Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staatssubsidie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staatssubsidie.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar aanleiding van den strijd, die dezer dagen in de pers gestreden werd over de vraag, in hoeverre de Vrije Universiteit wellicht haar onafhankelijk karakter zou moeten inboeten, wanneer de Regeering een wetsontwerp indiende om aan de vrije universiteit het jus promovendi cum effectu civili en subsidie van staatswege te verkenen, schrijft de Standaard het volgende :

Binnen niet al te langen tijd is, naar het gerucht loopt, een wetsontwerp te verdachten betreffende de tegemoetkoming aan de klachten over de positie van het bijzonder Hooger onderwijs hier te lande.

Hoe dit voorstel er uit zal zien, is ons onbekend. Men gist intusschen, dat het wel in de bedoeling der Regeering zal kunnen liggen, om Rijkssubsidie te verleenen aan het bijzonder Hooger onderwijs — hetzij dit optreedt of zelfstandig in den vorm van een Vrije Universiteit óf als aanvullingssysteem.

Deze gissing is reeds voldoende om de pennen in beweging te brengen.

Zelfs wordt van bevriende zijde betoogd, dat zulk een subsidie door de voorstanders van de Vrije Universiteit te Amsterdam niet mag worden begeerd, en dat het ook niet noodig is, daar door de vrijmaking van het lager onderwijs er geld genoeg vrij komt voor het Hooger onderwijs.

Wat het laatste betreft, zouden we zoo meenen, dat men een ietwat zonderlinge voorstelling moet hebben van de eischen eener volledige vrije Hoogeschool, wanneer men denkt dat bij de millioenen, die het Rijk aan zijn Universiteiten geeft, onze antirevolutionaire partij best in staat is om daartegen te kunnen opbieden geheel met eigen middelen. En wat aangaat het principieel bezwaar, zoo dunkt het ons moeielijk daarover te oordeelen, zoolang men niet weet van welken aard de voorwaarden zijn, die aan het Rijks subsidie zullen worden verbonden.

Het schijnt ons toe, dat de voorzichtigheid gebiedt eerst af te wachten het wetsontwerp, alvorens op bloote gissingen en vermoedens stof te gaan opjagen.

In ieder geval achten wij de stelling, dat art. 3 van de Statuten der Vereeniging van Hooger onderwijs op Gereformeerden grondslag alle Rijkssubsidie aan de Universiteit dier Vereeniging onmogelijk maakt, wat al te absoluut.

Van eenige tegemoetkoming aan de schromelijke financieele ongelijkheid ^ten opzichte van het bijzonder Hooger onderwijs zou dan wel nooit sprake kunnen zijn. En wij verstaan niet, hoe b. v. de benoeming van professoren en alles wat verder het onderwijs zelf betreft, niet in den meest stelligen zin onafhankelijk van het Rijk kan blijven, bij het verleenen van subsidie.

Doch gelijk we zeiden: ons zijn de plannen der Regeering niet bekend, en daarom achten wij het veilig daarop niet verder in te gaan.

Slechts veroorloofden wij ons bescheidenlijk te waarschuwen tegen al te absolute stellingen, die allicht aanleiding zouden kunnen geven tot misverstand.

De opmerking is volkomen juist, dat het door ons aangehaalde artikel uit de statuten der Vereeniging voor Hooger Onderwijs natuurlijk niet in dien zin mag worden opgevat, alsof de Regeering, gesteld dat de loopende geiuchten juist bleken, geen waarborgen harerzijds zou mogen eischen, dat de door haar te erkennen vrije universiteiten metterdaad het karakter eener hoogeschool vertoonden.

Wie privilegiën schenkt, heeft het recht daartegenover bedingen te stellen. Overal, waar de Overheid de vrije universiteiten erkende of subsidieerde, is dit geschied. V.ix het zou ook ons niet wenschelijk voorkomen, dat hierop in Nederland een uitzonderirg werd gemaakt. Er moet tegen misbruik gewaakt worden.

Alles hangt echter af van de vraag, welke eischen de Overheid stelt. Deze eischen kunnen van dien aard zijn, dat daardoor de bijzondere universiteiten zouden ophouden vrij te zijn en hoewel in naam particuliere stichtingen, in werkelijkheid staatsorganen zouden worden. Een dergelijke suprematie van den Staat zou, al ging ze met de hoogste subsidie gepaard, naar onze overtuiging veeleer een ramp dan een voordeel voor het vrije Hooger Onderwijs blijken te zijn. Zoo zijn wij het met de Standaard eens, dat met name bij de benoeming der hoogleeraren elk beding, dat de universiteit afhankelijk zou maken van de Overheid, in strijd zou zijn met het karakter der vrije hoogeschool, en daarom niet aannemelijk zou blijken. In dien zin werd dan ook door ons op Art. 3 der Statuten gewezen.

Intusschen is voortzetting der discus'ie over dit onderwerp thans vrij wel doelloos. Zoolang niet bekend is, welke voorrechten de Regeering aan de vrije universiteiten schenken wil en welke condition zij daartegenover stellen zal, is een schermu'seling over deze voorwaarden een slaan in de lucht. Laat men daarom liever met vertrouwen afwachten, wat de Regeering doen zal. Het karakter der mannen, die aan het bewind zijn, is ons waarborg, dat geen aanslag op de „souvereiniteit in eigen kring" van de Vrije Universiteit zal gesmeed worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 april 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Staatssubsidie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 april 1902

De Heraut | 4 Pagina's