Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uitbreiding der Universiteit.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uitbreiding der Universiteit.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er zijn teekenen, dat onder ons volk zeker ongeduld begint te heerschen, dat de Vrije Universiteit niet tot uitbreiding van het getal harer hoogleeraren en harer faculteiten overgaat.

In de Christelijke Vereeniging van Natuuren Geneeskundigen in Nederland werd door den Directeur-Geneesheer van Veld wijk de volgende motie ingediend, waarbij op onverwijlde oprichting eener medische faculteit werd aangedrongen :

a. De Chr. Vereeniging van Natuur-en Ge neeskundigen in Nederland richte zich bij gemo tiveerd schrijven tot het Bestuur der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag met het verzoek, dat het Bestuur onverwijld stappen doe om te geraken tot de oprichting eener medische faculteit aan de Vrije Universiteit. b. De Vereeniging publiceere dit schrijven en wekke krachtig op dit te steunen door inzenden van adressen van adhaesie aan het Bestuur der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag.

En niet minder sterk sprak de motie op de vergadering te 's-Gravenhage aangenomen, die onze lezers in de vorige Heraut onder de ingezonden stukken vonden opgenomen, en waarin Directeuren en Curatoren der Vrije Universiteit v/erden verzocht terstond uitbreiding te geven aan het personeel der lioogleeraren, met name in de Juridische en Litterarische faculteit.

Ook de Pers liet zich niet onbetuigd. Prof. Bavinck bepleitte in de Bazuin met warmte het voorstel der Christelijke Natuuren Geneeskundigen. En Ds. Sikkel in Holland's Kerkblad brak een lans voor de Haagsche motie.

Er is in dezen drang, die van de vrienden der Vrije Universiteit uitgaat, zeker veel wat het hart verkwikt en goed doet.

Vooreerst, omdat daaruit blijkt, dat de behoefte aan een wezenlijke, volledige Hoogeschool, die op elk gebied van wetenschap de Gereformeerde beginselen bepleit, steeds dringender door ons volk gevoeld wordt.

Het is gelijk Ds. Sikkel zoo juist schrijft:

Universiteit kan ze slechts zijn door uitgroeiing van haar Faculteiten, van al haar Faculteiten. Zonder die uitgroeiing, zonder die Faculteiten, leidt ze, haars ondanks, onder de beklemde gebreken van een Kweekschool. Ze mist dan de ruimte van wetenschap; ze mist dan dien levenden wetenschapelijken gezicht kring, die aan den eisch van heel het leven beantwoordt, en die de Universiteit, voor de professoren en voor de studenten en voor heel het volk en het leven tot een Universiteit maakt; die naar elke richting elk der wetenschap pen bevrucht en gezond houdt, en haar doet aansluiten aan het leven, (relijk Rechten en I^etteren de aanraking van Theologie en Kerk behoeven, zoo kan de Theologie in haar studie voor de Schrift en de Kerk, de aanraking met de Studiën der volken en der talen, der Wijsbegeerte en der Rechten niet missen. En evenzeer beJioeven alle geleerden de aanraking met de studiën voor Natuur-en Geneeskunde, de bestudeering der natuur en van den mensch, van het heelal en van het werktuig, van de natuurkrachten en van de Industrie. Dit volle breede veld van studiën alleen maakt een Universiteit, tot school van de Wetenschap, tot een School der wijsheid en der kennis voor heel het leven; tot een kweekplaats ook van mannen, die, zij het ook elk in eigen vak, toch niet slechts voor een vak, maar voor het leve7i zijn toegerust.

Bij die volgroeiing der Universiteit, om naar den eisch des levens en den nood der tijden Universiteit \& zijn, is dan bovendien aanraking harerzijds met heel het leven noodig. Zij moet midden in het volk staan. De Scholen met hun opleiding, de politiek met haar worstelstrjid, de pers, de letterkundige en maatschappelijke beweging, heel de volksworsteling, de worsteling der menschheid, gaan haar aan. Midden in het leven moet zij haar plaats hebben. Allerlei tenten, waarin voor het leven gewerkt wordt, moeten om haar tent heenstaan; zij moet er aanraking mee hebben; over het volksleven noet haar adem strijken, en de frissche wateren Mil (lit volksleven moeten haar leden verfrisscnen.

Eene Universiteit, die zou opgaan in een welbezette Theologische faculteit, met daarnaast een Literarische en Juridische faculteit, die met moeite haar bestaan volhouden en van den persoon van één Hoogleeraar afhankelijk zijn, zou in strijd zijn met de idéé eener universiteit en ons practisch terugbrengen tot het standpunt eener Kweekschool.

Zal de universiteit haar hooge roeping kunnen vervullen, dan moet niet alleen elke faculteit in den cyclus scientiarum vertegenwoordigd zijn, maar ook elk dezer faculteiten bezet worden met een stel van door en door kundige en wetenschappelijke mannen die in staat zijn niet alleen om de studenten voor een bepaald vak op te leiden, maar vooral om de moeilijke vraags'ukken op te lossen, die op het gebied hunner wetenschap zich voordoen.

Zoolang de Vrije Universiteit in haar niet-theologische faculteiten zoo zwak bezet blijft, kan zij natuurlijk deze roeping niet naar eisch vervullen.

Hiermede wordt in niets te kort gedaan aan hetgeen de hoogleeraren in de Letteren en de Rechten aan de Vrije Universiteit Jusver hebben gepraesteerd. De hulde, ook door mannen van wetenschap buiten onzen kring hun gebracht, toont hoe ernstig zij hun taak hebben opgevat. Maar zij zelf zullen de eersten zijn om te erkennen, dat met den last van het onderwijs eener geheele faculteit op hun schouders, het hun dusver onmogelijk was die standaardwerken te leveren, waardoor principieel hun wetenschap uit den wortel des geloofs wordt opgebouwd. En daarom moet het de Vrije Universiteit toch in de eerste plaats te doen zijn. Een kweekschool om Gereformeerde literatoren, juristen en medici af te leveren, mag in een practische behoefte voorzien, maar aan den eisch der wetenschap is daarmede nog niet voldaan. De wetenschappelijke roeping onzer Hoogeschool eischt, dat tegenover de wetenschap van •het ongeloof niet alleen negatief, maar ook positief worde opgetreden. Het bestaansrecht der Universiteit moet blijken doordat haar hoogleeraren uit het Gereformeerde beginsel een eigen philosophic, een eigen paedagogiek, een eigen staats-en strafrecht weten te geven. En die taak kan nauwelijks volbracht worden, zoolang het onderwijs van een geheele faculteit aan één persoon blijft toebetrouwd.

Dat ons volk dit inziet en voelt, is ons een oorzaak van blijdschap. Maar niet minder, dat uit deze beweging blij kt — en daarop wijzen wij in de tweede plaats — dat de zaak onzer Hoogeschool niet wordt opj^e-^at als een privaat-liefhebberij van enkele Directeuren en Curatoren, maar als een zaak van het volk zelf. Een Hoogeschool, die, gelijk de Vrije Universiteit, geheel onafhankelijk van Staatssubsidie en Staatsprotectie het waagt, alleen op de liefde en toewijding van het Gereformeerde volk te steunen, zou den grond onder haar voeten voelen wegzinken, wanneer de belangstelling van het volk ging kwijnen. De Universiteit kan alleen dan krachtig en sterk staan, wanneer ze door de liefde van het Gereformeerde volk wordt gedragen. Die liefde moet zich uiten niet alleen door gebed en geldelijke offers, maar ook doordat de wacht betrokken wordt, wanneer gevaar van afwijking van het beginsel geducht wordt of de innerlijke levenskracht der Universiteit dreigt te verflauwen.

Als krachtige uiting van het besef, dat onze Hoogeschool niet los naast of boven ons volk staat, maar in het volk zelf wortelt, wordt deze beweging daarom door ons-met dankbaarheid begroet.

Ook ontveinzen wij allermia.st, dat er, naar den uitwendigen schijn gerekend, reden bestond om over de activiteit der Vrije Universiteit ongerust te zijn. Sinds haar oprichting verloor ze aan hoogleeraren meer dan ze won. Met name de Juridische faculteit slonk op bedenkelijke wijze. En naar buiten bleek althans niet van eenige poging om, hetzij het getal der Hoogleeraren uit te breiden, hetzij tot het institueeren van nieuwe faculteiten over te gaan. De indruk werd daardoor gegeven, alsof de Directeuren en Curatoren de zaak eenvoudig lieten rusten en met den bestaanden toestand tevreden waren.

Het is daarom goed, dat deze klacht, die reeds lang in het verborgene gehoord werd, thms openlijk is uitgesproken. Niet dat wij daarom de wijze, waarop dit geschiedde, — vooral in de motie van Den Haag •— voor onze rekening zouden vyillen nemen. De klacht werd daar bijna een aanklacht. En zulk een aanklacht behoorde eerst in den boezem der Vereeniging te zijn uitgesproken, waar Directeuren en Curatoren zich hadden kunnen verdedigen, voordat ze openlijk op de publieke markt werd-gebracht. Maar de wijze van uitdrukking nu daargelaten, is het veel beter, dat zulke bezwaren niet in het donker VQortsluipen, maar in het volle licht komen.

Dan eerst is het mogelijk ze onder de oogen te zien en er in broederlijken zin over te handelen.

Ongetwijfeld zal dan ook op de a. s. Jaarvergadering dit punt aan de orde worden gesteld en, voor zooveel clit mogelijk is, aan de bezwaarde broederen inlichtingen worden gegeven.

Thans volstaan wij met de volgende opmerkingen:

I° dat schier geen jaar is voorbijgegaan, dat in den Senaat der Vrije Universiteit niet met ernst de vraag is overwogen, of het mogelijk was, hetzij de bestaande faculteiten uit te breiden of nieuwe faculteiten te stichten;

2°. dat publieke discussie over de vraag, of deze uitbreiding dusver mogelijk was of niet, daarom zoo uitermate moeilijk is, omdat de beantwoording daarvan afhangt van de vraag, of er personen te vinden zijn, die voor het Hoogleeraarschap in deze faciliteiten in aanmerking kunnen komen.

Practisch zou de discussie dus moeten loopen over de vraag, of deze of gene perso( n geschikt werd geacht om tot Iloogleeraar benoemd te worden. Reeds is men dan ook zoover gegaan, in verband met deze quaestie bepaalde namen te noemen. Nu gevoelt ieder, dat een openlijk debat over de vraag, of een bepaald persoon voldoet aan de wetenschappelijke en principieele eischen, die voor de vervulling van een professoraat noodig zijn, niet alleen hoogst krenkend zou wezen voor den betrokken persoon, maar ook tot geen practisch resultaat zou kunnen leiden. Een vergadering van niet wetenschappelijke personen kan geen oordeel vellen over de vraag, of iemand de wetenschappelijke gaven bezit, die voor een Hoogleeraar noodig zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 februari 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Uitbreiding der Universiteit.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 februari 1902

De Heraut | 4 Pagina's