Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

WAT MEN DACHT EN DEED.

II.

Als een schip zuidwaarts voer langs de kust, en tot kaap Nun gekomen was, dan kon het, dacht men, niet wijzer doen dan terug keeren. Wel was natuurlijk de zee daar niet met een hek afgesloten, maar, zoo luidde de algemeene uitspraak, wie kaap Nun voorbij gaat, weet niet of hij weer terugkeert. En zelfs de knapste Portugeesche zeekapiteins — en dat waren geen kinderen, streken voor dat gevoelen de vlag, en gingen niet verder.

Maar waarom niet? zult ge vragen.

Wel, van de wateren voorbij kaap NUD, werd allerlei vreeselijks verteld. Daar begon „de zee der verschrikkingen."

Want voorbij de kaap heerschte een geweldige hitte, zoo groot, dat het water er verdampte, als in een te vuur staanden schenkketel. Daardoor werd de zee, wijl het water minderde, al zouter en het zeewater zwaarder. Eindelijk, heel ver in 't zuiden, was de zee zelfs zoo dik van water, dat geen vaartuig door de zoute brij heen kon. Wie daar eenmaal in verdwaalde, zat hopeloos vast. Want boven de warme berg was de lucht zoo heet, dat e nooit wind bespeurd werd. Al zette het schip dus alle zeilen bij, er kwam geen beweging in, en een ellendige dood wachtte de manschap.

Doch nog andere gevaren dreigden, zoo vertelde men, den zeevaarder, ook al ging hij niet zoo ver, dat hij in de brij verzeilde. Er waren in de buurt ook bergen van louter magneet, en kwam nu een schip op een paar uur afstand van zoo'n magneetberg, dan trok het magneet zoo sterk, dat de spijkers uit he schip en tegen den berg vlogen, ja ook de ijzeren ankers denzelfden weg opgingen. Natuurlijk viel dan heel 't schip ineen, en werd alle man door de taaie golven verslonden.

Ge begrijpt, vrienden! dat er van al die schrikkelijke verhalen, zoo ongeveer niets waar was. Doch zoo gaat het, wanneer men iets niet weet. Dan verbeeldt men zich allerlei. Trouwens vroeger, toen men onze aarde, die ook nu nog lang niet geheel bekend is, nog grootendeel§ voor de beschaafde volken onbekend was, had men allerlei zonderlinge verhalen en denkbeelden.

Zoo vertelde men, dat op het bekende tiland Ferro, een der Kanarische eilanden, geen enkele bron was en geen regen viel. Doch gelukkig was er een boom, uit wiens bladeren steeds water droop. Dag en nacht hing boven dien boom een dikke mist, en natuurlijk kwam alle mensch en beest drinken. — Nog fraaier maakte het zekere reiziger Von Herberstein, die in zijn Moskovsche reizen vertelt, dat ergens in Tartarije planten groeien, die men boranets noemt. Aan deze nu groeien lammeren, die aan den steel blijven vast zitten, en geslacht, net zoo smaken als kreeften, ('t Is wel jammer, dat wij hier niet zoo de schapen zaaien kunnen!)

Dom Enrique hoorde al de verhalen en meeningen kalmpjes aan, zich vergenoegend met nu en daii iets te vragen of een opmerking te maken. Toen de heeren hadden, uitgesproken, zag hij den oudste onder hen strak aan, en vroeg:

„Maar houdt ge dat al nu voor waarheid? "

„Ik kan Uw Hoogheid slechts mededeelen, wat mannen van ervaring en zeemanschap verhalen, en voorts wat men algemeen gelooft. Hoeveel daarvan juist is kunnen we niet uitmaken."

„Maar wat denken de heeren er van? " vroeg de prins.

„Wel, " antwoordde een hunner „mijns inziens zijn die verhalen niet verwerpelijk, en niet strijdig met het verstand en de ervaring. Hoe zuidelijker men komt, hoe warmer het wordt, en dan kan zeer goed zelfs de zee tot damp worden. Dat magneet ijzer aantrekt is ook bekend. Kortom, ik zou niet inzien op welke gronden ik 't een en ander kan tegenspreken."

De andere heeren waren het hiermee ten deele eens, en er ontstond een lang gesprek. Het slot van de zaak was, dat men eenszins werd, hierover, dat er veel overdrevens in al die vertellingen kon zijn, en dat het best zou wezen, indien de zaak eens grondig onderzocht werd. 't Zou echter de vraag zijn, of men menschen kon vinden, die daar lust toe gevoelden.

„Toch geloof ik, " zei de prins, „dat Portugal nog wel zulke moedige mannen heeft. Daarbij, bedenk eens, wat voordeel er bij te behalen zou wezen, indien we dat Guinea ter zee konden bereiken! Ik zal trachten mannen te vinden, die 't er op wagen. Intusschen kunt gij, heeren, mij van grooten dienst zijn. Ik ben van plan, hier in mijn slot een school te stichten, waar in de kennis der aarde onderwijs wordt gegeven. Als het daartoe komt, reken ik op uw hulp.

Zeer vereerd, beloofden de geleerden gaarne aï'les te zullen doen, om de plannen van den prins te bevorderen. Toen zij vertrokken waren, nam hij nog eens de kaart voor zich, bezag die lang zeer opmerkzaam, en sprak toen:

Het kan onmogelijk zoo zijn. Ik moet meer weten."

Doch vooreerst zou er van de plannen niet veel komen.

Het was namelijk een tijd van woeling en oorlog. Zeven eeuwen geleden hadden de Arabieren en de Mooren, een volk uit Noord-Afrika, Spanje en Portugal veroverd, en e hun heerschappij gevestigd. Doch in de 13de eeuw begonnen de Christenen de vreemdelingen uit Spanje en Portugal te drijven, zoodat ten slotte de Mooren alleen het koninkrijk (Granada in Zuid-Spanje behielden.

Na dien tijd begon er in Portugal en in Spanje een voortdurende krijg tegen de Mooren, tot zij eindelijk geheel uit Spanje werden verdreven. De Mooren waren Mahomedanen, de Spanjaarden en Portugeezen Christenen. Maar men moet erkennen, dat de Mooren vaak veel beter handelden dan de Christenen, en hun ook in kunst en wetenschap ver vooruit waren. Het Christendom dier dagen was diep bedorven, wijl het pausdom heerschte, en dat leert den mensch andere dingen, dan het Evangelie ons verkondigt. De Schrift spreekt ons vaneen eigenwilligen godsdienst, en dat is elke, die gelijk de Roomsche, niet vraagt, wat God in zijn Woord gebiedt, maar wat de mensch voorschrijft, of de woorden Gods verklaart naar menschelijk inzicht.

Zoo was het dan ook geen wonder, dat men «i'Uk tegen Gods Woord in, de Mooren zocht fte bekeeren" door het zwaard en eveneens (poogde hen uit te roeien.

We wfiten trouwens uit onze eigen geschiedenis hoe hfit hier onder het Spaansche juk 'toeging.

De Moorsche heerschappij m dan ook in Spanje te gronde gfigaan; maar Sp.anje heeft zich zelf een vejderfelijken slag toegebracht, door zijn woeden tegen de Mooren.

Dat men hen als veroveraars bestreed, was te begrijpen, dat men het vreemde juk afschudde eveneens. Maar de Mooren, als burgers, waren menschen die men rustig had kunnen laten leven, die Spanje nut deden. Doch wie in blinden ijver maar doorgaat, zooals Filips II, die den Mooren den ondergang gezworen had, die bederft èn zijn zaak èn die van anderen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 februari 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 februari 1902

De Heraut | 4 Pagina's