Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Waterlooze wolken.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Waterlooze wolken.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze zijn vlekken in uwe liefdemaaltijden, en als zij met u ter maaltijd zijn, weiden zij zichzelven zonder vreeze; zij zijn waterlooze wolken, die van de winden omgedreven worden; zij zijn als boomen in het afgaan van den herfst, on vruchtbaar, tweemaal verstor ven, en ontworteld. Judas VS. 12.

Het levend, bewegelijk beeld, dat de wolken ons vertoonen, kan zoo betooverend schoon zijn. Ook in die wolken des hemels rolt God een prachtschepping voor ons oog uit. Ware het bij nevelvocht in den dampkring gebleven, en ware de grillige en toch soms zoo hoog verheven formatie van het wolkenheir niet door God uitgedacht, er ware een heerlijkheid minder geweest om ons de majesteit des Heeren in zichtbaren vorm te vertellen.

Telkens brengt de Schriftuur de wolken boven ons, met de heilige tegenwoordigheid des Heeren in verband.

NahuM noemt „de wolken het stof zijner voeten", als kondigden ze ons het naderen van onzen God aan. Ons wordt gezegd, dat de Heere onze God zich met wolken bedekt j dat Hij van de wolken zijn wagen maakt; dat Hij in de wolken aanstormt, en in de wolke zijner heerlijkheid zich tegen Pharao stelt, in Jerusalem's tempel intrekt en boven Jezus op Thabor nederdaalt. Altemaal uitdrukkingen, die ons zeggen, hoe de profeten van ouds, als ze die wild verheven, alles overweldigende v/olkenmassa's aanstaarden, die, als het onweder dreunt, en de storm loeit, soms met zoo aangrijpende majesteit grauw en donker door het zwerk jagen, voor de tegenwoordigheid van God Almachtig, als ware Hij zelf in die wolken, hebben gesidderd en gebeefd.

Van daar dat toepassen van het wolkenbeeld ook op menschen. Of wie stond bij het turen op de wolken des hemels in stiller oogenblikken niet soms verrast, door het beeld van eens menschen aangezicht, soms met scherpe, even opkomende en dan weer zich oplossende gelaatstrekken, dat van achter de voorste wolken hem scheen aan te gluren?

Wolken die soms aan menschen doen denken, gelijk menschen omgekeerd aan wolken, en in dien gedachtengang was het, dat de apostel ons den mensch in een scherp veroordeelend beeld teekende, toen hij de goddeloozen ons afschaduwde als een waterlooze Wolk.

Ons spreekt dat beeld niet rechtstreeks toe. In onze landouwen wenschen we telkens bij onze teleurgestelde vreugde, dat de wolken wat meer waterloos mochten blijken.

Maar in het land waar de Schrift opkwam, was dat zoo heel anders. Maanden lang droogte, zoo dat ten slotte met angst naar den gezichtseinder werd uitgezien, of nog geen wolkje zich aan den horizont vertoonde. Een wachten op regen, en dat de regen toefde en niet kwam. Tot dan eindelijk het blij geroep van dorp naar dorp snelde, dat de wolken kwamen opzetten, en ieder op zijn hoeve zich gereed maakte om de malsche druppelen te ontvangen. De wolk bode van naderende verlossing, beeld van het komend heil.

Maar diep en aangrijpend was dan ook de teleurstelling, als al spoedig bleek, dat de opgekomen wolk het amechtige volk bedroog. Dan zag men, hoe de aandrijvende wolk door een zijwind onderschept werd, eerst hoog hangen bleef, dan snel overdreef, en het dorre land in nog banger gevoelde droogte achterliet.

Dan werd die afdrijvende, waterlooze wolk nagestaard met een gewaarwording van bittergrievende teleurstelling. Men had ze willen grijpen en openscheuren, opdat haar schat aan heerlijk vocht de velden mocht bedruipen. En zie, nu v^as ze als een tergende schijnvertoo ning, als een luchtverheveling, die als een zegenende wolk aankwam, en als een gevloekte wolk weg toog.

Een wolk, die regen en verkwikking scheen te beloven, maar als een waterlooze wolk het dorstige aardrijk bespottend, en door het dorre land gevloekt, achter den gezichtseinder wegdook.

Wat menschen zijn het, op wie de apOstel dit beeld toepast?

Een gansch gruwelijk soort, gelijk uit het brooddronken Heidendom destijds in Christus kerk sloop, en die kerk dreigde te verderven.

Lieden zoo goddeloos ontaard, dat ze zelfs het Nachtmaal des Heeren ontheiligen dorsten door een uitgieting van zinlijkheid, die geen christen meer voor christenen in beeld kan brengen.

Schandelijke wezens die, vleesch met geest mengend, ten slotte voor geen onreinheid, hoe verregaande ook, meer terugdeinsden, en al dit booze kwaad onder den dekmantel van het heilige bedreven, en aan de verlossing die in Christus Jezus is, een vrijbrief, door Satan geteekend, ontleenden om allen lust der zinnen bot te vieren.

Welnu, die gniv/elijke goddeloosheid teekent de apostel ons onder het beeld van de waterlooze wolk.

Het waren menschen, die in Christus roemden, als zou door hem aan de toen zoo diep gezonken wereld redding worden aangebracht, en die door hun uitspatting in het heilige, juist het zout zouteloos maakten, en het eenig medicijn, het medicijn des Evangelies, dat de wereld redden kon, doelloos maakten en verdierven.

Zoo genomen, kan ieder die thans nog trouw de Schrift leest, dan ook veilig zeggon: op mij past dit beeld dus niet.

En in letterlijken zin is dit ook zoo.

Wel komen er ook nu nog, vooral uit mystieke kringen, van als vroom bekend staande Christenen soms dingen aan het licht, die u door hun gruwelijkheid de haren ten berge doen rijzen, maar dat men zijn schandelijkheid tot in de vergadering der geloovigen zou brengen, en ze in beginsel als Christelijk verkondigen zou, is thans ten eenenmale ondenkbaar.

En toch vergist zich, wie daarom zich inbeeldt, dat die waterlooze wolk hem niets te zeggen heeft.

Zooals de apostel al wie zijn broeder niet hefheeft, maar haat en benijdt met een moordenaar op één lijn stelt, zóó heeft ook elk onzer zich af te vragen, 'of hij onder de broederen, en of hij onder menschen in het gemeen, een wolk is waaruit de zegenende dauwdroppen neerkomen, - of wel een bedriegelijke verschijning, die vergeet een spoor van regen achter te laten.

Zeker, de vraag, hoe we persoonlijk zalig zullen worden, kan onze ziel niet diep genoeg met ernst vervullen. Die vraag moet zelfs op den voorgrond staan; en wie niet begint met zijn eigen ziel in heiligen zin lief te hebben, brengt ook zijn naaste geen heil aan, zoo hij • hem al als zichzelven liefheeft.

Maar wie wezenlijk van zijn eigen zaligheid verzekerd is, bekent dan ook noodwendigcrwijs zijn roeping, om zegen en heilige, reddende kracht van zich te doen uitgaan.

Hij wacht maar niet op zijn dood, om den hemel binnen te gaan, doch weet dat God hem op deze aarde en in zijn kring geplaatst heeft, om in dien kring iets te doen, iets uit te werken, iets tot stand te brengen, en als hij wordt op geroepen, een heilig spoor achter te laten.

Niets draagt zulk een hard oordeel in zich, als dat iemand sterft, en dat de kenner klagen moet, dat er niets met hem gemist wordt.

De wolken, die komen en gaan en overdrijven en afdrijven, zonder dat .ze een regen hebben uitgestort, oordeelen zich zelf.

Dus hebt ook gij u af te vragen, of ge iets geeft aan uw omgeving, of ge iets zijt voor uw kring.

Invloeden gaan er toch op allerlei wijs van u uit, door uw houding, door uw gedraging, door wat ge spreekt, door wat ge zwijgt; en de vraag is maar, zijn die invloeden zoo, dat ze het koninkrijk Gods in uw kring sterken, of welzijn ze van dien aard, dat ze niets uitwerken, ot erger nog, kwaad doen.

Zeker verschilt dit.

Er zijn wolken die half een land overdekken, maar ook kleiner wolkjens, die slechts een enkelen akker zegenen. Doch voor God maakt dit geen onderscheid, omdat alles samenhangt, en telkens uit de kleinste oorzaken de grootste gevolgen voortkomen, al is het dat wij dit niet merken. Die Syriër, die in zijn onnoozelheid de pijl van den boog en Achab in het hart schoot, heeft hoogstwaarschijnlijk nooit geweten, tot wat zegen hij voor Israël is geweest. En toch gaf God door zijn hand aan Israël verlossing.

Niet of de wolk breed en hoog en lang is, maar of er uit de wolk, ze zij dan klein of groot, malsch vocht neerdruppelt, is de vraag, die voor de besteding van-uw leven het eindoordeel brengt.

Laat daarom, wie dusver er maar op toeleefde, en zich nooit afvroeg of zijn leven een doel heeft, aan die waterlooze wolk van Judas zich zelven spiegelen.

De dorheid om ons heen is nog zoo ontzettend.

Het roept alles om den regen die zal nederdalen.

En daarom wel hem, die in stilheid voor zijn God mag bekennen, dat ook het druppelken uit zijn wolk aan zijn kring en zijn omgeving niet onthouden is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 april 1902

De Heraut | 4 Pagina's

„Waterlooze wolken.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 april 1902

De Heraut | 4 Pagina's