Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

En dit zal u het teken zijn.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

En dit zal u het teken zijn.

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

[KERSTFEEST].

En dit zal u het teeken zijn; gij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe. Lukas 2:12.

In het zoo druk bedrijvig, woelig en zwoegend leven van onzen tijd, brengt het Kerstfeest aan de Christenvolken over heel de wereld voor eenige oogenblikken ontspanning.

De ontspanning als van een Sabbat-dag.

Het maatschappelijk raderwerk staat wel niet stil, rnaar toch is gedurende één, twee dagen iets in zijn gang als in dien van de klok welke afloopt.

Op een van de drukke pleinen van de wereldstad, waar voetgangers en vervoermiddelen zich steeds voortbewegen in naa.st elkaar uit verschillende richting golvende stroomen, heft plotseling de politieagent de hand op. Dan staat voor een oogenblik stil heel dat woeHg verkeer van haastig opdringende menschen; van voorzichtig langzaam voortgetrokken, met koopmansgoederen zwaar beladen, karren; van logge, met menschen volgestopte, omnibussen; van min of meer elegante equipages.

Een bekende plaat .stelt een dergelijk tafereel uit het Londensche straatleven voor.

Een kind moet het plein oversteken.

Een gewoon kind.

Niet om het kind van de Majesteit maar om de majesteit van het Kind, rusten voor een oogenblik de moeie bev/eegzenuwen van mensch en dier op het woelende plein.

En zoo is het nu ook om de majesteit van een Kind, dat de vermoeide spieren en de vaak niet minder vermoeide hersenen van de werkers met hand of hoofd, rust hebben van de inspanning van het bedrijf.

Dat de vuren bijkans gedoofd worden en de machines stil staan; de koopmansbeurzen dicht en de kantoren gesloten blijven; de scholen niet gehouden en de winkels haast nist open komen; en dat heel de samenleving haar werkpak uittrekt, om in Zondagstooi hoogtijd te houden, — 't is al om de majesteit van het Kind van Bethlehem. Van het Kindeken in doeken gewonden en liggende in de kribbe.

Eens is dit Kindeke een teeken geweest. Een teeken is altijd iets v/at ge met uw zintuigen waarneemt. Wat ge met uw ooren kunt hooren; met uw haaden kunt tasten; ruiken met uw neus of proeven met uw tong; met uw oogen kunt zien.

Een teeken is altijd zinnelijk.

Eens voor de herders in den stillen Kerstnacht, dien nacht „schooner dan de dagen, " in Efratha's velden.

Toen zooeven gebeurd was, wat de pen van Lukas in die, om hun eenvoudigheid, zoo aangrijpende woorden, aldus beschrijft: n zij baarde haar eerstgeboren Zoon, en wond Hem in doeken, en legde Hem neder in de kribbe, omdat er geene plaats was in de herberg. (Lukas 2 : 7).

Wij weten er niets meer van.

Wij weten alleen, dat het niet was in de herberg.

Omdat daar voor Jozef en Maria geen plaats was.

Het getuigt zeker niet van zachte zeden bij al die vreemdelingen, om de „beschrijving" naar Bethlehem gekomen, dat zij voor de zwangere geen plaats in de herberg hebben gemaakt.

Voor zulk een vrouw voelt zelfs de ruwste man nog deernis en staat zijn plaats aan haar af.

Maar dat gebeurde daar niet.

En alleen in den donkeren nacht, geweigerd aan de deur, moesten die twee toen maar een goed heenkomen zoeken.

De toch altijd zoo bange ure, als een kind wordt geboren, hebben zij samen alleen, zonder dat, wat anders den armsten nog wel aan hulp en verlichting wordt geboden, doorgemaakt.

Zoo bitter armoedig.

Die nederige geboorte.

En dan wikkelt de moeder haar naakt Kindeken in doeken van het eigen lijf en legt het neer in een kribbe, een voederbak van Het vee.

De aanwezigheid van die kribbe, op de plaats der geboorte, heeft doen denken aan een stal. Mogelijk is de stal een spelonk, een holte in de rots geweest, zooals een zeer oude traditie zegt.

Het doet er echter niet toe.

Uit dat neerleggen in de kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg, krijgt gij reeds genoeg te verstaan van die heilige armoede.

En daarom is het juist te doen.

Opdat gij zoudt weten de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentv; il is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijne armoede zoudt rijk worden. (2 Korinthe 8:9).

Maar al weten onder de menschen slechts Jozef en Maria van wat er in Bethlehem is geschied, in de hemelsche heirlegers, onder de trawanten die den Troon van den Eeuwige omgeven, is het bekend.

En de hemelen zullen vertellen Gods eere aan de aarde.

De arme herders in Efratha's velden, die in den nacht waken bij hunne kudde, schouwen plotseling iets van die hoogere wereld, welke anders een voorwerp des geloofs en niet des aanschouwens is.

Een engel van Jehovah staat bij hen. Zij weten het, zoo hebben Israel's vromen, in vroeger dagen, ook engelen gezien.

En als zij zich zelf zien omschenen door wondere glansen van hemelsch licht, herkennen zij de heerlijkheid van Jehovah, den eigen Lichtglans, die den Eeuwige omstraalt, waarvan zij weten uit de Schrift, die nu afstraalt van zijn bode.

Zulk schouwen van het anders ongeziene, wekt in een mensch de aandoening van vrees. Reeds voor eeuwen had in Israël Manoach tot zijn huisvrouw gezegd: ij zullen zekerlijk sterven omdat wij God gezien hebben. (Richteren 13 : 22).

En ook de herders in Efratha's velden vreesden met groote vrees.

Maar zij hebben niet te vreezen in dezen nacht van groote blijdschap voor heel Israël.

Daarom wordt de engel van Jehovah de eerste verkondiger van het Evangelie der vervulling, en tot de herders klinken uit zijn mond de woorden: Vreest niet; want ziet, ik verkondig u groote blijdschap die al den volke wezen zal; dat u heden geboren is een Redder, welke is Messias, de Heere, in David's stad.

Zoo hooren dan de herders de blijde boodschap, dat de Messias geboren is.

Dan, de Heere wilde niet slechts dat zij het zouden hooren, ze moesten het ook zien.

Eö daarom komt nu bij het woord ook het teeken.

En dit zal u een teeken zijn: ij zulteen Kindeken vinden in doeken gewonden, en liggende in de kribbe. (Lukas 2 : 12). Dit voegt de Engel aan zijn verkonding van Messias' geboorte toe.

Voor de herders een vast teeken.

Van den geboren Messias.

Zij konden zich niet vergissen.

Als zij straks, nadat zij, wat wij noemen: den Zang der Engelen, doch wat de Schrift noemt hun zeggen (vs. 13) hebben beluisterd; als onder hen zich de blijdschap hunner harten over wat zij hebben gehoord, dan uit in woorden van innig verlangen, om ook te zien en zij door de velden heen naar het stedeke snellen, — dan vinden zij het Kindeken ook.

Het kon niet missen.

Bethlehem was maar een klein stadje. Heden, had de engel gezegd, was het Kind geboren. Het getal der kinderen die in één nacht op zulk een kleine plaats geboren worden, is niet groot. En daarbij was dat liggende in een kribbe, dat neerliggen van een pasgeboren kindeken in een voederbak van het vee, zoo ongewoon, zoo zonderling, dat, ook al heeft zich bij hen niet de voorstelling van een stal onwillekeurig met die van een kribbe verbonden, zij niet lang behoefden te zoeken.

En die meening zal bij u worden versterkt, indien gij leest wat in vers 16 staat: n zij kwamen met haast, en vonden Maria, en Jozef, " en het kindeken liggende in de kribbe. Indien zij toch lang hadden moeten zoeken, zou de haast er wel bij hen zijn uitgeraakt. Men zoekt toch in de hoop van te vinden, maar de uitgestelde hoop krenkt niet alleen het hart (Spr. 13 : 12) doch vertraagt ook den voet.

En dit zal u het teeken zijn.

Daar is een tijd geweest, toen het Kindeke in doeken gewonden en liggende in de kribbe, dat was voor de volkeren van Europa.

Een teeken van den geboren Zaligmaker. Gekerstend door het heilig Doopsel, toen zij meest nog stonden in de kindsheid hunner beschaving, had Rome zich de opvoeding dier volkeren tot taak gesteld.

Het Christelijk Rome, erfgenaam voor een goed deel der glorie van het antieke, maar daarbij verrijkt met de nog grooter glorie van het martelaarsbloed der eerste Christenen; van de prediking in schrift en woord van den heiligen Apostel Paulus; straks zich nieuwen luister bijzettend door de traditie, dat de Heilige Apostel Petrus er als eerste Bisschop zou hebben gezeteld.

Op niet onverdienstelijke wijze heeft het zich van deze taak gekweten.

Als een lichtende stad op een berg werpt het, in de beschaving en de kunst, de zedelijkheid en de religie die het aan de gekerstende maatschappijy van het middeleeuwsche Europa brengt, zijn stralen ver om zich heen.

Over de methode dezer opvoeding kan men verschillen; haar veelszins voortreffelijke resultaten laten zich, zelfs waar men haar meent te moeten veroordeelen, niet loochenen.

Tot die methode behoorde onder meer de verzinlijking van het geestelijke. Dit moge al zijn bedenkelijke zijde, en zijn niet minder bedenkelijke gevolgen hebben gehad, de intentie is ongetwijfeld goed geweest.

Van een van Rome's Bisschoppen uit het laatst der 6e eeuw, van Gregorius den Groote, bestaat een brief, die, gelijk Rome nog doet, alle aanbidding der beelden nadrukkelijk veroordeelt, doch het gebruik van schilderingen in de Kerken aanbeveelt. En wel opdat zij, die niet lezen kunnen — en het lezen was toen een vrij zeldzame kunst — tenminste op de muren zouden lezen, wat zij in de schriften te lezen niet in staat waren.

En tot die uitbeeldingen, waardoor Rome nog altijd het volk aanschouwelijk onderwijs geeft, behoort ook het Kindeken, in de Kribbe.

Het is uitgebeeld op allerlei wijze.

In de zoete woorden van de middeleeuwsche Kerstzangen, waarin een naïef dichtende verbeelding ook aan os en ezel, in den stal, bij de kribbe een plaats gaf.

Uitgebeeld in dat „wiegje met een beeldeken er in, " dat op het altaar staat, als de klokken van den Kerstnacht ter kerke roepen en het feestelijk licht, uit hethooge koor, den donkeren winternacht in den blijden morgen van een lentedag omtoovert. In de verven en kleuren door een min of meer vaardig penseel op doek gebracht of ook op de muren geschilderd, ter versiering van het kerkgebouw.

Maar uitgebeeld ook door de grootmeesters van de kerkelijke Kunst, die met al de bekooring van haar licht-«n kleureffecten, haar hoogtijd houdt als, in de eerste helft der zestiende eeuw, AUegri van Correggio zijn : Heilige Nacht schildert. Thans in Dresden bewaard, ziet gij op deze schilderij Maria zich heenbuigend, in al de weelde van de jonge Moeder, over haar goddelijk Kindeken ; het omvangend met haar armenj gelijk het daar gebed op wat stroo, neerligt in de kribbe, van Zich doende uitstralen een sehittering van licht

In die tijden was het dus uitgebeelde Kindeken, in doeken gewikkeld en liggende in de Kribbe, voor ieder die in den Naam van den Drieëenige was gedoopt, een teeken. Het beteekende wat voor hem.

Niet dat beeld zelfwas voorwerp van aanbidding, maar Hij, die thans aan de Rechterhand des Vaders gezeten, daardoor werd voorgesteld, gelijk Hij eens was geweest.

Zeker, niet altijd hebben kinderlijk-zinnelijke naturen vermocht die onderscheiding te maken. Het Concilie van Trente heeft het dan ook noodig geacht de woorden van heiligen toorn, die Israels Psalmist tegen het Semietische heidendom slingert, tegen zulk een verwarring van het beeld met zijn prototype, te herhalen.

Dat die ze maken hun gelijk worden, en al wie op hen vertrouwt. (Ps. 135 : 18).

Ook Rome bestraft met deze woorden de aanbidders der beelden.

En dit zal u het teeken zijn.

Voor een groot deel der gekerstende menschheid is het dus uitgebeelde Kindeke het in onze dagen niet meer.

De protestantsche wereld, en in haar met name de Calvinistische, beziet het met andere oogen.

Vooral het Calvinisme heeft met de aanbidding in geest en waarheid ernst gemaakt.

Ernst gemaakt, ook door principieel te breken met al wat, al is het dan ook zoo niet bedoeld, toch voor het geestelijk karakter van de christelijke Relegie eigenaardige gevaren oplevert.

Het beeld van het Kindeken in de Kribbe, heeft het met alle andere beelden verbannen uit zijn kerkgebouwen.

Het keurt, wars van eigenwilligen godsdienst in de Kerk van Christus, geen andere verzinlijking van het geestelijke goed, dan die de Christus zelf verordineerd heeft in de Sacramenten van den Heiligen Doop en het Heilig Avondmaal.

Dat zijn de teekenen.

Vlak tegen Gregorius in antwoorden wij Calvinisten op de vraag: Maar zoude men de beelden in de Kerken als boeken der leeken niet mogen lijden, met een beslist: Neen. Want wij moeten niet wijzer zijn dan God, dewelke Zijne Christenen niet door stomme beelden, maar door de levendige verkondiging Zijns Woords wil onderwezen hebben (H. C. vr. 98). Niet door het beeld, dat niet spreken kan, maar door de levende prediking van het Woord moet Gods volk gesticht.

Het uitgebeelde Kindeke is den Calvinist daarom niet meer een teeken, dat zijn Zaligmaker geboren is.

Ook al zal hij esthetische waarde toekennen aan een werk als Corregio's Heilige Nacht; in de aanschouwing daarvan zelfs dankbaar genieten; zijn geloof zal hij er niet door zoeken te sterken; voor zijn religie alle waarde er aan ontzeggen.

En juist omdat al wat op verzinlijking van den eeredienst doelt, tevens zijn zuiverheid bedreigt, wil de echte Calvinist er dan ook niet van weten en gaat er tegen in, als de anti-gereformeerde zede, om, ter onderwijzing van de kinderen, onder den heidenschen spar ook het Kindeken, in doeken gev.'onden en liggende in de Kribbe, uit te beelden, — onnadenkend goedhartig, In de protestantsche wereld almeer wordt verbreid.

Maar ook in de roomsche wereld zijn er, voor wie in onze dagen het uitgebeelde Kindeken in de kribbe geen teeken meer is.

Geen teeken van den geboren Zaligmaker.

En dat is in vele gevallen te betreuren.

In die gevallen, waarin het afzien van de schaduw niet gepaard ging met een opzien tot de werkelijkheid.

Niet alleen met de roomsche Religie, maar met al wat Christendom heet, hebben velen gebroken in hun hart.

Los van Rome.

Maar ook los van den Christus.

Men wil dan geen Christen meer zijn, en acht het soms zelfs niet eens noodig; soms ook wel niet voordeelig daar officieel van te doen blijken.

Vooral in roomsche landen.

Toch willen ook deze velen van de ontspanning, die het Kerstfeest der christelijke maatschappij biedt, nog wel genieten.

Doch zonder iets te voelen voor de majesteit van het Kind van Bethlehem.

Als straks, om iets te noemen, Frankrijk zijn NoU, zijn dies natalis, zijn geboortedag van Christus viert, raakt ook de „vrijdenker" in stemming.

Als het geen bijzondere stoere is en hij bovendien de zekerheid heeft, dat er esthetisch genot valt te smaken, wil hij nog wel in den Kerstnacht een Mis bijwonen.

Mocht hij zich zelf al bij de lichtvreugde, die het kaarsengeglinster in zijn ziel ontsteekt, en onder het ruischen van de orgeltonen en het gezang der, uit zijn jeugd zoo wel bekende, kerkliederen, op mystieke stemmingen gaan betrappen, — hij zal zich stil laten gaan, vast verzekerd, dat een weivoorziene nachtdisch hem straks wel weer zal terugvoeren tot wat deze mensch de werkelijkheid noemt.

Het Kindeke op het altaar in doeken gewonden en liggende in de kribbe, biedt hem evenmin daar als tusschen de étalage van 'n winkelkast, of op het titelblad van het Noël-nommer zijner illustratie, meer een gedachte aan.

En dit zal u het teeken zijn.

't Is niet, om te zeggen onvriendelijke dingen aan onze Roomsche mede-christenen.

Het is ook niet om tegenover een donker punt in de roomsche Religie op een lichtpunt in het Protestantisme te wijzen. Want, wie het laatste kent, weet maar al te goed, dat ook hier op den luister van het getal, indien men eens rekening houdt met het christelijk gehalte, heel wat valt af te dingen.

Niet voor Zijn beeld, maar evenmin voor den Christus zelf willen, velen hun knieën meer buigen.

De „vrijzinnigheid" heeft ook hier velen los van den Christus gemaakt, en dat na eerst de grootvaders los van het Kerkgeloof en de vaderen los van het Schriftgeloof te hebben gemaakt. Het beeld van den tammen vrijdenker van Protestantschen huize laat zich al even gemakkelijk teekenen als dat van zijn broeder in de Vrije Gedachte van Roomsche familie. Ten onzent, om iets te noemen, heeft voor den eersten het Kerstfeest al evenmin meer beteekenis als dat van St. Niklaas. Hij voor zich ziet in de viering van het laatste geen „papisme", en in die van het tweede het „christelijke" niet meer.

Wat ons deze dingen doet zeggen, is om het oog te vestigen op een donkere schaduw, die ia onze dagen, door veler afval van het Christendom, op het Kerstfeest wordt geworpen.

Voor de majesteit van het Kind van Bethlehem wordt door duizenden onder de gedoopten, niets meer gevoeld.

Het heeft voor hen zijn beteekenis verloren.

De Kerk van Rome is gekomen en heeft, rekening houdend met den hartstocht voor een werkelijkheid, die door de velen, door de groote menigte der menschen, vereenzelvigd wordt met de stoffelijkheid, de christelijke Religie verzinlijkt. Om de ziel des menschen te doen vinden het Kindeken, in doeken gewonden en liggende in de Kribbe, heeft zij het beeld van dat Kindeken voor zijn oogen geplaatst.

De Kerken der Reformatie, en met name die, waarop Calvijn den stempel van zijn machtigen geest heeft gedrukt, zijn gekomen en hebben, rekening houdend alleen met wat zij van 's Heeren ordinantie verstonden, alle verzinlijking gekeerd; het geestelijk karakter der Christelijke Religie doen uitkomen.

Het was daarom, dat zij het beeld van Bethlehems Kindeken aan de oogen der menschen hebben onttrokken, om hun zielen het Kindeken zelf alleen te doen vinden door middel van het Woord.

Verschil van methode.

Maar samenhangend op het innigst met een verschil in beginsel.

Dan, onder het geslacht onzer tijdgenooten zijn er duizenden en duizenden, die noch in den eenen noch in den anderen weg dit Kindeken meer willen zoeken.

Zich afwenden van wie belijden, dat zij Het hebben gevonden.

En dat is een donkere schaduw, die over de ziel van den Christen trekt, wanneer hij staat in gedachten bij het Kindeken, in doeken gewonden en liggende in de kribbe.

Want zij, die zich dus afwenden van de Kerk van Christus; voor wie het Kindeke van den Kerstnacht alle beteekenis heeft verloren, zijn menschen. |En met de heilige liefde, die uitgestort is in zijn hart, heeft de Christen de menschen lief.

Daarom zoekt hij hun geluk, daarom gaat hem ter harte hun zaligheid.

En juist omdat hij weet, dat er voor een mensch in dit vaak zoo moeielijk leven geen waarachtig geluk en na dit leven geen zaligheid is, tenzij hij de beteekenis van het Kindeken, in doeken gewonden en liggende in de Kribbe, verstaat, grijpt, als hij denkt aan deze onverstandigen, dan ook de smart der heilige liefde zijn ziel aan.

En die smart is zoo heilzaam.

Zij dringt u om te zoeken wat afdreef.

Te mijden wat de onverstandigen z.{%too\..

Te sterken ook, wat in zijn verzwakking

voor afval gevaar biedt. Te bidden : Geef dat wij en alle menschen Uw wil doen.

Ook door te gelooven in Hem, dien de Vader heeft gezonden.

En die smart is vaak zoo ondiep.

En dit zal u het teeken zijn.

Maar ook om u op de beteekenis van het Kindeke van Bethlehem te wijzen, gaat ons woord tot u uit.

Opdat uw geloof worde gesterkt.

En daardoor uw liefde, die anderen zoekt, maar ook uw vreugde, dat ge zelf hebt gevonden, des te inniger zij.

Zeker, een zinnelijk teeken kan het Kindeke in doeken gewonden en liggende in de kribbe, voor ons niet meer zijn. In onze wereld is het nergens meer te vinden. Uw oogen kunnen het niet meer zien, uw handen het niet meer tasten.

Nu niet en in eeuwigheid niet.

Want niet als een Kindeke, maar als een Man is de Christus opgenomen in den hemel, waar Hij thans in heerlijkheid troont, en alzoo wederkomen zal, gelijkerwijs de Elven hem van den Olijfberg naar den hemel hebben zien heenvaren.

Toch zal het Kindeke van Bethlehem voor u een teeken zijn.

Geen zinnelijk teeken, als voor de herders, maar in den zin waarin al Gods wonderen die de Schrift ons verhaalt, voor u teekenen zijn.

Moeten zijn.

En als gij nu aan dié Schrift gelooft als het woord van uw God, dan gelooft gij ook aan de wonderen waarvan zij verhaalt.

Ook aan het wonder van Bethlehem.

Dan is u dat Kindeken in doeken gewonden en liggende in de Kribbe, waarvan de Schrift verhaalt, een teeken van de trouw en de wijsheid en de almacht van uw God.

Maar ook een teeken van Gods wonen nder ons.

Van de Incarnatie.

Van de Vlceschwording des Woords.

Van Immanuël, God met ons.

Een teeken, dat u geboren is de Zaligmaker.

Want de Schrift verhaalt u niet alleen van dat Kindeken, maar zegt er u, in Ouden Nieuw Verbond, wat het beteekent, bij.

En op grond van wat de Schrift, zij het ook tot op zekere hoogte, dus ontsluiert,

belijden wij Gereformeerden dan ook van de Menschwording Jezu Christi, dat God de belofte, die Hij den oudvaderen gedaan had door den mond Zijner heilige Profeten, volbracht heeft, zendende Zijnen eigen, eeniggeboren en eeuwigen Zoon in de wereld, ten tijde van Hem bestemd, dewelke eens dienstknechts gestalte aangenomen heeft en den menschen gelijk geworden is, waarachtiglijk aannemende een ware menschelijke natuur, met al hare zwakheden, uitgenomen de zonde, ontvangen zijnde in het lichaam der gelukzalige maagd Maria, door de kracht des Heiligen Geestes, zonder toedoen des mans. (Ned. Gel. Art. i8).

En dit zal U het teeken zijn. Het teeken voor U. Het wonder Gods voor U ook gewrocht. Is het Kindeke dat.?

Indien gij waarlijk gelooft aan de Schrift, ongetwijfeld.

Want dan gelooft gij al wat de Schrift van dat Kindeke zegt, maar ook al wat de Schrift zegt van U.

Gelooft gij, dat het Kindeke Jezus de Zaligmaker, de Christus, de Heere is.

Gelooft gij, dat gij in uzelf verloren, van alle gerechtigheid voor God beroofd, een slaaf van Satan zijt.

En als gij dat waarlijk gelooft, dan kan het niet uitblijven of in den angst uwer verlorenheid, in het besef uwer ongerechtigheid, in uw haat tegen Satan, zult gij gehoor geven aan het v/oord, dat, naar de Schrift ons ook verhaalt, het Kindeke van Bethlehem eens als Man heeft gesproken : Zoo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. (Joh. 7 : 37).

En dan hebt ook gij gevonden.

Gij hebt dan gevonden in dat Kindeke, wat Gods liefde er voor u in gelegd heeft.

Zeker, kind. daar is een Majesteit van het

Ook van het in zonde ontvangen en geboren kind.

Want het kind is zoo groot in zijn nederigheid, eenvoudigheid en oprechtheid; in het vertrouwen waar meê het zich geeft.

Natuurlijke deugden, waarin vaak groote menschen zoo jammerlijk klein zijn.

Zoo groot, dat Jezus het worden gelijk de kinderkens, als een eisch stelt voor het ingaan in Zijn Koninkrijk (Mt. 18 : 3).

En ook deze Majesteit van het kind was in het Kindeke Jezus.

Maar in dat Kindeke was bovendien een eigen en eenige, een goddelijke Majesteit.

De grootheid der goddelijke ontferming.

In het aannemen van eens dienstknechts gestalte door Hem, die in de gestaltenis Gods is.

In het om uwentwille arm worden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijne armoede zoudt rijk worden.

De grootheid van God geopenbaard in het vleesch.

En niet alleen op het Kerstfeest, maar telkens wanneer zijn gedachten bepaald worden bij het Kindeke in doeken gewonden en liggende in de kribbe, buigt voor deze Majesteit van Bethlehem's Kind ieder mensch, die er zijn Zaligmaker in heeft gevonden, met een mijn Heere en mijn God I op de lippen, in stille aanbidding neer.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 december 1901

De Heraut | 4 Pagina's

En dit zal u het teken zijn.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 december 1901

De Heraut | 4 Pagina's