Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Griekealand. Nog iets naar aanleiding van de jongste troebelen over het verschijnen van eene vertaling van het N. Testament.

Ter aanvulling van hetgeen we verleden week mededeelden omtrent den strijd, die in Griekenland gestreden v/ordl over eene vertaling van het Nieuwe Testament, willen wij nog het volgende mededeelen:

Slechts weinigen onder de ontwikkelden in Griekenland zijn er voor, dat de nieuw Grieksche spreektaal gebruikt wordt_ voor eene vertaling van den Bijbel. Nu is er juist dezer dagen eene vertaling van de Evangelie in de hedendaagsche spreektaal verschenen, die door de regeering in bescherming werd genomen, welke in dit opzicht in overeenstemming met de wenschen van Koningin Olga handelde. Nu moge het ons vreemd voorkomen, dat in Griekenland een formeel studentenoproer ontstaat over het verschijnen van eene vertaling van het Nieuwe Testament, doch wanneer men eenigszins op de hoogte is van de kerkelijke, staatkundige en taalkundige verhoudingen in Griekenland, zullen we het kunnen verklaren. Nergens ter wereld bestaat zulk een verschil tusschen de geschreven en de gesproken taal. Algemeen spreekt men in Griekenland Nieuw-Grieksch, maar als schrijftaal wordt die taal veracht. Er is echter in Griekenland een streven ontstaan om de spreektaal tot schrijftaal te verheffen, doch daar is de groote meerderheid van het Grieksche volk fel tegen gekant. Een preek in het Nieuw-Grieksch houdt men voor heiligschennis.

Zoo denkt men er ook in de kerk over. Een prelaat uit de 16e eeuw zeide eenmaal: „Ik preek liever in het Helleensch, al begrijpen mij flechts een paar toehoorders, dan dat ik, om voor de geheele gemeente verstaanbaar te zijn, mij bedien van de taal die wij spreken." Zeo denkt men er in Griekenland nog over. De Grieksche geleerden van de laatste eeuwen minachten de taal van hun tijd en trachten te schrijven in den trant en met de woorden van de classieken der heidensche oudheid, — al verbasterde ook dit zoogenaamd classieke Grieksch meer en meer.

Er kwam echter een streven op, om de nieuw Grieksche taal te verheffen. In i888gaf Psichari het eerst een werk uit, dat in de volkstaal geschreven was. Twee groote dagbladen, de Asty en de Akropolis, steunden de beweging. De rijke in Liverpool wonende koopman Alexander Palhs gaf eene vertaling van Sophocles' Antigone en van Homerus' Ilias in het nieuw-Grieksch. Ofschoon deze vertolkingen groote kunstwaarde hebben, werden zij met spot en verontwaardiging in Griekenland ontvangen.

De heer Pallis is echter besloten, zijn groot vermogen en zijn groote gaven te besteden om de kennis van het Nieuw-Grieksch te bevorderen. Ook verlangde hij het Evangelie onder het bereik van al zijn landgenooten te brengen. Daarom vertaalde hij het Nieuwe Testament in het NieuwGrieksch. Het is toch een feit, dat ofschoon alle onderwijs in Griekenland, van de lagere school tot de uBiversiteit, ? , ich bezig houdt met de taal, die achttien eeuwen lang slechts schriftelijk is overgeleverd, terwijl de spreektaal verwaarloosd wordt, het volk het Nieuwe Testament in de oorspronkelijke taal niet verstaat. Dit is hieraan te wijten, dat men in het oud Grieksch niet meer zuiver onderwezen wordt. De taal der Grieksche beschaafde wereld, is een middending tusschen het Grieksch der classieke oudheid en de taal die door de volksklasse gesj^roken wordt.

Maar waaraan is het dan toe te schrijven, dat het verschijnen van een Nieuw Testament in de Grieksche volkstaal zulk een tumult deed ontstaan ?

Men vreesde, dat wanneer er een vertaling van het Nieuwe Testament in de levende taal kwam, gelijk er in de Grieksche kerk vertalingen zijn in het Russisch en in het Bulgaarsch, de Grieksche kerk in Griekenland haar oud, vaderlandsch karakter zou gaan verliezen en zich door de invoering van de nieuwigheid op één lijn zou gaan stellen met de Grieksche kerk in de Slavische landen, Rusland en Bulgarije.

En gelijk er een Panslavistische beweging is, zoo beslaat er ook een Panhellenistische actie, die er op uit is om alle Grieken tot eenheid te brengen.

De koningin Olga, van Griekenland, wordt verdacht van Rusland genegen te zijn, hetgeen ie verklaren is uit het feit, dat zij eene Russische prinses is. Daarom is hel olie in het vuur geweest, toen de minister Theodókis in de Kamer verklaarde, „dat de koningin, bekend om hare Christelijke gevoelens — die gedurende den oorlog van gewonde soldaten telkens de klacht gehoord had, dat zij het Evangelie niet konden lezen, omdat het in een taal vervat is, die zij niet verstaan — heeft besloten tot de publicatie van eene vertaling des Nieuwen Testaments voor het uitsluitend gebruik in het huisgezin."

Het komt ons voor, dat de vrees om in het Russische vaarwater te komen, wel zeer sterk moet zijn, dat die woorden van den Minister aanleiding werden tot het aanbieden en verkrijgen van zijn ontslag.

Dr. Hesselink deelt in een Feuilleton van de Nieuwe Rotterdammer Courantnog de volgende bijzonderheid mede, die voor ons Nederlanders van belang is :

„Onbekend — zegt hij — zal het wel aan bijna alle s! udenten, die in Athene vooral tegen de nieuwe vertaling hebben geageerd, tot het maken van oproer toe zijn, dat het gruwelstuk der overzetting in de gesproken taal reeds voor bijna drie eeuwen bestaan is, en wel op initiatief van een oecumenischen patriarch; evenmin zullen zij weten, dat die vertaling gedrukt is te Geneve op kosten van de Republiek der Vereenjgde Nederlandsche gewesten. Maar mocht er een enkele onder de betoogers wezen, die deze historische bijzonderheden kent, dan zou hij er argumenten aan kunnen ontleenen om zijn verzet te rechtvaardigen. De patriarch, die de vertaling deed bewerken en haar met eigen hand corrigeerde, Cyrillus Lucaris, was een ketter; hij heeft een geloofsbelijdenis geschreven, die hem doet kennen als Calvinist.

De Staten die het werk behartigden, en voor de verspreiding zorg droegen, deden dat (om de woorden van onze eersten gezant te Konstantinopel te gebruiken) „ten einde in den nacht der onkunde begraven Grieken te brengen tot het lezen der H. Schrift en het overdenken van het behoud hunner zielen". Later kon dan, volgens denzelfden zaakgelastigde, „de prediking van het zuivere woord Gods volgen." Er was dus een plan gevormd, om met de hulp van een vreemd volk, het aloude geloof der Grieksche kerk fe hervormen! Dat plan berustte op het algemeen bekend maken van den inhoud der Schriften in een taal, die ieder zonder onderscheid volkomen begreep."

Wij zien hieruit opnieuw, hoe de Gereformeerde vaderen niet die enghartige lieden geweest zijn, waarvoor men hen wel heeft uitgekreten. Voor de komst van Gods koninkrijk in de wereld, hadden zij, het blijkt uit bovenstaande en uit vele andere feiten, veel over.

N.-Amerika. Herziening der Confessie der Presbyteriaanschekerk. Vermindering van het getal candidaten tot den H. Dienst.

De herziening der Presbyteriaansche Geloofsbelijdenis is dan toch eindelijk ter hand genomen. Men wil, gelijk men zegt, de confessie niet veranderen, maar haar alleen meer duidelijk maken voor het volk. Onder deze leus werd te Washington de eerste vergadering gehouden van een deel van de commissie van twintig, voor dat doel benoemd door de laatste General Assembly der Presbyteriaansche kerk.

Wanneer het er alleen om te doen is de confessie meer verstaanbaar te maken, dan bevreemdt het ons, dat geheel nieuwe hoofdstukken zullen opgesteld worden omtrent den Heiligen Geest, de liefde Gods, terwijl er eenige wijziging zal aangebracht worden in zake de uitverkiezing der kleine kinderen.

Wij vreezen dat de uitkomst bewijzen zal, dat het er om te doen is de belijdenis van haar kracht te ontdoen.

Opmerkelijk is het, dat sedert de beweging tot revisie der geloofsbelijdenis kwam, het aantal jongelieden, dat zich aan den dienst der kerk wijden wil, steeds afnam. In het jaar 1897 waren er 917 jongeHeden, die zich voorbereidden voor het predikambt in de Noordelijke Presbyteriaansche kerk; dit getal is jaarlijks met ongeveer 10 percent afgenomen en

bedraagt thans 591. In de Zuidelijke Presbyteriaansche kerk wordt hetzelfde verschijnsel waargenomen; in de laatste vier jaren daalde daar het cijfer van candidaten voor het predikambt van 402 tot 317.

Ook in de congregationalistische kerk van Noord Amerika is het getal studenten in de Godgeleerdheid sterk aan het afnemen.

Zou het waar zijn, dat 'de jongelieden een afkeer gekregen hebben van het leeraarsambt, omdat zij opgevoed zijn in een atmosfeer, welke vol is van den dienst van den Mammon ? Maar dan is het vreemd, dat er wel genoeg jongemenschen beschikbaar zijn om het onderwijs te dienen, terwijl de tractementsn der onderwijzers ongeveer even hoog zijn als die van de predikanten.

Een Unitarisch blad, The Christian Register, schrijft hierover: „Jonge menschen hebben een aficeer van den predikstoel, omdat het niet een plaats is van intellectueele vrijheid. Er zijn honderden bekwame jonge mannen, waarlijk godsdienstig, maar ze zijn niet van plan zich aan een plaats te verbinden waar groei en vooruitgang als ketterij wordt aangemerkt. Vele studenten in college en universiteit zijn niet wereldschgezind, maar zij hebben een afkeer van den band der belijdenis, waarop de kerk nadruk legt. Hunne verstandelijk-kweeking is van dien aard, dat zij teruggehouden worden van een beroep, dat opgaat in de verdediging van een vastgesteld leerstuk. Het is gemakkelijk genoeg, bekwame jongemannen te verkrijgen voor den predikdienst, maar zij kunen er niet toe komen zieh voor altijd aan een zeker leerstelsel te verbinden, vooral niet, omdat zij, hoe meer zij dit stelsel indenken, het in strijd achten met de nieuwe wetenschap." Zoo gaat het voort. Maar de schrijver ziet over het hoofd, dat juist naarmate men meer gaat breken met de belijdenis der kerk, men meer gebrek krijgt aan jongelieden die lust hebben in het treffelijke werk van het opzienersambt. In de Hervormde kerk in Nederland is nog steeds een groot getal vacante gemeenten, en men kan niet zeggen dat de Doopsgezinde en de Remonstrantsche gemeenten overvloeien van jongelieden die begeerig zijn om den kansel te beklimmen. En toch is men daar in zake de leer zoo vrij als een vogeltje in de lucht. Het kan ook niet anders! Wagr eerst met de belijdenis der kerk, daarna met den Bijbel ge broken wordt, daar kan het opkomend geslacht ook geen lust ingeboezemd worden om de kerk te gaan dienen. Het idéé van kerk is dan ook al zoo verzwakt, dat het met eene gewone vereeniging overeenkomt, en ten slotte wordt zelfs de kerk voor een overbodig ding gehouden, of althans voor een zaak, v^aaraan niet het geheele leven behoeft gewijd te worden.

Van harte hopen wij, dat de Gereformeerde kerken in de niéuwe-wereld zullen toonen, dat de Gereformeerde belijdenis haar dierbaar blijft, al ziet men ook in andere kerken een snellen afloop als der wateren op de wegen van het ongeloof.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 december 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 december 1901

De Heraut | 4 Pagina's