Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

»Gereformeerde heffinselen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

»Gereformeerde heffinselen.”

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

De bedenkifig, door sommige broeders tegen Art. 2 ingebracht, bleek bij nauwkeurige toetsing van dit artikel ongegrond. Noch volgens de bedoeling der Vereeniging, noch volgens de woorden van dit artikel werd een tegenstelling geihaakt tusschen de Gereformeerde beginselen en de belijdenisschriften. En wat alles afdeed, de uitdrukkelijke verklaring aan het slot van dit artikel, dat de Vereeniging aan de belijdenisschriften zulk een gezag toekent als de Synode van Dordt daaraan toegeschreven had, sneed voor alle misverstand den pas af.

Dr. Bouwman heeft in zijn referaat dit argument dan ook laten rusten en betover een geheel anderen boeg gewend. Volgens hem, en hierop komt kort saamgevat heel zijn betoog neer, zijn de Gereformeerde beginselen voor alle wetenschappen in de Confessie te vinden. Het is dus z. i. overbodig het onderwijs in de verschillende wetenschappen aan de Gereformeerde beginsden naast de Confessie te binden, want in de Confessie staan deze beginselen volledig uitgedrukt, niet alleen voor de Theologie, maar ook voor de Juridische, Medische, Litterarische en Natuurkundige wetenschappen.

Op dien grond concludeert hij dan, dat de Vereeniging veel juister had gedaan met als grondslag voor al haar onderwijs de drie Formulieren van Eenigheid te stellen. Niet alleen dat deze grondslag volkomen voldoende zou geweest zijn, maar het noemen van de Gereformeerde beginselen naast de Confessie levert z. i. een groot gevaar op. Vooreerst, omdat deze beginselen, voor zoover zij niet in de belijdenis staan geformuleerd, in de lucht hangen, of gelijk hij het uitdrukt „zoek zijn". En ten tweede omdat het „onwetenschappelijk" en „tyranniek" is, een hoogleeraar bij zijn onderwijs aan zulke niet geformuleerde beginselen te binden. Het levert hem over aan de willekeur van wat in sommige kringen als „Gereformeerde beginselen" geldt.

Het spreekt wel vanzelf, dat heel dit betoog staat of valt met de gestelde praemisse,

Is het juist, dat in de Confessie alle Gereformeerde beginselen voor elke wetenschap geformuleerd te vinden zijn, dan is de band aan de Confessie alleen voldoende en behoeft de zooveel moeilijker weg, dien de Vereeniging insloeg, niet bewandeld te worden.

Maar ook omgekeerd, kan worden aangetoond, dat de confessie blijkens haar aard en inhoud zulk een compendium van de Gereformeerde beginselen voor de onderscheidene wetenschappen niet geeft en niet geven kan, dan zijn de bezwaren, door hem ingebracht, niet te wijten aan het onjuiste standpunt door de Vereeniging ingenomen, maar volgen zij uit den aard van het weten­ schappelijk onderzoek zelf en zijn ze dus onvermijdelijk.

Alle bezwaren door Dr. Bouwman aan de practijk ontleend, hebben daarom in ons oog slechts ondergeschikt belang.

Het hoofdpunt, jvaar de strijd om gaat, is dus, of de Gereformeerde beginselen voor elke wetenschap in de Confessie te vinden zijn. Het grootste deel van het veelszins voortreffelijk referaat van Dr. Bouwman is dan ook aan dit punt gewijd. Bij elke wetenschap noemt hij enkele grondbeginselen op en tracht dan aan te toonen, dat deze in de belijdenis liggen uitgedrukt. Een methode, die zeker niet nalaat op den lezer indruk te maken, ook al ware het wellicht juister geweest, de quaestie principieel op te vatten en aan te toonen, dat de aard eener Confessie medebrengt, dat de kerk daarin voor elk gebied der wetenschap de beginselen vast stelt.

Voordat wij Dr. Bouwman bij deze Rundschau volgen, wijzen wij echter eerst op de conclusie, waartoe hijzelf na zijn onderzoek kwam, omdat daarin de zwakheid van zijn betoog wel het duidelijkst uitkomt:

Zoo hebben wij dan in enkele trekken gezien, dat de grondbeginselen, waarvan de geloovige wetenschap heeft uit te gaan bij de beoefening der wetenschap, in de belijdenis zijn opgesloten. Zelfs zouden wij de stelling durven volhouden, dat er geen Gereformeerd grondbeginsel is, dat als uitgangspunt voor het denken kan gelden, of het is, hetzij dan wel omschreven of in mice, reeds in de belijdenis aangegeven, ja, indien men iets als beginsel poneert, dat niet reeds in de belijdenis ligt opgesloten, is het geen beginsel, waarop men een wetenschappelijke inrichting kan gronden.

Dr. Bouwman heeft niet veel moed noodig om deze stelling te poneeren, want zóóals ze daar staat, is er wel niemand onder ons, die haar betwisten zal.

Maar voor het punt, waar het geschil over loopt, zegt deze stelling niets.

De vraag is toch niet, of het Gereformeerde grondbeginsel, dat als uitgangspunt voor heel ons denken gelden kan, in de Confessie te vinden is, maar of de verschillende Gereformeerde beginselen, die ten grondslag moeten worden gelegd voor elke wetenschap afzonderlijk, daarin klaar en duidelijk zijn geformuleerd.

Het onderscheid tusschen deze beide springt in het oog.

Grondbeginsel voor alle wetenschap is de vreeze des Heeren, maar met dit grondbeginsel alleen komt men bij de beoefening der wetenschap nog geen stap verder, omdat de vraag juist is, welke beginselen uit dit grondbeginsel voortvloeien voor de theologie, de rechten, de letteren enz.

In het eene grondbeginsel van de Souvereiniteit des Heeren wortelt heel de Gereformeerde Theologie. Maar niemand zal beweren, dat hij met dit eene grondbeginsel kan volstaan om als Gereformeerd Theoloog op te treden. Het komt er juist op aan, hoe het beginsel nu nader is uitgewerkt voor de leer der voorzienigheid, der praedestinatie, der heilsorde enz., om te weten, of iemand waarlijk Gereformeerd is of niet.

Indien instemming met en band aan^de grondbeginselen voldoende was, dan had onze Confessie met twee, drie artikelen kunnen volstaan. Dan had niet zoo nauwkeurig en uitvoerig als dit in belijdenis en catechismus geschiedt, voor elk stuk des geloofs en voor elke ordinantie van onzen levensweg behoeven te worden aangewezen, wat de Gereformeerde beginselen zijn.

Want wel is het volkomen waar, dat al deze beginselen niet los naast elkaar liggen als een hoop zand zonder innerlijk organisch verband; dat ze veeleer één geheel vormen, dat naar logische consequentie uit één grondbeginsel kan worden afgeleid, en dat daarom al deze andere beginselen in kiem reeds in dit ééne grondbeginsel schuilen.

Maar wie daarom wanen zou met dit ééne grondbeginsel te kunnen volstaan, begaat tweeërlei misslag.

Vooreerst miskent hij den arbeid des Heiligen Geestes, die uit deze kiem de plant opschieten deed, die ons niet alleen den wortel maar ook den boom schonk.

En ten tweede vergeet hij, dat door de zonde ook het verstand verduisterd is en dientengevolge zelfs de geloovige volstrekt niet altijd doorziet, wat naar wettige consequentie uit h#t door hem beleden grondbeginsel volgt.

Zijn niet alle Christelijke kerken het eens over de groote Christelijke grondbeginselen, die in de XII geloofsartikelen besloten liggen, en blijkt toch niet, hoever in de toepassing dier beginselen de Roomsche en Protestantsche kerken uiteengaan.?

Reeds hieruit blijkt dat Dr. Bouwman met zijn steUing ons niet verder brengt. Maar nog sterker komt dat uit, waar hij toegeeft, dat zelfs deze grondbeginselen van ons denken nog niet eens wel omschreven en duidelijk geformuleerd, maar ten deele althans, in mice, d. w. z. in knop verscholen, nog onontwikkeld in de belijdenis te vinden zijn.

Het groote bezwaar tegen Art. 2 der Statuten is juist, dat de daar genoemde Gereformeerde beginselen niet duidelijk zijn omschreven en het daarom onwetenschappelijk en tyranniek is, een hoogleeraar aan deze beginselen te binden.

Dr. Bouwman zal ons daarom een beteren weg wijzen. Hij zal aantoonen, dat deze Gereformeerde beginselen voor elke wetenschap in de Belijdenis klaar liggen uitgedrukt.

En de slotsom waartoe hij komt, is dat zelfs de grondbeginselen voor ons denken in de Confessie nog slechts in kiem voorhanden zijn en dringend nadere uitwerking en formuleering behoeven!

Indien Dr. Bouwman nu waarlijk meent dat „band aan de Confessie" meer waarborg biedt dan Art. 2, omdat in de Confessie de Gereformeerde grondbeginselen in nuce voorhanden zijn, dan kan de zaak nog meer vereenvoudigd.

Men kent het bekende woord van Luther, dat in het eerste geloofsartikel: Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper van hemel en aarde, in kiem heel de Theologie en alle Christelijke wetenschap opgesloten ligt.

En volkomen terecht, want wie dit eerste geloofsartikel belijdt in al zijn diepte en met alle consequentiën die er uit voortvloeien, die heeft de ware beginselen voor heel de Christelijke wetenschap.

Maar wat zou men zeggen van een Gereformeerde Universiteit, die meende te kunnen volstaan met dit eerste. Geloofsartikel ten grondslag te leggen voor haar onderwijs, omdat in nuce alle beginselen voor de wetenschap daarin te vinden zijn ?

Hoewel de slotsom, waartoe Dr. Bouwman komt, duidelijk de Achilles-hiel van zijn stelsel toont, schijnt het tcch, dat in het voorafgaande betoog de oogst van Gereformeerde beginselen, dien hij op den akker der confessie inzamelde, veel grooter is dan deze conclusie verwachten doet.

Niet alleen enkele g-r(7«rfbeginselcn, en dat nog in kiem, maar allerlei diepingrijpende afgeleide beginselen worden door hem opgenoemd, die in de confessie geformuleerd voorkomen en die hun invloed op elke wetenschap gelden doen. Voor den oppervlakkigen lezer moet het zelfs den schijn hebben, alsof het pleidooi ten gunste der Confessie daarmede beslist is.

De vraag, of deze door Dr. Bouwman genoemde beginselen metterdaad alle in de Confessie voorkomen en of met deze beginselen het Gereformeerde karakter van elke wetenschap genoegzaam gewaarborgd is, laten wij een oogenblik rusten, om thans alleen te wijzen op een grondfout, waaraan o. i. heel dit betoog lijdt.

Bij de vraag, welke Gereformeerde beginselen voor elke wetenschap afzonderlijk gelden, moet scherp onderscheiden worden tusschen die beginselen, die als zoogenaamde „leenstellingen" aan de Theologie ontleend worden, en die principiën, waarop deze wetenschappen zelf worden opgebouwd.

De wetenschappen leven niet elk in een afzonderlijk, hermetisch gesloten huis, maar vormen saam één Universiteit, zijn door allerlei organische banden aan elkaar verbonden, komen telkens met elkaar's resultaten in aanraking en hebben deze op eigen terrein te gebruiken en te verwerken. Er vindt tusschen deze wetenschappen een Wechselwirkung plaats, waaruit de diepere organische eenheid van alle wetenschap blijkt.

Zoo heeft de Theologie niet zelve de beginselen van het logisch denken vast te stellen, maar ontleent ze deze aan de Logica, die in de litterarische faculteit thuis hoort. Zoo heeft de Medische faculteit niet zelve de beginselen van het zicleleven op te sporen, maar neemt ze die over van de Psychologie. Zoo heeft de Juridische Faculteit niet zelve de beginselen van het zedelijk leven na te gaan, maar rekent ze met hetgeen de Ethiek haar desaangaande leert.

Maar niemand zal daarom beweren, dat deze logische, psychologische en ethische beginselen nu de eigenlijke beginselen zijn, die aan de Theologische, Medische en Juridische wetenschap ten grondslag liggen. Het zijn principiën, die, hoe sterk hun invloed ook moge wezen op heel den opbouw dier wetenschappen, toch altijd geleende principiën zijn en waarnaast de eigen beginselen der Theologische, Juridische en Medische wetenschap hun volle recht en plaats behouden.

Precies nu dezelfde verhouding als tusschen deze wetenschappen onderling, vindt plaats tusschen deze wetenschappen en de Theologie.

De Theologie, als de wetenschap van de geopenbaarde kennisse Gods, komt met de diepste vraagstukken van het menschelijk leven in aanraking. Ze leert ons niet alleen God zelf kennen, maar ook God in betrekking tot Zijn schepsel.

Het is dus haar taak en roeping, om uit Gods Woord de beginselen op te delven, die heel dit terrein van het menschelijlc leven beheerschen. De groote vraagstukken van het ontstaan aller dingen, van den oorspronkelijken stand des menschen, van de beteekenis van den zondeval en den weg der verlossing enz. behooren tot haar gebied.

En in normale verhouding hebben de andere wetenschappen, voor zooverre zij met deze religièuse vraagstukken in aanraking komen, deze niet zelfstandig te onderzoeken, maar dankbaar gebruik te maken van het licht, dat de Theologie uit Gods Woord daarover ontstak.

Aangezien nu de rijpe vrucht van dit Theologisch onderzoek, gelijk Dr. Bouwman terecht opmerkt, door de kerk is gedocumenteerd in haar Confessie, spreekt het wel vanzelf, dat in deze belijdenis tal van beginselen zijn te vinden, die voor elke wetenschap van het hoogste belang zijn.

Voorzoover nu Dr. Bouwman in zijn referaat op heldere en overtuigende wijze in het licht heeft gesteld dat elke wetenschap met deze „theologische" beginselen te rekenen heeft en, indien zij dat niet doet, • op een dwaalspoor geraakt, heeft hij aanspraak op dankbare waardeering en vindt zijn betoog weerklank bij eiken belijder van den Christus.

De grondfout van heel de nieuwere wetenschap, die met de Theologie niet meer rekent en nu zelve zich opwerpt als meesteres, om over de diepste vragen van het menschelijk hart te oordeelen, is daarmede opnieuw klaar en duidelijk blootgelegd.

Maar hoeveel verdienste in dit opzicht zijn betoog hebben moge, het raakt, gelijk men thans gevoelen zal, het eigenlijke punt, waarom de strijd gaat, niet.

De vraag is niet, of allerlei Theologische beginselen, die in de Confessie zijn gefoimuleerd, voor de andere wetenschappen van

belang zijn en op ha^r invloed hebben, maar of de eigenaardige beginselen, waarvan deze wetenschappen zelf hebben uit te gaan, in de Confessie duidelijk zijn aangegeven.

En juist dit laatste heeft Dr. Bouwman niet bewezen en kan hij ook niet bewijzen, omdat deze beginselen in de Confessie niet te vinden zijn.

Het zou te veel gevergd zijnj van het geduld onzer lezers, om dit bij elke wetenschap uitvoerig aan te toonen. Dan zou een-generale Encyclopaedic voor heel de wetenschap moeten gegeven worden, die verre buiten het bestek van een blad als de Heraut gaan zou.

Maar een enkel voorbeeld kan toch duidelijk maken wat wij bedoelen.

De Linguïstiek of wetenschap der taal houdt zich bezig met het wezen en den aard van dat machtige verschijnsel, dat wij de taal noemen, en waarin de mensch van God de macht ontving, zijn gedachten te uiten in woorden en aldus te vertolken voor anderer oor.

Ook deze wetenschap, gelijk elke andere, gaat uit van eigen principes. Alles hangt hier af van de vraag, hoe men de taal beschouwt, als ontstaan door willekeur, of door een evolutie uit de ongearticuleerde kreten der dierenwereld, of als vanzelf opkomende uit het door God den mensch ingeschapen taaibesef. Het hier gekozen uitgangspunt beheerscht heel de beschouwing van de taal en doet tot in de verste consequentiën zijn invloed gelden.

Nu heeft de Linguïstiek ongetwijfeld bij dit probleem te rekenen met de Confessie der Kerk. De vraag of de Heilige Schrift een menschelijk boek is vol sagen en mythen, dan wel het geopenbaarde Woord Gods, heeft niet zij te beantwoorden, maar het dogma der Kerk behoort ook voor haar te beslissen. Zij weet dus, dat wat de Schrift omtrent den oorsprong der taal leert, met Goddelijke autoriteit is bekleed en elke hypothese of onderstelling, die met de Schrift in strijd is, reeds daarom niet juist zijn kan.

Maar met dit formeele princiep komt men hier toch geen stap verder. Wat de Schrift omtrent den oorsprong en het wezen der taal leert, staat in geen enkele Confessie uitgedrukt. Er is geen dogma der Kerk, dat als principe voor de Linguïstiek zelve gelden kan. En de Kerk, die zulk een dogma opstelde, zou even dwaas doen als de Roomsche Kerk, die indertijd de Ptolemaeïsche wereldbeschouwing tot de eenig juiste verklaarde en Galilei tot herroeping van zijn stelsel dwong.

De Gereformeerde linguist heeft dus niet uit de Confessie, die hieromtrent niets zegt, maar uit Gods Woord het beginsel te zoeken, dat voor zijn studie beslissen moet. En slechts in zooverre als hij de autoriteit van dit Woord Gods daarbij erkent, komt hij zijdelings met het Theologisch grondbeginsel in aanraking.

Vraagt men, of het daji toch niet van belang is, dat elk hoogleeraar zijn instemming betuigt met de Confessie der Kerk, omdat de beginselen, daarin uitgesproken, voor een niet gering deel ook zijn wetenschap beheerschen, dan luidt ons antwoord bevestigend.

Op de laatste jaarvergadering is door Dr. Rutgers onder de wijzigingen in de Statuten, die als verdere doorwerking van het beginsel noodig waren, ook deze genoemd, dat alle Hoogleeraren leden moesten zijn der Gereformeerde Kerk. En wie lid is der Gereformeerde Kerk heeft zijn volle instemming met de belijdenis betuigd. Indien op deze wijze aan den wensch der broederen voldaan kon worden, dan is hier niets tegen.

Maar een wijziging van Art. 2 zelf in dien zin, dat in plaats van de Gereformeerde beginselen de Confessie alleen als grondslag genomen werd, zou den grondslag der Vereeniging niet versterken, maar verzwakken.

En het zou een loochening zijn van het feit, dat elke wetenschap haar eigen principiën heeft en deze aan het Woord Gods zelfstandig heeft te ontleenen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 september 1901

De Heraut | 4 Pagina's

»Gereformeerde heffinselen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 september 1901

De Heraut | 4 Pagina's