Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Gereformeerde beginselen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Gereformeerde beginselen.”

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIII.

Én oni principieele redenen èn om practische bezwaren kan de Kerk dus niet optreden, om aan de wetenschap met gezag de beginselen voor te schrijven, waarvan zij naar Gods Woord heeft uit te gaan.

Zelfs indien de school bij de Kerk kwam aankloppen om uit haar handen zulk een program van beginselen te ontvangen, dan zou de Kerk nog met een non possitmus moeten antwoorden.

De Kerk heeft daartoe geen roeping en macht van God ontvangen, en zij bezit er geen gaven en talenten voor om het te kunnen doen.

Doet zij het toch, dan gaat zij niet alleen haar bevoegdheid te buiten, maar staat zij, de historie toonde het, aan allerlei dwaling en misvatting bloot.

Het standpunt, door Dr. Bouwman ingenomen, moet daarom o. i. beslist worden bestreden, als ingaande tegen de Gereformeerde beginselen, en als leidende bij wettige consequentie tot de Roomsche opvatsing *van de suprematie der Kerk over elk terrein van het menschelijk leven.

Feitelijk is hiermede ons pleidooi afgeloopen, en wij zouden met dit verweer kunnen volstaan, indien Dr. Bouwman in zijn referaat niet tegelijk het standpunt, door de Vrije Universiteit ingenomen, had aangevallen en dit standpunt had gequalificeerd als onduidelijk, als onwetenschappelijk, en als tyranniek.

Hij zegt toch met zoovele woorden:

Beginselen zijn dus de aanvang, het uitgangspunt van ons denken en handelen. Hierover behoeft geen verschil te zijn. Maar welke zijn die beginselen, waar zijn zij te vinden, hoe zijn zij geformuleerd ? Gij gevoelt, hier is een leemte. Er is een nadere verklaring noodig. Het schijnt, dat Dr. Kuyper bedoelt, dat de Gereformeerde beginselen in de belijdenis ge vonden worden. In zijne Encyclopaedic (II 339) zegt hij toch : „De belijders van Christus treden op als mannen van wetenschap, niet om hun wetenschap naast hun geloof te plaatsen, maar om hun wetenschappelijk inzicht op den grondslag van hun belijdenis te construeeren." Maar dan moet ook van te voren zijn uitgemaakt, wat men verstaat onder Gereformeerde beginselen en waar ze te vinden zijn. Men kan iemand toch niet binden aan iets, wat niet is vastgesteld, zoodat hij niet weet, waaraan hij gebonden is. Verder, zulke beginselen kunnen niet bij onderling overleg vastgesteld worden, maar moeten berusten in eene algemeene overtuiging, dat God zelf Zich zoo openbaart. Om dus uit te gaan van de Gereformeerde beginselen zonder nadere verklaring, is op zijn minst genomen onduidelijk.

Straks nog sterker:

Maar bovendien is dit standpunt onwetenschappelijk, en kan leiden tot een ondragelijke tirannie, omdat iemand daardoor gebonden wordt aan het menschelijke. Iemand zou feitelijk gebonden kunnen worden door wat een ander meent een Gereformeerd beginsel te zijn, en wat hij slechts een leuze acht. Wanneer iemands beschouwing in een zekeren kring over bepaalde deelen van wetenschap voor de juiste geldt en een ander zich met diens inzicht of methode niet vereenigen kan, zoo zou iemand veroordeeld kunnen worden van uit het stand punt der Gereformeerde beginselen en toch vrij uitgaan voor de belijdenis, en omgekeerd Iemand kan onzuiver staan voor de belijdenis en niet veroordeeld worden van uit het stand punt der Gereformeerde beginselen.

En dan vat hij zijn conclusie nog eens saam in deze woorden:

Het is m. i. duidelijk, dat de formule „op grondslag van Gereformeerde beginselen" onvolledig, onduidelijk en onwetenschappelijk is.

Het beroep op hetgeen Dr. A. Kuyper in zijn Encyclopaedic schreef, kan hier buiten spel blijven.

Vooreerst omdat het niet aangaat, een dergelijke zinsnede, geheel uit zijn verband gerukt, als iemands gevoelen voor te stellen, i).

En ten tweede, omdat Dr. Kuyper nu jaren lang in De Heraut klaar en duidelijk genoeg zijri bedoeling heeft te kennen gegeven, en het op zijn zachtst uitgedrukt, in strijd is met alle goede hermeneutiek, om iemand op grond van één uitdrukking een bedoeling toe te dichten, die telkens uitdruk • keiijk en met klem van redenen door hem is bestreden. 2).

Met dit beroep op Dr. Kuyper is Dr. Bouwman dan ook stellig niet gelukkig geweest.

Er spreekt meer advocatenhandigheid uit, dan de ernst van zulk een zaak gedoogt.

Ernstiger echter is ons beklag, dat het Dr. Bouwman heeft goedgedacht, zulk een scherp oordeel te vellen over het standpunt der Vrije Universiteit, zonder dat zelfs door hem de moeite is genomen om na te gaan of te wederleggen, wat nu reeds jaren lang over deze quaestie is gesproken en geschreven.

In '95 heeft de Senaat der Vrije Universiteit in een reeks stellingen de juiste methode aangewezen, waarop z. i. de Gereformeerde beginselen, in Art. 2 der statuten genoemd, konden gevonden en geformuleerd worden.

En in het bekende Rapport der Enquêtecommissie, wier voorzitter en tolk Dr Bavinck was, is tegenover de onjuiste opvatting, die de heer Lohman van Art. 2 had, het goed recht dezer methode op o. i. afdoende gronden aangetoond. 1.)

Wanneer Dr. Bouwman Art. 2 der statuten onduidelijk, omuetenschappelijk en tyranniek acht, op grond dat de daar in het algemeen genoemde „Gereformeerde beginselen" buiten de Confessie niet te vinden zijn, dan treft dit oordeel evenzeer den Senaat der Vrije Universiteit, die de wetenschappelijke methode v.-or het vinden dezer beginselen scherp belijnd aanwees, als de Enquête-commissie, die in dit opzicht geheel met het standpunt van den Senaat homogeen bleek.

Nu betwisten v; ij formeel aan Dr. Bouwman het recht niet, om de meening van mannen als Dr. Rutgers, Woltjer, Fabius, Geesink, Bavinck enz. als „onwetenschappelijk" en „tyranniek" te brandmerken, maar dan had voor zulk een grievende beschuldiging toch eenig bewijs moeten worden aangevoerd.

Bewijs met name, dat de methode, die de Senaat aanwees en die de Enquêtecommissie verdedigde, niet tot het beoogde doel leiden kan.

Waar van zoodanig bewijs zelfs geen zweem in Dr. Bouwman's referaat te vinden is en hij eenvoudig uitgaat van de onderstelling, dat de Gereformeerde beginselen buiten de Confessie met geen afdoende zekerheid te vinden zijn, daar is de scherpte van uitdrukking zeker niet in overeenstemming met de kracht van het geleverde betoog.

Er kan natuurlijk niet aan gedacht worden, in de Hermit nogmaals den weg aan te wijzen, waarop de in Art. 2 der statuten genoemde „Gereformeerde beginselen" moeten worden opgespoord.

Wie dit weten wil, kan het advies van den Senaat nalezen, en indien hij met dit advies het niet eens is, dan dient op historische en wetenschappelijke gronden te worden aangetoond, waarom de daarin aangewezen methode niet deugt.

Zoolang dit niet geschiedt, is elke vruchtbare discussie onmogelijk. Aan onze zijde kan men dan herhalen, wat vroeger telkens reeds is gezegd, maar verder brengt dit natuurlijk niet. Het wordt zoodoende een slaan in de lucht, een kampen, maar zonder dat de tegenpartij tegenweer biedt. En daarvoor is de tijd ons te kostbaar, nog daargelaten, dat het geduld onzer lezers niette zeer op de proef mag gesteld.

Wij zullen ons daarom bepalen tot een zeer summiere weerlegging van de bezwaren, thans door Dr. Bouwman ingebracht, en die feitelijk niets anders zijn dan een herhaling van hetgeen Mr. A. F. de Savornin Lohman, zij het dan ook van een ander uitgangspunt en met een andef doel, tegen onze opvatting van Art. 2 der Statuten heeft aangevoerd.

Het hoofdbezwaar van Dr. Bouwman is, dat de Gereformeerde beginselen, in Art. 2 genoemd, niet duidelijk zijn omschreven en geformuleerd. Hieruit volgt dan, volgens hem, dat het binden van een hoogleeraar aan zulke niet nader omschreven beginselen onwetenschappelijk is en hem overlevert aan de tyrannic van een zekere groep of partij, die onder de leuze van Gereformeerde beginselen haar meening aan zulk een hoogleeraar kan opleggen.

Feitelijk komt dit bezwaar hierop neer, gelijk Dr. Bouwman het elders nog scherper uitdrukt, dat deze beginselen, voorzooverre zij niet in de Confessie zijn uitgedrukt, zoek zijn, en er buiten de Kerk geen macht bestaat, die deze zoek geraakte beginselen kan vaststellen.

Het geschil loopt dus over twee punten Vooreerst hierover, of deze Gereformeerde beginselen bestaan en kunnen gekend worden

Ten tweede, aan wie de macht toekomt, om deze beginselen vast te stellen en daar^ naar het onderwijs der hoogleeraren te bC' oordeelen.

Wat het eerste punt aangaat, is er geen geschil over het feit, „dat de volledige uitdrukking of formuleering der in Art. 2 bC' doelde Gereformeerde beginselen nergens gereed ligt, maar alsnog moet worden opgespoord en geconstrueerd." 2)

Juist dat is de reden, waarom de Vrije Universiteit de formuleering van deze beginselen nog niet geven kan. Ze weet, dat ze bestaan; ze belijdt, dat deze beginselen het zuiverst uitdrukken, wat in de Schrift ons geleerd wordt; maar ze-wacht juist als vrucht van het wetenschappelijk onderzoek harer hoogleeraren, de juiste formuleering dezer beginselen voor elke wetenschap af.

Dr Bouwman neemt een geheel ander standpunt in. Al zegt hij het niet met zoovele woorden, hij gaat toch uit van de gedachte, dat deze beginselen, zoolang ze niet in een kerkelijke confessie zijn geformuleerd, er niet zijn. Hij neemt dus ten opzichte dezer beginselen, om met de Enquête-commissie te spreken, een nominalistisch standpunt in. Eerst als deze beginselen een concreten vorm hebben gekregen, doordat de Kerk ze dogmatisch heeft vastgesteld, dan zijn ze er. Voor dien tijd zijn ze er niet, althans kunnen zij nog niet als Gereformeerde beginselen gelden, en dus ook niet gekend worden.

Nu laten wij de vraag, of de Kerk alleen de macht heeft, om de Gereformeerde beginselen vast te stellen, thans rusten. Maar wel gaat ons ernstig protest tegen de voorstelling, alsof deze beginselen, zoolang de Kerk ze niet formuleerde, niet zouden bestaan, hun invloed niet hebben kunnen doen gelden op heel het Gereformeerde leven, en daarom uit dat Gereformeerde leven niet zouden kunnen gekend worden.

Eer nog één Gereformeerde Confessie was vastgesteld, hebben in den kring van Calvijn deze Gereformeerde beginselen gewerkt, en in Calvijn's Institutie zijn deze beginselen reeds tot heerlijke ontwikkeling gekomen. Juist aan den invloed van Calvijn's Institutie is het te danken geweest, dat op theologisch gebied, deze beginselen zijn neergelegd in de Confessie der Kerk. De beginselen waren er dus en werkten, eer ze in de Confessie tot een concrete en duidelijke formuleering werden gebracht.

En hetzelfde geldt evenzeer van deze Gereformeerde beginselen op het gebied der wetenschap, der staatkunde, der kunst enz. Hoewel de dragers van het beginsel zich niet altoos helder bewust waren van dat beginsel, en daarom lang niet altijd inpreciese en nauwkeurige formuleering dat beginsel hebben uitgesproken, heeft het toch hun gedachtenwereld behecrscht, hun daden geleid, hun geschriften geïnspireerd. Zoo is er, hoe gebrekkig vaak dan ook, een Calvinistische wetenschap, een Calvinistische staatkunde, een Calvinistische kunst ontstaan, d. w. z. een wetenschap, een staatkunde, een kunst, die door deze Gereformeerde beginselen gedragen werd, en waarin deze beginselen hun uiting vonden.

Deze Gereformeerde beginselen zijn dus niet zoek of onvindbaar. Integendeel, ze hebben een historisch bestaan van zes eeuwen achter zich: „In het leven der Calvinistische volken zijn ze, gelijk de Enquête-commissie bij monde van Dr. Bavinck het uitsprak, meer of minder bewust, uit Gods Woord afgeleid en toegepast." p. 21. En van daar dat het niet moeilijk kan vallen, deze beginselen te kennen. Ze kunnen gekend worden, zoo zegt dezelfde Commissie, „uit Gods Woord en uit hetgeen onder de leiding des Heiligen Geestes, reeds daaromtrent, zoowel in geschriften als in daden, die op Gods Woord (gegrond zijn, met name in de kringen van het Calvinisme is openbaar geworden." p. 27.

Is dit juist, en wij kunnen niet inzien, dat tegen deze conclusie iets valt in te brengen, dan kan het ook niet onwetenschappelijk en tyranniek zijn, het onderwijs aan den grondslag dezer beginselen te binden, alleen omdat de preciese formuleering nog ontbreekt.

Onwetenschappelijk en tyranniek zou het zijn, wanneer deze beginselen nog in de lucht hingen. Dan werd zulk een hoogleeraar metterdaad overgeleverd aan de subjectieve inzichten van wat een zekere groep of partij thans voor „Gereformeerd" beliefde te houden.

Maar nu deze beginselen een historische realiteit zijn, en langs streng-wctenschappelijkcn en objectieven weg kunnen worden vastgesteld, vervalt het bezwaar van Dr. Bouwman vanzelf, en daarmede ook de conclusie, door hem aan dit bezwaar ontleend.

1) De aangegeven pagina voor het citaat is onjuist en controle dus onmogelijk.

2) Zie o. a. Heraut van 20 Nov. 1896 Gereformeerde beginselen van Staatsrecht, als Bijlage afgedrukt achter de Correspondentie over het ont slag van Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman, aangevuld door Mr. Th. Heemskerk. 1896.

1) Raport van de Commissie v.in Enquête p. 22 en v.v.

2) Rapport der Commissie van Enquête p. 21.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 november 1901

De Heraut | 4 Pagina's

„Gereformeerde beginselen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 november 1901

De Heraut | 4 Pagina's