Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Op Hem!”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Op Hem!”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

[GOEDE VRIJDAG].

Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijnen weg; doch de Heere heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen aanloopen. Jesaja 53 : 6.

De dag waarop de Christenheid, nog in dieper zin dan anders, Golgotha herdenkt, is er geen dag naar, om u te verliezen in leerstellige ontleding. Wie u dogmatisch-geleerd op Goeden Vrijdag toespreekt, raakt uw hart niet. Het machtig feit van Golgotha zelf moet dien dag u toespreken, en er moet iets in u wakker worden, dat weer den band doet trekken tusschen dat Golgotha en uw eigen zielsbestaan.

Dat het sterven van Jezus aan het kruis niet maar hem, en niet maar Israël, doch heel de wereld, heel de menschheid aangaat, moet, zijns ondanks, zelfs de ongeloovige nog waar maken ; want wat men in die onzalige kringen ook met de „verzoening door het bloed des kruises" moge gespot hebben, van Golgotha kunnen ook de ongeloovigen zich niet losmaken. Soms zelfs vieren ze wat zij den sterfdag van den Rabbi van Nazareth noemen, met nog breeder zwaai dan wij. Ze noemen dat dan den martelaar eeren; maar wat martelaar naast Jezus is er, wien ze na straks twintig eeuwen nog zulk een dag der gedachtenis wijden?

Al zijn er betrekkelijk slechts weinig menschen op Golgotha tegenwoordig, en meest zelfs menschen, die met de groote buitenwereld in geen aanraking kwamen, op die weinigen heeft het sterven van den Christus zoo onvergelijke lijk diepen indruk gemaakt, dat er noch daarvoor noch daarna ook maar eenige gebeurtenis op het historieblad, gewijd of ongewijd, vermeld staat, die zich zoo onuitwischbaar diep tot in de diepste vezelen van het menschelijk bewust­ zijn gedrukt heeft.

En dat niet om het vreeslijke, want er zijn veel wreeder dooden door helden en martelaren gestorven, en ook niet om het geruchtmakende, want schandelijk onrechtvaardige vonnissen waren destijds vooral verre van een zeldzaamheid.

Neen, wat hier den „diepen", den onuitwischbaren indruk vestigde, was de ontroerende gewaarwording, dat het in dat sterven een worsteling tusschen God en mensch was geweest. Dat overstelpende, mystieke, niet voor ontleding vatbare, waaraan de officier van de wacht uiting gaf, toen hij half vertwijielend uitriep: Waarlijk, deze was Gods Zoon!

Hoe hoog de onvrome mensch ook dit wereldsche leven roeme, ten slotte kan toch niets zich onttrekken aan den indruk, dat er in deze wereld iets verstoord, iets bedorven is; dat er in deze wereld een worsteling plaats grijpt tusschen heilige, geestelijke. Goddelijke krachten, met geweld uit den afgrond, met zonde en ongerechtigheid.

De samenhang schuilt in het duister, maar dat er samenhang bestaat en bestaan moet tusschen zooveel bang leed als er ^deden wordt, en zooveel booze zonde als er be\sAtx\. wordt, is een gewaarwording, die zich als een zekerheid in aangrijpende oogenblikken aan een ieder opdringt.

En wat ons daarbij telkens en telkens weer zoo diep ontroert, is dat, o, zoo dikwijls niet de schuldige voor zijn kwaad boet, maar dat de wrake der ongerechtigheid door een onschuldig kind om de zonden van zijn vader, door een brave en vrome om de schuld van zijn lichtzinnige familie of zijn dartele medeburgers geleden wordt. Altoos weer het bang en machtig probleem, dat de rechtvaardige geplaagd wordt, en dat het den goddelooze wel vaart.

Soms krijgt men den indruk, of er een booze rnacht is, die satan in staat stelt, om den zwaarsten last des lijdens juist op den beste te doen neerkomen. Het Asafs lied uit den 73en psalm.

En als dan de vraag van de booze macht oprijst: Op wièn moet de vloek neerkonien ? dan luidt het antwoord: op den beste uit elk gezin, op den edelsten uit elk geslacht, op den minst schuldige tiit elk volk.

Tot dan eindelijk diezelfde vraag luiden gaat: Op wien uit heel de menschheid?

En dan luidt het schrikkelijk antwoord: Op den beste die ooit uit een vrouwe geboren is. En omdat dit Jezus, de zoon des menschen, was, roept het dan uit de diepte der hel: De vloek op Jezus, de vloek op hem !

En dit nu is hier het raadselachtige, het ondoorgrondelijke, dat dit met boozen schater lach uit de hel gegild antwoord, saamvalt en samenstemt met het antwoord dat God-zelf uit den hooge geeft.

Het lijden van de besten, het lijden van de rechtvaardigen, en zoo vaak het vrij uitgaan van de goddeloozen is — denk slechts aan Job, den lijder der oudheid— heel het werelddrama door Goddelijk bestel.

Satan moge het aldus uit bittere wraakzucht tegen de vromen willen, zijn wil zou geen zeggenschap hebben, zoo hij niet saamviel met, zoo hij anders dan uitvoerder ware van den wil van God.

Wat vader is er, die den zoon niet kastijdt. Zoo God ons dan niet kastijdt, zoo zijn we geen kinderen, maar bastaarden.

Hier is goud dat in het heetst van den smeltoven beproefd moet worden; en heel de historie der wereld toont het, dat zij de gelukzaligen zijn, die het diepst onder het lijden gebogen gaan.

Een geestelijke wet, even vast als de strakke natuurwet; een geestelijke wet, die God, en niet satan, heeft ingesteld; maar dan ook een wet waaronder al wie God vreest, op zijn beurt en op zijn tijd zoo bitter gezwoegd heeft.

En ook in dien zin geldt deze wet, dat bijna altoos en immer, voorzooveel het laatste oordeel blijft buitengesloten, de regel doorgaat die zegt, dat de beste de straf draagt voor de afvalligen, de vroomste boet voor de goddeloozen, en dat wie in wat kring ook van gezin, van familie of van vak en burgerstaat, uitsteekt door heilige deugd en heilige vroomheid, al de pijlen van Gods toorn in zijn borst opvangt, om de zondige wereld te verzoenen. En zoo nu is het ook op Golgotha.

Ook voor het Goddelijk bestel stond hier de vraag: Op wie moet de ongerechtigheid van heel de wereld aanloopen. En ook hier luidde het antwoord : Wie was onder allen uit vrouwen geborenen de heiligste; en omdat dit Jezus was, zoo moet wel ook hier het antwoord luiden:

Op hem !

En toch, er was en bleef hier één machtig verschil.

Anders worstelt zelfs de beste tegen.

Zie het aan Job, wat het hem gekost heeft, eer hij zich verzoenen kon met de ontzettende gedachte, dat wie het meest godvreezend was, den beker van het bitterste lijden moest uitdrinken.

Hoor het aan Asaf, wat er in zijn ziel door worsteld is, eer hij het dragen kon, dat de goddeloozen hem griefden door hun luchthartig gejuich, onderwijl hij zelf de plagen Gods in zijn hart poogde te verzetten.

Zie het aan heel Israël, hoe het. er tegen schreide naar God, dat het volk des Heeren als schapen ter slachting werd uitgeleid.

Beluister het nog om u heen, wat het aan de besten en edelsten kost, eer ze met hun kruis verzoend zijn; hoe ze er tegen bidden en tegen smeeken en er hun ziel m tranen tegen uitgieten.

In ons altoos, ook in onze beste oogenbhkken, een hartstochtelijk begeeren, of God zijn toorn mocht wenden tegen de goddeloosheid en zijn volk mocht ontheffen van druk.

Maar juist dat is op Golgotha zoo heel anders.

Hier op de vraag: Op wie zal het lijden moeten aankomen? niet een verwijzen naar anderen, maar eer voor die anderen een gebed, of God hun hun zonden niet mocht toerekenen, een oproepen van den moordenaar naar het Paradijs dat zich openen ging.

En daar tegenover, zelfs toen de jongeren het nog niet vatten konden, bij Jezus steeds het antwoord, dat Jesaia 53 van /lem geschreven was, dat kij was de Man van Smarte, dat /ttj lijden en sterven ging, en steeds op de vraag: op wie de zonde der wereld moest aanloopen, het onveranderlijk antwoord: niet op u, maar op mij!

Daarin ligt het mysterie, in dat op hem! van God, en dat op mij van Jezus; daarin ligt het diep geheim der verzoening, dat nog steeds de geloovigen tot in het diepst der ziel ontroert.

Dat verstaat de wereld niet, maar verstaat hij alleen, die door dat Kruis is gered!

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 maart 1902

De Heraut | 4 Pagina's

„Op Hem!”

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 maart 1902

De Heraut | 4 Pagina's