Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tembang.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tembang.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Niet zonder belang ook voor onze Zending is de strijd, die in Indië gevoerd wordt over de vraag, of de Javaansche christenen bij het psalmgezang den tembang, d. w. z. de oorspronkelijke Javaansche muziek, moeten gebruiken, dan wel de HoUandsche koraalmuziek.

Een deel der zendelingen wil het laatste. Volgens hen is de tembang voor het psalmgezang niet bruikbaar, willen de Javaansche christenen zelf liever de HoUandsche melodie en moet de tembang bovendien als te zinnelijk worden afgekeurd. Terwijl daarentegen een ander deel hier principieel tegenover staat en volhoudt, dat de tembang zich zeer goed voor het psalmgezang leent, alleen past bij het Javaansch karakter en daarom door de Javaansche kerk behoort gebruikt te worden.

In De Getuige wordt een stuk overgenomen uit De Opwekker, waarin de bezwaren tegen den tembang worden besproken en weerlegd.

Tegen het bezwaar, dat de Javanen zelf aan de HoUandsche koraalmuziek de voorkeur zouden geven merkt de schrijver op :

Schreven wij een vorigen keer, dat de Arabieren de tembang en gamelan muziek als onrein verbanden, en daarvoor terbang en Arabische melodieën in de plaats gaven. De zending heeft iets soortgelijks gedaan, met het invoeren van de HoUandsche psalm-en gezangwijzen.

Meenden de Javanen, datde Arab, zangwij zen tegelijk met den Islam moesten aangenomen. Vele Javaansche christenen zijn geloof ik in den waan gebracht, dat zij met het Christendom de HoUandsche zangwijzen behoorden over te nemen.

Ik heb althans meermalen door lieden, die in de zending arbeiden, de meening hooren uitspreken dat de Westersche zangwijzen bij het Christendom behooren, en dus met het Christendom moeten ingevoerd bij de Javanen. En dat nu dientengevolge verscheidene Javanen dit naspreken en daarom ons orgel en onze koraalwijzen beschouwen zooals de vrome santri's de terbang en de arabische zangwijzen, is niet te verwonderen. Iemand die christen wordt, zoo werd den Javanen vaak geleerd, moet de christelijke muziek volgen, d. i. de HoU. koraalwijzen.

Houdt men in het oog, dat de Javanen eerst zulk een voorstelling is gegeven, dan verwondert men zich niet als later de Javaansche christenen een stapje verder gaan en beweren, dat de HoU. koraalwijzen zóo al door Israël in den tempel gezongen werden en daarom ook nu door de Javaansche gemeente moeten gebruikt worden.

Zij stellen zich dan voor, dat even als in hfiti gedichten, tembang, de zangwijzen zijn aangegeven, zoo ook in den Bijbel, bij de Psalmen, de melodieën zijn aangegeven, die zij nu van den zendeling leeren.

Hebben zij eenmaal die beschouwing, dan is het zeer natuurlijk als zij het zingen van tembang in de kerk als een soort heUigschennis opvatten, .een afwijken van de door God in den Bijbel gegeven zangwijzen.

En waar nu de schrijver der artikelen zegt, dat het ernstige deel der gemeente er ten zijnent

nog niet mee instemt, nl. om tembang voor kerksezang te gebruiken, daar zou het mij mets bevreemden, als dat deel der gemeente er ook zóó over denkt en daarom ijiet aan de Jav. zangwij zen wil in de kerk. ..

Evengoed als er Tav. christenen zijn, die mee nen, dat zij in de kerk hun hoofddoeken moeten afleggen, omdat de Hollanders ook het hoofd ontblooten, zijn er, die denken, dat zij in de kerk HoUandsche melodieën moeten hebben, wijl wij die ook gebruiken.

En dat het invoeren van de HoUandsche koraalwijzen door de zendelingen hen in die mee nino' versterkt heeft, zoo niet tot die gedachte gebracht, lijdt voor mij geen twijfel.

Maar vooral is van beteekenis hetgeen de schrijver zegt omtrent het principieeie standpunt, dat door de tegenstanders van den tembang wordt ingenomen:

Het ligt op de lijn van de beweging, in Soerabaja begonnen.

Een bewegmg in deze woorden door Zendehng Smeding aangeduid: „Terwijl men te Soerabaja de Javanen, die christenen werden, door verandering in kleeding enz. tot halve Hollanders maakte, deed Gooien al zijn best den geloovigen Javaan in zijn maatschappelijk leven Javaan te laten blijven.”

Tegen die beweging reageerden dejavaansche christenen eerst, maar de Zendelingen zetten door.

Op blz. 65 van genoemd werkje toch wordt verhaald, dat eenige Javanen uit Negoro zich bij Jellesma aanmeldden voor den doop. „Op de vraag" zegt Jellesma, „of zij wenschten gedoopt te worden, antwoordden zij eenstemmig.: „ja, zeer gaarne." Maar er bestonden bij hen eenige bezwaren. Zij wilden vooreerst geen andere namen hebben, ten tweede lang hoofdhaar behouden, ten derde naar hunne gewoonte in de godsdienstige bijeenkomsten, het hoofd met hun hoofd­doek gedekt houden.

Verderop zegt Jellesma: Zij wilden in alles Javanen blijven en zich in uiterlijkheden niet van de Javanen onderscheiden.”

„De reeds gedoopte Javaansche christenen volgen hierin de Europeesche. Er zijn onder de christenen te Soerabaja die hierop zeer sterk staan. Het zal hier mogelijk eenigen strijd geven als te Korinthe.

Ik heb echter aan de christenen te Negoro hunne vrijheid in dezen niet durven ontzeggen." Maar even later schrijft J. „ik heb de christenen te Negoro gezegd, dat ik hen'ernstig tot liefde en gemeenschap vermaande, dat het mij speet, dat zij in uiterlijkheden van de anderen afweken omdat daardoor licht verdeeldheid kon ontstaan, maar dat ik geen reden had om hen te noodzaken het haar af te snijden, de hoofddoeken of Javaansche namen te verwerpen" enz.

Mij dunkt, uit dit alles blijkt duidelijk, dat er met zekeren ernstigen drang in dien tijd is gewerkt op de Javanen om ze tot aannemen aan allerlei HoUandsche gebruiken te brengen, ja met een beroep op de schrift en een beweren, dat he gebruiken van Javaansche zang en muziek in de kerk zonde was.

Juist daarin schuilt de grondfout.

Men wil het Christendom in zijn Hollandschen vorm invoeren bij een volk, dat een gansch ander karakter heeft, en zal juist daardoor oorzaak worden, dat het Christendom als iets vreemds, iets uitheemsch tegenover den Javaan blijft staan.

Volkomen terecht wijsl: De Getuige er op, hoe de Synode der Gereformeerde Kerken te Middelburg lijnrecht tegen die opvatting zich gekant heeft:

De Synode der Gereformeerde kerken in Middelburg vergaderd in 1896, sprak zich in zake de zending aldus uit:

„Onze Gereformeerde kerken in Nederland bezitten een Weslersch, en ten deele ook een nationaal karakter, dat ook in de vormen der belijdenis, en tot in taal en woordenkeuze uit komt. Overmits nu God niet alle volken eender schiep, maar den Javaan anders dan ons, oostersch in wijze van voorstelling; hem op geheel anderen trap van ontwikkeling plaatste en hem een ander verleden gaf, mag nimmer de eisch gesteld, dat hij onze vormen overneme, maar moet uit den boezem zelf van het bekeerde deel der Javanen die oostersche vorm voor lied (ik cursiveer) gebed en belijdenis opkomen, die by zijn existentie past, " zie Acta dier Synode blz. 73.

Is dit nu geen zuiver standpunt waarop de Geref. Zending zich plaatst tegenover de toonen dichtkunst der Javanen.

Natuurlijk is daarmede niet gezegd, dat tegen de invoering van den tembang, zooals die thans bestaat, geen bezwaren zijn in te brengen.

Onze Gereformeerde Kerken hebben nooit goedgekeurd, dat de psalmen op melodieën gezongen werden, aan wereldsche wijzen ontleend. In de melodie zelve schuilt een macht, die het gemoed aangrijpt, en vooral bij de Oostersche volkeren, waar het gevoel voor muziek zooveel sterker is, zou een zinnelijke, wellustige melodie bij het psalmgezang meer kwaad dan goed doen. Niet alleen de zang, maar ook de melodie moet een heilig karakter dragen. Datisdehooge waarde, - die onze koraalmuziek heeft, dat ze onder Calvijn's inspiratie een nieuive nielodie geschapen heeft; een melodie die, ontleend aan het volksleven, toch een eigenaardig, een heilig karakter vertoont.

In dien zin zal dan ook op Java naar oplossing van het vraagstuk moeten worden gezocht. Voor den Javaan, die een geheel andere toon-en zangkunst heeft dan wij en bij wien die kunstvorm ten nauwste samenhangt met heel zijn aard en aanleg, past wellicht onze Westersche muziek niet. Maar evenmin kan de Oostersche toonen zangkunst zooals ze thans is, voor het gezang in de Christelijke Kerk worden overgenomen. Wat noodig zou zijn, is een geheele omwerking van den „tembang", zoodat het Christelijke karakter daarin al het onheilige uitbant en de Javaan ook op zijn wijze zijn God verheerlijken kan in zijn lied.

Om dit te kunnen doen wordt echter een mudkaal talent vereischt, dat zeker bij den Javaan nog niet te vinden is. Daarin ligt pe moeilijkheid, daar de zending met de invoering van het zingen der psalmen natuurlijk niet wachten kan tot zulk een talent geschonken wordt. Daarom beginne men voorloopig met de HoUandsche koraal­ muziek te gebruiken en trachte voorts bij de oplossing van dit vraagstuk niet geïsoleerd, maar zooveel mogelijk in verbard met de andere zendelingen te handelen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 april 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Tembang.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 april 1902

De Heraut | 4 Pagina's