Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Met de harp”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Met de harp”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook zal ik U loven met het instrument der luit, uwe trouwe, mijn God; ik zal U psalmzingen met de harp, o Heilige Israels. Psalm 71:22.

De proef op de som, of wat we oordeelen juist geoordeeld is, ligt op geestelijk gebied altoos daarin, of onze opvatting, onze meening. ons oordeel klopt op den doorgaanden toon die ons uit de Heilige Sclirift tegenklinkt.

Pas dit nu toe op het muziekinstrument, en ge ontwaart aanstonds, dat hetgeen in veel geloovige kringen over muziek geoordeeld wordt niet strookt met de waardij in de Schrift aan harp en luit toegekend.

Hetgeen de laatste psalm uitjubelt:

Looft God met het geklank der bazuin - Looft Hem met de hdt en de harp Looft Hem met de trommel en de fluit Looft Hem met snarenspel en orgel;

is geen op zichzelf staande uiting van het overspannen gemoed, maar slechts de samen trekking in één volle uitdrukking van wat door gaande in de Sc'irift aangeprezen en geoefend wordt.

De geest die in de Schrift den toon aangeeft, mint de tonenwereld, dringt er telkens op aan, dat de knecht des , Heeren met die wondere wereld aanraking zal zoeken, en stelt gedurig den eisch, dat ook de wonderen van die schoone wereld dienstbaar zullen gemaakt worden aan de verheerlijking van Gods naam.

En zulks, men lette er wel op, volstrekt niet alleen door den zang met menschenstemmen, maar ook wel wezenlijk door het bespelen van allerlei muziekinstrument; instrumenten die ons keer op keer in voor die dagen vrij volledige opsomming worden aanbevolen.

De toonuiting door 's menschen stem wordt daarom niet onderschat. Teeder genomen is de keel van den zanger niets anders dan een' toneninstrument, dat God in verband met zijn longen schiep; en dit organisch instrument heeft dit boven elk ander voor, dat de ziel het vlak bij zich heeft, en er zich onmiddellijk in kan uitdrukken.

Bloot kunstzingen, waarbij het niet om de uitgieting der ziel, maar in hoofdzaak om het doen uitvloeien van roerende klanken te doen is, staat dan ook lager.

Maar ook afgescheiden van 's menschen stem, bezit voor de Schrift de machtige beweging, die het instrument in de tonenwereld golven doet zelfstandige beteekenis, en in den uitroep : Laat de keel zich paren aan den klank der snaren, wordt in beider harmonische dooreenvloeiing de hoogste uiting van Godverheerlijking in de wereld der tonen gezocht.

Thans leest veel geloovig volk hier veelal overheen.

De Schrift werkt zoo zelden rechtstreeks met volle intensiteit op ons gemoed. Er is bijna altoos tusschen ons en de Schrift zekere atmosfeer van de gemeene opvatting. Die gemeene opvatting heeft ook ten onzent, meest onder Schotsche invloeden, de muziek als een wereldsch verschijnsel opzij gedrongen, ten deele zelfs geheel uit het heilige gebannen. Zelfs het orgel gold als contrabande. En dan deed zich het tegenstrijdig geval voor, dat de prediker opgaf te zingen, en dat de gemeente zong: „Laat zich 't orgel overal, bij het juichend vreugdgeschal, tot des Heeren glorie paren", onderwijl het orgel, ook al was het in de Kerk aanwezig, gesloten bleef en zweeg.

Door dien uit Schotland overgewaaiden geest liet men zich ook ten onzent bewerken, en las dan in de Schrift niet wat er stond, maar wat deze averechtsche opvatting wilde dat men er in lezen zou. Natuurlijk leed gok het gezang zelf hieronder. Het daalde beneden peil. En vooral in enkele plattelandsgemeenten had er tenslotte een uitstorting van geluiden plaats, die er op schenen aangelegd, om met allen schoonen en bezielden klank een knarsend contrast te vormen. é d h

Gelijk op elk punt, zoo moet het ook hier onze toeleg zijn, om door die onzuivere atmosfeer van averechtsche menschelijke opvatting weer tot den eigenlijken Schriftgeest door te dringen; en zoo hebben we ons ook hier af te vragen: wat wil de Schrift als ze ons het loven van onzen God met harp en luit, met bazuin en cymbaal zoo telkens en zoo doordringend op het hart bindt?

Op den voorgrond sta hierbij, dat er een aparte tonenwereld is, en dat het God is, die gelijke alle ding, zoo ook die tonenwereld tot zijn eigen zelfverheerlijking schiep. De Heere moge er ons in laten meegenieten, hoofddoel ook van deze wondere schepping is en blijft toch altoos, wat Hij er in schiep om Zich zelfs wille.

Hij moge ons menschen zelfs de gevaarlijke macht hebben verleend, om ook deze tonenwereld vlak tegen haar bestemming in, in den dienst van wereld, zonde en satan stellen, nooit kan dit misbruik de oorspronkelijke bestemming der tonenwereld te niet doen of wijzigen. Het oor heeft Hij geplant, en zelf hoort God. De trillingen en golvingen die door ons oor als tonen worden opgevangen, zijn Zijn schepping. De wet, waardoor die trillingen en golvingen beheerscht worden, zijn Zijn ordinantiën. De voorwaarden, waaraan én onze keel én het instrument voldoen moet, om aan die tonenwereld de rijke melodie en warme toonkleurte ontlokken, zijn niet van menschelijke vinding, maar door Hem verordend. God zelf alleen is ook in de muziekwereld de Opperste Kunstenaar.

Toch geldt dit alles nog slechts het formeele en uitwendige, gelijk dit in de Aeolusharp tot zijn recht komt, als niet dan het windgeruisch haar klank en toon leent.

Maar, ook afgescheiden hiervan, ademt er in de tonenwereld een ziel. Er bestaat tusschen die golvingen in de tonenwereld en de golvingen van ons menschelijk gemoed overeenkomst. De trilling in ons kan zich in die trillingen buiten ons overgieten, en omgekeerd worden er door die trillingen in de tonenwereld trillingen in ons gemoed gaande gemaakt. Het is, of we twee muziekwerelden bezitten, de ééne in het verborgene in de diepte onzes gemoeds, eng geprangd en opgesloten in ons, en de andere als een oceaan van tonen zich buiten ons uitbreidende, en uit dien oceaan de golven telkens in ons gemoed binnendringend.

Hoog gesproken is het, alsof wij een klein tonenwereldje in ons omdragen, waarin onze kleine ziel ademt, en alsof we ons omringd gevoelen door een machtige, grootsche, oneindige tonenwereld, die doorademd is, als we ons zoo mogen uitdrukken, met de ziel van onzen God, en alsof aan onze ziel het vermogen ware gegeven om in het bad van dien oceaan van tonen gemeenschap te oefenen met de oneindige gewaarwordingen, waarmee onze God ons verrijken wil.

Dit gaal dan over en weder.

Door dien oceaan van tonen vloeit de volheid van het Goddelijke ons uit het oneindige toe, om ons te troosten, om ons te verteederen, om de verbroken harmonie in ons gemoed te herstellen; maar ook omgekeerd wordt dan die oceaan van tonen de geleider, het voertuig, waardoor en waarlangs de diepste gewaarwor dingen van ons eigen gemoedsleven zich bewegen naar God toe, in geklaag en geween, in gebed en smeeking, maar ook in prijs, in aanbidding en in lof.

Het instrument hoort daarbij niet.

Ook in de engelenwereld is die tonenwereld voertuig van gewaarwording, maar de engelen hanteeren harp noch luit. Wel lezen we van citers door engelen bespeeld, maar dat moet beeldspraak zijn, want de engel is onlichamelijk. Ook in de vergadering der volmaakt rechtvaardigen is geen orgeltrapper. Het paradijs heeft geen muziekinstrument gekend. En ware de tonenwereld ongestoord gebleven, het is de vraag, of er ooit een muziekinstrument zou gekomen zijn. Jubel, uit Kaïns geslacht, was „de vader van allen die met harpen spelen".

Doch toen de zonde de harmonie verbrak, toen werd het instrument onmisbaar. Nu moet het ons steunen. Nu moet het ons wonderen in die tonenwereld ontdekken, die eigen gevoel er niet meer in vindt en de eigen keel er niet meer aan ontlokt. Nu moet er een zuiverheid, een rijkdom en fijnheid ons door het instrument toekomen, als ons door zonde gebroken bestaan zelf niet meer grijpen, veel min voortbrengen zou. Nu moet kunst onze bedorven natuur vervangen, aanvullen, leiden.

De Schotsche idee was dan ook niets dan overgeestelijkheid, verwant aan de naaktlooperij te Amsterdam. Wie geestelijk was, had geen kleed meer te dragen want het kleed was om de zonde. En zoo ook, wie geestelijk was, had geen instrument meer te betokkelen, want immers de zonde had het muziekinstrument noodig gemaakt. De vermetele poging om wat in het paradijs waar was, en eens weer waar worden zal, te midden van onze zondige wereld te verwezenlijken.

Gelukkig zijn we thans weer op den beteren weg. Het wordt weer verstaan en ingezien, dat er samenhang is tusschen de innerlijke bewegingen van onzen God en de innerlijke bewegingen van ons gemoed, en dat de stroom der tonen een der door God zelf geschapen middelen is, om tusschen die bewegingen van God en die bewegingen van onze ziel verband en harmonie te brengen, en dat geen middel mag verwaarloosd, om dit wondere inleven in de tonenwereld tot zijn hoogste zuiverheid op te voeren.

Slechts gevaar. hoede men zich daarbij voor één

Er zijn muzikaal aangelegde personen, en er zijn er, die dezen aanleg bijna geheel missen,

Ook dit is een breuk e die de zonde in het leven sloeg. Zonder zonde zou aller aanleg voor die wondere tonenwereld zuiver en volkomen wezen.

Doch nu dit niet zoo is, sluipt de hoogheid in. De hoogheid van den misdeelde, die, omdat hij dezen aanleg mist, nu op alle manier merken laat, dat die aanleg eigenlijk niets be. uidt, en dat heel die muziek slechts een spel an liefhebberij is. En daartegenover de hoogeid van den rijkbedeelde, die, omdat hij zoo uzikaal is, nu de wereld der muziek voorpschuift, als school in haar het hoogste leven.

Beidemaal hoogheden, die verderven wat God ns ten goede schonk, en die alleen daarin haar orrectief vinden, dat beide én de misdeelde n de rijkbedeelde weer verstaan zullen, dat ie tonenwereld et én is én God moet vereerlijken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 november 1901

De Heraut | 4 Pagina's

„Met de harp”

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 november 1901

De Heraut | 4 Pagina's