Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Mat doet gij, dat gij mijn hart week maakt.“

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Mat doet gij, dat gij mijn hart week maakt.“

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar Paulus antwoordde : „Wat doet gij, dat gij weent, en mijn ha’ t week maakt? Want ik ben bereid, niet alleen ge bonden te worden, maar ook te sterven te Jeruzalem voor den naam van den Heere Jezus. Hand. 21 : 13.

Het gevoel is een heerlijke macht, maar een macht die gevaarlijk kan worden.

De Christenen te Caesarea voelden voor Paulus; voelden vooruit wat hem te wachten stond; voelden hierin meu alsof ze dat lijden toen reeds zelven ondergingen; en dat gevoel greep hen derwijs aan, dat ze hun tranen niet bedwingen konden, en hem smeekten om toch van de reis naar Jeruzalem af te zien.

Dit nu had zeer stellig zijn goeden en voor den apostel zijn zoeten kant.

Het ware pijnlijk voor hem geweest, indien de broeders van Caesarea, wetende wat den apostel te Jeruzalem te wachten stond, koel, koud en onverschillig over zijn opgaan naar Jeruzalem gesproken hadden.

Ten deele heeft de uiting van dat medegevoel den apostel zeer zeker verkwikt. Het ontbreken ervan zou een gemis geweest zijn. En in de roerende taal, waarmee Paulus antwoordde, merkt ge in wat trilling die uiting van liefde zijn eigen gemoed bracht.

En toch, Paulus voelt even beslist, dat zoo hartstochtelijke uiting van dat medegevoel hem kwaad doet. Hij ontwaart, hoe het zijn zedelijke veerkracht aan het wankelen brengt, en hoe hij al den heldenmoed des geloofs in zich verzamelen moet, om zich niet van het opgaan naar Jeruzalem te laten afbrengen.

Zelf Jood, kende hij de Joden, en wist met wat bittere wreedheid ze niets sparend kunnen optreden, als fanatisme hen tot vervolging aandrijft.

Wat was aan het groene hout niet geschied; en bij zijn Heere en Heiland vergeleken, voelde hij zich zoo ten volle als het dorre hout, hij, de „ergste der zondaren.”

Ja, wist hij uit eigen verleden niet, waartoe het Joodsche hart, als het in fanatisme ontvlamt, in staat is? Had hij Stephanus niet onder de brokken steen zien verpletteren, en had hij er zelf niet met wellust als getuige bijgestaan ?

En nu zou diezelfde fanatieke haat der Joden zich niet meer tegen Stephanus, maar tegen hem zelven keeren, tegen hem te erger, omdat hij, die eerst met hen meedeed, nu renegaat was. Tegen het schavot op te zien, is nog niet zoo bang, als het vooruit te voelen, hoe de wilde, bloeddorstige menigte zich op u werpt, om haar woede aan u te koelen.

En toch, Paulus zou gaan. Hij deinst niet terug. De strijd was inwendig volstreden. De geloofsheld in hem had getriomfeerd, en Caesarea was het laatste station eer hij Jerusalem naderde.

En nu wordt in dat Caesarea, nog wel door de broederen die hij lief had, die bange strijd plotseling voor hem vernieuwd. De liefde der broederen v/ekt de vreeze, die onderdrukt was, •weer in hem op.

„Ga niet, Paulus, ga niet. De woede der Joden zal zoo dierlijk zijn. Ze zullen u wreedelijk martelen, tot ze u den doodsteek geven. En wat zal er dan van Christus kerk worden, als gij, de krachtigste der apostelen, er niet meer zijt? ”

Daartegen nu vermant Paulus zich.

Hij triomfeert ten tweeden male, maar nu in worsteling met de broederen. En ua zich ver mand te hebben, bestraft hij de broederen, in roerende taal, maar toch scherpelijk: „Wat doet gij, dat gij weent, en mij het harte week maakt} Ik ben bereid niet alleen gebonden te worden, maar ook te sterven te Jerusalem voor den Naam van Jezus.”

Ge staat hier alzoo voor een werking van het gevoel bij de Caesareanen, insgelijks voor een werking van het gevoel in Paulus, en ten slotte voor een uiting van heroieke^^/i^^/f/^röf, ^/, die de werking van het gevoel binnen juiste grenzen terugwijst.

Het gevoel in ons is de bekwaamheid ons door God verleend, om in rechtstreeksche en onmiddelijke aanraking met een zich uitend of door ons gezocht leven te geraken, zonder dat ons denken of een hooger beginsel nog tusschen beide trad.

Op het gevoel werkt de rechtstreeksche aandoening die we ontvangen, de indruk die op ons geoefend wordt. Gevoel voor he' schoone is de onmiddellijke aandoening kennen, die hetgeen schoon is, op ons uitoefent. Als in een kring van groote menschen een lieftallig kind binnenhuppelt, zal de één dat wicht onverschillig aanzien, de ander zal onmiddellijk door dat kind zich aangetrokken gevoelen. Dat komt, omdat die eerste voor een kind niets, die ander voor een kind sterk voelt.

Evenzoo is het met de natuur om ons heen, met het starrenheir boven ons, met het gerimpeld zeevlak aan het strand voor ons uit. De één voelt er voor, en dan onmiddellijk; de ander vindt het ja wel „mooi, " maar het gevoel er voor prikkelt hem niet tot bewondering.

En diezelfde tegenstelling nu gaat heel het leven door, ook bij zedelijke en godvruchtige gewaarwordingen. Wie sterk en fijn gevoelt, ondergaat dag aan dag ergernis; wie dat sterkwerkende gevoel mist, laat de ergernisse langs zich heenglijden, en leeft onaandoenlijk voort.

Van den levenden God ondergaat de één ZQO sterke aandoeningen, dat hij den Eeuwige als ontwaart aan zijn rechterhand en voor zich uit hoort gaan als de Herder op zijn pad, terwijl de ander, o, zoo scherpzinnig over de deugden Gods weet te redeneeren, maar de gemeenschap der mystiek met zijn God derft.

Bij anderer vreugd en leed is het niet anders. VVie aandoenlijk van aard is, voelt anderer smart als door onmiddellijke aanraking, terwijl de onaandoenlijke ook wel anderer leed jammer vindt, maar er zelf koud bij blijft.

Bij vreugd, die anderen jubelen doet, desgelijks.

En ditzelfde nu gaat helaas ook door bij zinlijke aandoeningen. De één ziet aan wat voor oogen is, en wordt in zijn gevoel onmiddellijk 4oor de wereld en haar begeerlijkheden aan­ gedaan, en meegesleept; terwijl de ander voor al het zinlijk-genotbrengende onaandoenlijk

Het gevoel is alzoo iets heerlijks. Het geeft ons contact met de dingen zelf. Het doet ons meeleven in anderer leven. Het is een bron zelfs van diep mystieke heilige gewaarwordingen uit de ongeziene wereld.

Het gevoel is daarom in zoo hooge mate instrument en voertuig der liefde, omdat het een gemeenschapsleven mogelijk maakt, dat rechtstreeksche indrukken opvangt van de wer kelijkheid.

Het gevoel is dood voor afgetrokkenheden, het leeft uit de realiteit.

Maar tegen die veelkleurige lichtzijde staat een donkere schaduwzijde over.

Het gevoel, juist omdat het de onmiddellijke indrukken ondergaat en er door beheerscht wordt, rekent enkel met het oogenbHk, niet met het verleden uit de heugenis, en niet met de toekomst of met de gevolgen door het profetisch nadenken.

Die lieden van Caesarea hadden met den apostel te doen. Ze zagen hem als reeds gemarteld voor oogen. Ze wilden dat lijden van Paulus afwenden. Paulus moest niet naar Jerusalem gaan. Zoo sprak hun gevoel. Zoo was de uiting hunner liefde. Maar ze dachten noch aan de roeping van den apostel, noch aan den hoogen eisch van den heldenmoed des geloofs. Bij hun gevoelsuiting kreeg geen enkel liooger beginsel recht van meespreken. Ze voelden pijn om en voor Paulus. Dat medegevoel wilde het leed stuiten. En verder dachten ze niet.

Juist zooals de zinlijke zondaar enkel den lust van het oogenblik voelt, en zich daaraan over geeft, zonder te vragen naar hooger ordinantiën, noch te vragen naar wat het kwaad, eens begaan, hem brouwen zal.

Het kwaad, ons telkens door het gevoel berokkend, ligt hierin, dat we bij de werking van het gevoel lijdelijk zijn, en dat omgekeerd onze eere en roeping als mensch juist is, om met onzen geest de indrukken en gewaarwordingen van ons gevoel te ontvangen, ja, maar ook ze te leiden en te beheerschen.

Zoo was het bij Paulus.

Paulus was in het minst geen droogstoppel noch dor redeneerder. In Paulus werkte een fijn, rijk besnaard gevoel. Zijn gewaarwordingen en indrukken waren diep en machtig. Hij voelde hoe het weenen der lieden om hem heen, zijn hart week maakte. Tot zoover was ook Paulus lijdelijk. Hij onderging dat alles. Maar daarbij bleef het niet. Met zijn geest greep hij dat gevoel aan; beoordeelde zijn werking; en beheerschte het door zijn zoo hoogstaand geloof.

En hierin nu ligt de sleutel tot het mysterie, dat hier werken moet.

Niet het gevoel afstompen. Een rijk, fijn gevoel is een schat dien we van God ontvingen, en een onbedorven werkend gevoel is een cither en cymbaal die ons op alle paden des levens ons leven verrijkt. De onaandoenlijke lieden onder ons missen iets, en zijn waarlijk niet te benijden, ook al zien ze soms laatdunkend op de gevoelsuiting van anderen neer.

Maar hoe hoog het gevoel ook sta, het moet dienend instrument blijven, en dat instrument moet door den geest in ons beheerscht blijven.

Laat het vol en krachtig werken, maar blijf er zelf nooit lijdelijk onder. Het moet u dienen, om u het onmiddellijk contact met het leven om u heen en met het leven daarboven te geven. Zonder dat contact spint ge webben vari afge trokkenheden en vangt er vliegjens in, maar ge raakt den bodem van het reëele leven niet.

Edoch, al wat uit dat gevoel u aankomt, uw in drukken, uw aandoeningen, uw gewaarwordingen, ze moeten beheerscht en gebruikt worden door uw geest in u. Die geest in u moet ze toetsen aan hooger beginsel, moet ze in verband brengen met uw verleden en uw toekomst; en niet dronken u drinken aan den gevoelsbeker, maar in helder bewustzijn de opwellingen van hel gevoel te leiden, is als mensch, als kind van God, uw hooge en heilige roeping.

Die van Caesarea lieten zich door het gevoel lijdelijk meesleepen.

De apostel van Christus beheerschte het en overwon.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 juli 1902

De Heraut | 4 Pagina's

„Mat doet gij, dat gij mijn hart week maakt.“

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 juli 1902

De Heraut | 4 Pagina's