

Nu laten we de beeldspraak bij Jeremia, en den moord waarop ze doelt, terzijde. De be veiliging van het leven der menschen is, dank zij onze meerdere publiciteit, onze hoogstaande politie inrichting, en de snellere verkeersmiddelen, wat ze eertijds van verre niet zijn kon.

Maar voor het beginsel in deze Godspraak uitgedrukt, maakt dit geen verschil.

Moord moge het vreeslijkste zijn, voor God weegt elke zonde, en van alle zonde zonder onderscheid geldt het, dat ze tweeërlei stadium kent; eerst ee n stadium dat ze zich nog verbergt, en dan een stadium dat ze alle schaamte af werpt, aan niets zich meer stoort, en gewetenloos in het openbaar optreedt.

Dit nu teekent het standpunt, waarop uw volksleven staat.

Zonde is er in eiken volksstaat, maar de éene maal woelt er in het volksleven een zonde, die het verborgene zoekt, die zich schuil houdt, en door vreeze voor ontdekking in toom wordt gehouden; terwijl een ander maal de zonde de bedekselen der schaamte afwerpt, de publieke consciëntie trotseert, alles in het openbaar aandurft, en ten slotte haar eere in haar schande stelt.

Wie de teekenen der tijden wil verstaan, geeft er daarom acht op, als dit tv, 'eede, veel bedenkelijker stadium intreedt, en allerlei onedels, laags en gemeens op de pubüeke markt des levens wordt uitgestald.

Dit toch toont geestelijke inzinking van het volk. Steeds dieper gaand zedenbederf. Brutaler optreden van wat in betere periode wel woelde, maar door de macht der zedelijke volksopinie in zijn schuilhoek bleef teruggedrongen.

Het gevaarlijkst hierbij is, dat de aldus bru taaiweg optredende zonde zich aandient in het kleed eener hoogere voonreffelijkhed.

Men roemt dan in zijn oprechtheid, men vraagt eerbied voor zijn openhartigheid, men wil in aller schatting hoog staan aangeschreven, omdat ipen een afkeer heeft van het zondigen in het geniepige, van wal men noemt de kat in het donker knijpen, en zich voordoet zooals men is.

Die anderen die ook zondigen, maar er niet voor durven uitkomen, en zich in anderer bijzijn nog braaf en soms vroom aanstellen, dat zijn de lage, de gemeene, de karakterlooze, de verachtelijke figuren. Dat zijn het addergebroedsel van het Farizeïsme. Zij daarentegen, die er voor uitkomen, dat ze in wat wij zonde noemen, geen been zien, en zich voordoen zooals ze zijn, zij zijn de mannen van karakter, de moedigen, de oprechten. Hun treft geen blaam.

En dat pakt. Dat heeft vat op wie niet doordenkt. En het is niet te zeggen, hoevelen onder het opkomend geslacht van die uitstalling der zondige oprechtheid, die toch niet anders dan zondige brutaliteit is, reeds het slachtoffer zijn geworden.

Gelukkig komt de zonde van Sodom in ons land niet dan uiterst zeldzaam voor, en hield ze zich stiptelijk schuil; maar naar dit systeem zou dit anders moeten worden, en waren de mannen van Sodom, die brutaalweg bij Loth's huisdeur voor hun duivelschen lust uitkwamen, de eerbare, de oprechte, de nobele mannen van karakter.

Dat men vroeger slechte boeken ook wel in stilte las, was geniepig, maar zij die thans tot zelfs in onze beschaafde kringen hun vuil en wellustig geschrijf tot zelfs onder vrouwenoogen brengen, en de vrouwen dia zulk geschrijf in anderer bijzijn lezen en er over meepraten, dat zijn de mannen en vrouwen voor wie men respect zal moeten hebben, want zij huichelen althans niet.

Dat het tegengaan van den kinderzegen eertij s bijna alleen in huizen van ontucht bekend was, was heimelijke zonde, en dat ihans diezelfde practijk in het publiek aanbevolen, en de instrumenten er voor uitgestald worden, zal bhjk van hooger beschaving zijn.

Zelfmoord, vroeger verafschuwd en verheimelijkt, thans door mannen van wetenschap geloofd en gepleegd, zal een teeken zijn van hooger levensopvatting.

Onder idealen schijn toch stoffelijk voordeel te beoogen, was eertijds de uiting van lager karakter; maar gelijk thans, op de wijs vaneen Cecil Rhodes, brutaalweg zelfs de toekomst van heel een volk aan zijn gouddorst te wagen, zal openbaring van hooger standpunt zijn.

Kortom, in wat vroeger heette gezondigd te worden, lag het kwaad met. Dat was mensche lijk. Het kwaad was miar, dat men zijn zonde bedekte en in het verborgen bedreef. En de uitnemendheid van het thans levend geslacht steekt daarin hoog boven de bekrompenheiden geniepigheid van het voorgeslacht uit, dat men thans ook wel dezelfde zonde en veel erger bedrijft, maar dat men voor het minst den moed der oprechtheid bezit, om er voor uit te komen, en alle bedeksel der schaamte met mannenmoed en kloek van karakter verafschuwt.

Eigenlijk had God de Heere in Jeremia's dagen tot Israël moeten zeggen: Dat was de zonde uwer vaderen, dat ik naar hun zonde graven moest, en hierin zal ik u zegenen, omdat gij uw zonde niet verbergt, maar de bloed vlek van uw slachtoffer aan den zoom van uw kleed draagt.

Maar dat juist heeft de Heere niet gezegd. Wat de Heere door Jeremia tot Israël sprak, luidde juist omgekeerd: „Gij zondigt als uw vaderen, maar gij zijt schuldiger dan zij waren, want bij hen moest ik naar hun zonde graven, en gij draagt ze openlijk, in den zoom van uw kleed.

Zoo is dus de gewaande oprechtheid in het zondigen, wel verre van een verontschuldiging te zijn, de meest drieste verergering van de zonde die zich denken laat.

Wie zondigt en zijn zonde verbergt, toont voor 't minst nog vreeze voor de gerechtigheid te kennen. Wie aan niets zich stoort, en publiekelijk zijn zonde uitstalt, en ten slotte zelfs er zich op beroemt, toont dat alle vieeze voor de publieke consciëntie, alle vreeze voor de gerechtigheid, alle vreeze voor God, met tak en wortel uit zijn zielsbestaan is uitgerukt.

Zal daarom de heimelijke zondaar, de heimelijke zondaresse zich op het zondigen in den stille verhoovaardigen, denkende: Zoo slecht als die brutale plegers van het kwaad ben ik tocii nog niet.

Dat hij of zij, in wiens hart ooit zoo listige gedachte sloop, gedenke aan het wee u! dat Jezus over de geveinsden uitriep, en zich schame voor zijn God, dat zoo diep-goddelooze zelfmisleiding ook maar een oogenblik door ; , ijn ziel toog.

Wie God» kent, heeft zooveel ontzettender verantwoording dan het kind der wereld.

Neen, laten de stille zondaars zich vooral niet vleien met hun heimelijkheid, maar zich zelve onvoorwaardelijk veroordeelen, en God danken, dat Hij ze dusver van het brutale teiughield, en Hem bidden, smeeken, vuriglijk smeeken eiken morgen en eiken avond, dat Hij ze door zijn almachtige genade van hun heimelijke zonde eens en voor altoos afbrenge.

Maar inmiddels blijft ook ons volk het bitter verwijt van Jehovah tot Israël gelden.

Zonde, waarnaar niet meer gegraven behoeft, te worden, maar die in het openbaar op de markt des levens wordt uitgestald, toont, dat in het volk de volksconscientie wordt toegeschroeid.

Daartegen moet van het volk des Heeren een rusteloos protest uitgaan.

Tegen die verergering van het kwaad moet alle man van ernst zich met kloeken moed opmaken.

In Sodom was de schaamte weg, en Sodom en Gomorrha zijn in de Zoutzee verzonken. In het latere tijdperk van Griekenland en Rome wierp eveneens de schandelijkheid brutaalweg eiken sluier af, en Rome en Griekenland zijn ondergegaan.

Gesluierde zonde velt haar duizenden, maar de zonde die eiken sluier afwerpt, haar tienduizenden.

Een volk, waarin de brutaliteit der zonde hand over hand toeneemt, is rijp voor het verderf.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 juni 1901

De Heraut | 4 Pagina's

„Niet met opgraven gevonden.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 juni 1901

De Heraut | 4 Pagina's