Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Art. 36.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Art. 36.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu de Zendingsorde verschenen is, mag de vraag niet langer onderdrukt worden, waar het rapport blijft over het bekende gravamen tegen Art. 36 onzer Confessie.

Op de Synode van Middelburg was deze zaak aanhangig gemaakt door de Provinciale Synode van Groningen, die volkomen terecht van oordeel was, dat een gravamen, d. w. z. een bezwaar tegen een gewichtig deel der Belijdenis, niet slepende kon en mocht worden gehouden.

Het recht van gravamen staat aan ieder open. Wie meent op grond van Gods Woord bezwaren te moeten inbrengen tegen eenig deel der Belijdenis, heeft daartoe het volste recht. Het Confessionalisme, dat de Belijdenis in den grond op één lijn stelt met Gods Woord en voor geen verbetering vatbaar acht, is Roomsch, niet Gereformeerd. De Gereformeerde Kerken hebben in haar eigen belijdenis uitdrukkelijk uitgesproken, dat Gods Woord alleen norma is en elk menschelijk geschrift daaraan onderworpen blijft.

Maar in den aard van zulk een gravamen ligt dan ook, dat het door de Generale Synode getoetst en beslist worden moet. De Belijdenis is Formulier van Eenigheid, en de Kerk kan op den duur niet toelaten, dat haar dienaren de Belijdenis met een voorbehoud onderteekenen. Stelt de Kerk eenmaal dien weg open bij één artikel, dan mist zij straks het recht om degenen, die ook op andere punten afwijkende meeningen hebben, deswege te veroordeelen. Het quatenus vervangt dan allengs het quia, en de deur wordt opengezet voor allerlei meeningen en opvattingen, die lijnrecht met de Belijdenis in strijd zijn.

In normale gevallen zal een gravamen tegen de Belijdenis dan ook op de eerstkomende Generale Synode moeten behandeld worden. De Synode zal dan óf het gravamen wettig achten en de Belijdenis wijzigen, of, indien niet, dan zal zij moeten verbieden aan degenen, die dit gravamen hebben en daarvan geen afstand willen doen, langer als dienaren der Kerk op te treden.

Een derde weg is er niet.

Op de Synode van Middelburg is dit dan ook zoo ernstig gevoeld, dat de hoogleeraren der Theologische faculteit aan de Vrije Universiteit en van de Theologische school te Kampen eenparig hebben ver klaard, bedenking te hebben tegen Art. 36 der Belijdenis en het oordeel der kerken hierover in te roepen. Terwijl de Synode destijds een Commissie benoemde, bestaande uit de heeren Dr. H. Bavinck, Ds. T. Bos, Mr. D. P. D. Fabius, Mr. Th. Heemskerk, Dr. A. Kuyper, Ds. A. Littooy en de ouderlingen T. Tromp, en H. Windt, om op de volgende Synode te dienen van advies. En daar deze zaak niet alleen de Gereformeerde kerken in Nederland aanging, maar ook de Gereformeerde kerken daarbuiten, besloot de Synode dat ook deze kerken zouden worden uitgenoodigd afgevaardigden te zenden, om mede over dit gravamen te besUssen.

Op de Synode te Groningen had deze zaak dus moeten beëindigd worden Maar het gewachte advies verscheen niet. Deputaten van buitenlandsche kerken waren niet uitgenoodigd. En op de pertinente vraag, wat in deze zaak door de benoemde deputatie gehandeld was, werd geantwoord, dat men nog niet gereed was gekomen.

Bij een zoo gewichtige zaak als een gravamen tegen de Belijdenis is dit te begrijpen. Elke overijlde beslissing zou hier af te keuren zijn. Vooral wanneer men niet alleen negatief wilde te werk gaan, en hetgeen de Belijdenis leerde in strijd verklaren met de uitspraken van Gods Woord, maar ook positief wilde uitdrukken, hoe de Belijdenis veranderd moest worden om in overeenstemming te komen met Gods Woord, was grondige voorbereiding, veelomvattende studie en langdurig overleg noodig.

De Synode van Groningen erkende dit en schonk daarom aan de vroeger benoemde deputaten nog twee jaar uitstel, maar be­ paalde dan ook uitdrukkelijk, dat het advies vóór I Augustus 1901 aan de kerken moest worden rondgezonden.

Thans schrijven we December 1901, en het advies is er nog niet.

Zelfs zegt men, dat de benoemde deputaten sinds de Groninger Synode nog niet eenmaal vergaderd hebben en hun arbeid al dien tijd heeft stilgestaan.

Wat de oorzaak hiervan is, weten we niet. De deputaten zullen op de Synode te Arnhem daarover wel het noodige licht ontsteken.

Maar in elk geval mogen de Kerken de zaak zoo niet laten zitten. Het gravamen tegen Art. 36 moet op wettige wijze behandeld en beslist worden. En indien het blijkt, dat de Deputaten niet tot een eenparig advies kunnen komen, dan moeten de Kerken zelve de zaak, ter hand nemen en bij de Synode er op aandringen, dat men afdoende maatregelen neme.

Nu de deputaten hun advies aan de Kerken hebben onthouden, zal het geen onbescheidenheid worden geacht, wanneer de kerkelijke pers tracht op dit punt de Kerken voor te lichten en van raad te dienen.

Het komt ons voor, dat de Synode zal hebben uit te gaan van de volgende feiten:

1. dat de verschillende buitenlandsche Gereformeerde Kerken, die Art. 36 in haar belijdenis hadden of een dergelijk Artikel, reeds lang besloten hebben dit artikel, of de woorden, waartegen het gravamen gaat, buiten werking te stellen.

2. dat ook in onze Kerken een niet gering deel van de Dienaren des Woords en de hoogleeraren in de godgeleerdheid aan de Theologische School en de Vrije Universiteit verklaard hebben, dat zij de geïncrimineerde woorden in Art. 36 in strijd achten met het Woord van God;

3. dat de bedoelde woorden een verklaring behelzen omtrent de taak der Overheid ten opzichte van de afgoderij en valschen godsdienst, die, hoe belangrijk ook, toch geenszins kan beschouwd worden als een dogma, dat rechtstreeks met de zaligheid samenhangt, en waarover volkomen eenparigheid van gevoelen noodig is, om als Kerken saam te kunnen leven.

Waar deze feiten vaststaan en de moeilijkheid alleen hierin blijkt te bestaan, dat men voor de onjuist geachte zinsnede in Art. 36 nog geen andere formule heeft kunnen vinden, die naar aller oordeel uitdrukt, wat de Schrift ons omtrent de taak der Overheid ten opzichte der valsche religies leert, daar dunkt ons, dat de eenige gezonde oplossing hierin ligt, dat men de derde zinsnede uit Art. 36 schrapt of buiten werking stelt. Terwijl men dan rustig den tijd kan afwachten, dat in de Kerken door voortgezet onderzoek een communis opinio is ontstaan omtrent dit punt en daarna eerst tot positieve wijziging van Art. ^6 overgaat.

Ook de buitenlandsche Gereformeerde Kerken hebben aldus gehandeld. De Belgische Zendingskerk verklaarde uitdrukkelijk, te verwerpen wat in Art. 36 werd gezegd over de macht, die aan den Staat werd toegekend in geloofszaken. De Gereformeerde Kerken in Amerika, die mede onze Belijdenis hebben, hebben alinea 3 van Artikel 36 buiten werking gesteld. En de Engelsch sprekende Gereformeerde Kerken in Engeland, Ierland, Schotland en Amerika, die de Westminstersche Confessie hebben aangenomen, waarin een de-gelijke uitdrukking voorkomt als in onze Confessie, hebben alle of deze uitdrukking gewijzigd, of haar zoo geïnterpreteerd, dat ze precies het omgekeerde zegt van wat er staat, of in de onderteekeningsformule een uitzondering voor dit artikel gemaakt. Men kan gerust zeggen, dat er geen Gereformeerde Kerk is, die nog eischt van hare dienaren het in Art. 36 uitgesproken beginsel als Schriftuurlijk te belijden.

Waar zulk een consensus bestaat, dunkt het ons niet noodig, dat de Synode onzer Kerken bij de behandeling van dit gravamen de adviezen en afvaardiging der buitenlandsche Gereformeerde Kerken afwacht, wanneer men zich bepaalt tot hetgeen overal elders reeds geschied is en waarover dus geen geschil van meening bestaat. Alleen dan, wanneer men de Confessie wij Eigen wilde, door een nieuwe formuleering voor de oude in de plaats te stellen, zou het noodig zijn, dit in gemeenschappelijk overleg met deze Kerken te doen.

Onze Gereformeerde Kerken hebben steeds erkend, dat binnen de grenzen der Confessie de libertas prophetandi, de vrijheid om zijn meening te zeggen, moest gehandhaafd worden. Er zijn in onze Kerken tal van ultra-confessioneele geschillen, die daarom kunnen gedragen worden, omdat zij niet het hart der religie raken, op den b dem der Schrift zich bewegen en slechts éénzijdige opvattingen zijn van een waarheid, die door allen beledsn wordt,

In de i6e en 17e eeuw bestond er in de Gereformeerde Kerken g.en geschil over de roeping der Overheid om de ware Kerk te beschermen en de valsche religies uit te roeien desnoods met den sterken arm. Toen was dit artikel in de Confessie dus inderdaad de uitdrukking van wat heel de Kerk geloofde. Geheel daargelaten nu of dit geloof, dat uitsluitend op het Oude Testament steunde en niet één bewijsplaats uit het Nieuwe Testament kon aanvoeren, juist was of niet, kan niet ontkend worden, dat thans deze communis opinio niet meer bestaat en een overgroot deel der Gereformeerde belijders, in ons land en elders de zaak op grond van Gods Woord geheel anders inziet.

Raakte nu dit geschilpunt naar de overtuiging der Kerken de hartader van het geloof; ging het hier als »bij den strijd tegen de Remonstranten om de erkenning van de souvereiniteit Gods in het werk der genade; dan mocht de kerk niet rusten voordat deze strijd uitgestreden was en degenen, die het met de belijdenis der Kerk niet eens waren, èf overtuigd waren van ongelijk, of gedwongen waren om met de Kerk te breken.

Maar waar niemand dit beweren zal rn men noch aan de eene noch aan de andere zijde zal willen staande houden, dat wie de bewuste zinsnede in Art. 36 verwerpt of handhaaft, daarom principieel tegenover de gereformeerde belijdenis partij heeft gekozen, daar blijkt, dat dit geschilpunt een uliraconfessioneel geschil is en juist daarom uit de confessie verwijderd behoort te worden, wat dit geschil tot een confessioneel geschil maken zou.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 december 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Art. 36.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 december 1901

De Heraut | 4 Pagina's