Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GENERALE SYNODE VAN DE Gereformeerde Kerken in Nederland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GENERALE SYNODE VAN DE Gereformeerde Kerken in Nederland

38 minuten leestijd Arcering uitzetten

TE ARNHEM.

Nadat gezongen is Psalm 25 : 4 en gelezen Psalm 41, opent Ds. Notten van Velp, op verzoek van den praeses, deze zitting met gebed. De notulen der beide vorige zittingen worden gelezen door den eersten scriba. Dr. Honig, en daarna gearresteerd.

De praeses stelt nu weer de Opleiding aan de orde.

Prof. Dr. H. Bavinck deelt mede, dat de professoren Bavinck, Biesterveld, Kuyper en Rutgers tot overeenstemming zijn gekomen, in één voorstel. Z.H.Gel. leest dat voorstel der vergadering voor, dat daarna door onderscheidene leden wordt overgenomen en alzoo officieel ter tafel komt. Het luidt aldus:

De Generale Synode der Geref. Kerken in Nederland,

overwegende, dat bij de vereeniging van 1892 in zake het Theologisch Onderwijs en de Opleiding tot den dienst des Woords wederzijds voorwaarden zijn gesteld, die voor alle kerken als zedelijke verplichting blijven gelden, namel. dat de Theol. School als eigen inrichting der kerken gehandhaafd blijve en het beginsel der vrije studie erkend blijve,

voorts overwegende, dat het met het oog op den vrede en de eenheid der kerken alleszins wenschelijk is, zoo mogelijk tot eenheid van opleiding te komen,

besluit, te dien einde, het volgende conceptcontract aan te nemen:

CONTRACT tusschen de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Directeuren voor Hoogèr Onderwijl op Gereformeerden grondslag te Amsterdam in zake de Vereeniging van de Theol. School der Kerken en de Theol. faculteit der Vrije Universiteit,

De Gereformeerde Kerken in Nederland, in Generale Synode te Arnhem samengekomen in Augustus J.902, en de Directeuren van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag, als zoodanig belast met het bestuur vaii de Vrije Universiteit te Amsterdam, in dezen handelend op advies van hare Curatoren en van haren Senaat en volgens machtiging van de Algemeene Vergadering dier Vereeniging, gehouden te , den 1902; overwegende, dat het wenschelijk is, de twee thans bij hen bestaande inrichtingen voor Theologisch onderwijs en opleiding tot den dienst des Woords, n.l. de Theologische School te Kampen en de Theologische Faculteit van de Vrije Universiteit te Amsterdam, tot eene inrichting te vereenigen; en dat dit het best ge­ schieden kan door middel van een contract;

zijn overeengekomen, te dien einde het volgende contract aan te gaan;

Art. I. De eenheid van opleiding is in dien weg te verkrijgen, dat de beide inrichtingen, de Theologische School der Kerken en de Theologische Faculteit der Vrije Universiteit, vereenigd worden tot éene inrichting, die tegelijk de School der Kerken en de Theologische Faculteit der Vrije Universiteit is.

Art. 2. De Hoogleeraren in de Theologie dragen derhalve eene dubbele qualiteit: n.l. die van Hoogleeraar aan de Theologische School der Kerken en die van Hoogleeraar in de Theologische Faculteit der Vrije Universiteit.

Art. 3. Om deze vereeniging tot stand te doen komen, worden de Hoogleeraren, die thans verbonden zijn aan de Theologische Faculteit der Vrije Universiteit, van wege de Kerken benoemd tot Hoogleeraar aan de Theologische School; en de Hoogleeraren die thans verbonden zijn aan de Theologische School, van wege de Vereeniging voor Hooger Onderwijs benoemd tot Hoogleeraar in Theologische Faculteit der Vrije Universiteit.

Art. 4. Het normaal getal der Hoogleeraren in de Theologie zal zes bedragen. Ingeval, hetzij de Kerken, hetzij de Vereeniging voor Hooger Onderwijs het wenschelijk mochten achten, boven dit normale getal eene benoeming te doen, zal hierover vooraf overleg worden gepleegd tusschen de wederzijdsche curatoren; en wanneer dit overleg tot overeenstemming geleid heeft, zal de benoemmg daarna geschieden met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.

Art. 5. De benoeming van een nieuwen Hoogleeraar in de Theologie geschiedt aldus, dat deze Hoogleeraar door de Kerken en door de Vereeniging voor Hooger Onderwijs beide wordt aangesteld.

Wanneer in eene vacature moet voorzien worden, zal de Theol. faculteit eene voordracht van één of meer personen indienen bij de curatoren der kerken. Indien minstens twee derden van deze Curatoren tegen de voordracht geen bezwaar hebben, gaan zij tot de benoeming over, en wordt deze benoeming vanwege de Kerken door eene benoeming tot Hoogleeraar in de Theolog. faculteit door de Directeuren der Vereeniging voor Hooger Onderwijs gevolgd. Indien drie of meer leden van het curatorium der Kerken zich met de voordracht der Theologische faculteit niet kunnen vereenigen, zijn zij verpUcht eene Generale Synode te laten samenroepen die binnen den tijd van één jaar vergadert, en de zaak der benoeming tot beslissing brengt.

Art. 6. De Hoogleeraren in de Theologie onderteekenen de ï"ormulieren van Eenigheid volgens een door de Kerken daarvoor vast te stellen formulier; en ontvangen van de Kerken vrijheid, om bij hunne benoeming tot Hoogleeraar in de Theologische Faculteit de verklaring te onderteekenen, dat zij het in artikel 2 van de Statuten der Vereeniging voor Hooger Onderwijs aangegeven standpunt aanvaarden; met dien verstande, dat naar het oordeel der Generale Synode voor de Hoogleeraren in de Theologie deze verklaring hetzelfde inhoudt als hetgeen in de onderteekening van de Formulieren van Eenigheid van hen door de Kerken wordt geëischt, en dat eventueel verschil over de al of niet naleving van genoemd artikel 2 der Statuten voor hen door de Generale Synode alleen wordt beslist.

Art. 7. De Hoogleeraren in de Theologie ontvangen hun tractement en pensioen van de Kerken tot het thans door de Kerken vastge stelde bedrag (en desgelijks hunne weduwen en weezen hunne toelagen); terwijl hetgeen de Vereeniging voor Hooger Onderwijs aan hare Hoogleeraren meer uitkeert, hetzij aan tractement, hetzij aan pensioen, hun door de Vereeniging voor Hooger Onderwijs wordt verstrekt. Telken jare wordt eene der door de Generale Synode voor de Theologische opleiding uitgeschreven kerkkoUecten gestort in de kas van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs.

Art. 8. Evenals de Vereeniging voor Hooger Onderwijs harerzijds, houden ook de kerken door middel van hare curatoren toezicht op het onderwijs der hoogleeraren in de theologie.

Deze zijn als hoogleeraren in de Theologische Faculteit onderworpen aan de regelingen, die voor de Universiteit gelden. Indien er conflict komt tusschen de verplichtingen, die de hoogleeraren hebben, als hoogleeraren van wege de kerken aangesteld, en die welke op haar rusten als hoogleeraren der theologische faculteit, zal de generale synode in laatster instantie uitspraak doen.

Art. 9 De kerken hebben het recht wegens afwijking in de leer of ergerlijken wandel de hoogleeraren in de theologie te schorsen en te ontslaan. Zij doen hiervan in een gemotiveerd schrijven mededeeling aan de Directeuren van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs, die zich verbinden deze schorsing en dit ontslag voor deze hoogleeraren ook hunnerzijds te doen gelden.

De Kerken óefen< ^ dit recht van schorsing uit door middel van hare Curatoren; maar het definitief ontslag kan alleen gegeven worden door de Generale Synode.

Indien de geschorste in appel komt, gaat de schorsing nite in, totdat de Provinciale Synode, onder welke hij ressorteert, heeft beslist.

Art. IQ. De Curatoren der Kerken en de Directeuren der Vrije Universiteit hebben het recht, na overleg en in overeenstemming met elkander, eenen Hoogleeraar, die ongeschikt blijkt voor het onderwijs of de opleiding, op non-activiteit te stellen, mits met toekenning van het in artikel 5 genoemde pensioen als wachtgeld. Indien deze overeenstemming niet verkregen wordt, beslist de Generale Synode.

Art. 11. De Hoogleeraren geven les in de vakken, door de Curatoren der Kerken en de Directeuren en de Curatoren der Vrije Universiteit, in overleg met elkander, hun bij hunne benoeming opgedragen, behoudens de wijzigingen, die daarin later met hun eigen goedvinden worden aangebracht, terwijl zij daarbij voorts zich houden aan de Series Lectionum, door de Curatoren der Vrije Universiteit vastgesteld.

Art. 12. Tot de theologische colleges worden na afgelegd propaedeutisch examen alleen zulke studenten toegelaten, die een goed getuigenis aangaande leer en leven overleggen.

In geval iemand aan laatstgenoemde voorwaarde niet voldoet, wordt over zijne toelating door de Hoogleeraren in de Theologie beslist.

Art. 13. De Hoogleeraren in de Theologie zijn verplicht toezicht te houden op leer en leven der theologische studenten.

Art. 14. De Vereeniging voor Hooger Onderwijs verbindt zich, van de overheid in geen geval subsidie of voorwaarden te aanvaarden voor de Theologische faculteit of voor hare hoogleeraren, en ook voor de Universiteit in het algemeen geene voorwaarden te aanvaarden, die het bij dit contract aan de Gereformeerde kerken toegekende zeggenschap over de Theologische faculteit ook maar eenigszins in gevaar zouden brengen.

Art. 15. Vanwege de Kerken worden tien Curatoren benoemd. Deze benoeming geschiedt door de Generale Synode, in dier voege dat er rekening wordt gehouden met de tweeërlei actie, waaruit de tegenwoordige Gereformeerde kerken zijn voortgekomen, en de eene helft van deze Curatoren benoemd wordt uit hen die gestudeerd hebben aan de Theologische School, en de andere helft uit hen die hunne opleiding verkregen aan eene der Universiteiten hier te lande.

Art. 16. De kosten, verbonden aan de vereeniging van de Theologische School en de Theologische Faculteit, eventueel ook de kosten van eene daardoor noodige verplaatsing van de Vrije Universiteit, zullen voor de helft gedragen worden door de Kerken, met dien verstande, dat, indien een nieuw gebouw moet worden ingericht, van de kosten hiervoor zal worden afgetrokken de som, die het thans in gebruik zijnde gebouw der Vrije Universiteit bij verkoop opbrengt. De Vereeniging geeft voor de ontvangst van het aldus door de Kerken betaalde aandeel in de kosten eene hypothecaire schuldbekentenis aan de Kerken; en verplicht zich, indien het contract met de Kerken verbroken wordt, deze som binnen één jaar te restitueeren. Bij deze te restitueeren som zullen echter niet in rekening gebracht worden de kosten, aan de verhuizing der Hoogleeraren verbonden. Voorts zal door de Generale Synode in overleg met de Vereeniging voor Hooger Onderwijs worden vastgesteld, welk aandeel door de Kerken zal betaald worden in de kosten, aan onderhoud der gebouwen enz. verbonden. Art. 17. Het contract van de Kerken met de Directeuren der Vereeniging voor Hooger Onderwijs wordt aangegaan voor onbepaalden tijd, met dien verstande, dat het van weerszijden opzegbaar zal zijn, mits hiervan één jaar van te voren kennis gegeven worde. Art. 18. De Generale Synode wijst als plaats van vestiging voor hare met de Theologische Faculteit vereenigde School de stad 's-Gravenhage aan.

Terwijl aan de Synode nog wordt aanbevolen:

Daar de Vereeniging der Theologische School en der Theologische Faculteit der Vrije Universiteit tot onmiddellijk gevolg heeft de losmaking van het Gymnasium (tot hiertoe aan de Theologische School verbonden) van de Kerken, behooren de Kerken dadelijk maatregelen te nemen, om bedoeld Gymnasium aan eene Vereeniging over te doen, met bevestiging van de verkregen rechten der Leeraren, thans aan dat Gymnasium verbonden.

Ook Ds. Bos van Dokkum dient een eigen voorstel in, dat luidt als volgt:

De Generale Synode, handelende over de opleiding tot den dienst des Woords, besluit:

1. dat de Geref. Kerken ééne inrichting zullen hebben, ter beoefening van de Theologie als wetenschap en tot de theoretische en practische opleiding van dienaren des Woords, over welke inrichting zij alle zeggenschap zullen hebben, wat de aanstelling, schorsing, ontslag en salarieering der Hoogleeraren aangaat. Tot waarborg van het wetenschappelijke van die inrichting, benoemen de Kerken op voordracht der Hoogleeraren en ter voorkoming van eenzijdigheid bij de tegenwoordige gedeéldheid in de Kerken, zal die benoeming moeten geschieden met 2/3 meerderheid van de Curatoren, met recht van beroep op de Generale Synode, die alsdan beslist.

2. dat aan Directeuren der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Geref. grondslag de vraag

ter beslissing zal voorgelegd worden, of zij bovengenoemde inrichting als Theol. Faculteit in de Vrije Universiteit kunnen opnemen naast de andere Faculteiten, met zulk een verband als de eenheid der Faculteiten onafwijsbaar eischt, en ter anderer zijde geen inbreuk makende op het volle zeggenschap der Kerken in punt i genoemd.

3. dat Deputaten worden benoemd, die de opdracht ontvangen, een Generale Synode naar gewoon kerkelijken regel samen te roepen, wanneer bovengenoemde Vereeniging goede uitzicht geeft op welslagen om tot ééne opleiding te komen, waarin punt i-en 2 tot grondslag en uitganspunt der eenheid worden vastgesteld, opdat alsdan die Generale Synode nadere stappen doe tot verdere regeling.

4. Dat reeds staande deze Synode eene commissie worde benoemd, om ontwerpen in gereedheid te brengen van bepalingen, die noodzakelijk uit een eventueele vereeniging van bedoelde inrichting met de Vrije Universiteit voortvloeien.

Het ingediende praeadviseerend voorstel van de vier Hoogleeraren wordt als voorstel overgenomen door enkele leden van de Synode, terwijl ook enkele dat van br. Bos wenschen te steunen.

Daarna wordt de discussie over beide voorstellen geopend. Hieraan nemen deel: de brs. Ds. Bos, Prof. Kuyper, Prof. Noordzij, Dr. Honig, Prof. Bavinck, Prof. Rutgers.

Bij den aanvang der pauze duurt de discussie nog voort.

Vrijdag 22 Augustus des namiddags. Zestiende zitting.

Na het zingen van Ps. 135 : 8 wordt de discussie voortgezet.

Al spoedig wordt de gedachte geuit dat de beraadslaging wel wat opgeschort mag worden, opdat er door sommige broeders nog particuliere samenspreking kan plaats hebben. Sommigen wenschen dan nu de zitting op te heffen en avondvergadering te honden. Anderen willen liefst uitstel tot Dinsdag. Dit laatste wordt aangenomen.

Alsnu komen de zaken der zending weder aan de orde.

Ds. Dijkstra rapporteert aangaande de Kerken van Batavia en Soerabaya en hare aansluiting bij de Classe 's-Gravenhage.

Aan dit rapport zijn eenige voorstellen ver bonden betreffende financieelen steun aan deze Kerken nog te verleenen. Deze steun kan, mis schien, ter oorzake van toenemenden bloei ten opzichte van de Kerk van Batavia wel eenigszins verminderd worden, wat echter niet vast kan besloten worden. De aansluiting van beide Kerken bij de Classe 's-Gravenhage is regelmatig tot stand gekomen, behoudens een zekere restrictie. Aan de Classe zal verzocht worden, deze restrictie terug te nemen en zoo mogelijk aan de Kerk van Batavia eenigen financieelen steun te bieden.

Br. Van der Vegte rapporteert over een adres van een vroeger dienaar des Woords bij een der Geref. Kerken, vragende bestendiging der Synodale aanbeveling tot verkrijging van financieelen steun, tot hiertoe door hem genoten. Het bedoelde verzoek wordt toegestaan.

Br. De Jonge rapporteert in zake een schrijven der Classe Dordrecht, vragende de zorge voor de weduwe van een onlangs overleden dienaar eener buiten-kerk, te willen brengen voor rekening van de Generale kas voor art. XIH der Kerkenorde.

De conclusie op dit rapport, dat ook in deze zaak de regeling der Synode van 1896 formeel van kracht moet blijven, doch overigens aan het verzoek kan worden voldaan, wordt unaniem aangenomen.

Br. Vermeulen rapporteert over den arbeid der Deputaten van de Algemeene Kas voor hulpbehoevende Kerken.

In de conclusie wordt o. a. uitgesproken, dat zoo weinig Kerken en Classen voor die kas collecten afdroegen. Er kon nu uit die kas zoo weinig steun worden geboden.

De Synode vereenigt zich met het voorstel om tot meerdere gaven voor die kas op te wekken.

Hierna sluit de praeses de zitting en gaat Dr. Honig voor in dankzegging.

Dinsdag 6 Augustus, des voormiddags. Zeventiende zitting.

Met het laten zingen van Psalm 122 : 2, het voorlezen van Efeze i : 15—einde en met gebed wordt deze zitting door den voorzitter geopend. •

In plaats van br. Vermeulen is br. Pauw opgekomen; voor br. Mulder br. Verhagen; terwijl br. Eleveld br. Poppen verving. Door opstaan betuigen deze drie secundi hunne instemming met de 3 Formulieren van Eenigheid.

De lezing der notulen door den 2 den scriba, Ds. Westerhuis, geeft geene aanleiding tot bijzondere opmerkingen.

De zaak van de opleiding komt nu weer aan de orde.

Ds. Bos deelt mee, dat er een voorstel is uitgewerkt in den geest van bet voorstel van Dr. Bavinck c. s.; 14 brs. bieden dat nu aan de Synode aan. Zijn eigen voorstel neemt hij daarmee dan eigenlijk weer terug.

Als uitgangspunt van dat nieuwe voorstel is genomen punt 1 en 2 van het eerste voorstel van Ds. Bos. De hoofdbedoeling is geweest om duidelijker te doen uitkomen dan men meende dat dit in het voorstel-Bavinck c. s. het geval was, dat de „eigen inrichting" gehandhaafd blijft.

Het voorstel zal straks gedrukt worden rondgedeeld en dan zal men verder gaau met de bespreking.

Intusschen rapporteert Ds. Breukelaar over de huwelijks-verhoudingen op Soemba: te Groningen in '99 aan enkele broeders opgedragen; de vraag inhoudende, of een man, die in poly gamie leeft, als hij gedoopt wordt alle vrouwen, behalve de eerstgenomene, behoort weg te zenden.

Conclusie is: Voorwaarde voor den Doop

1. Hij behoeft niet te zeggen: Doe al de vrouwen op één na weg: maar dit zal aan zijn eigen conscientie worden overgelaten;

2. Geen nieuwe zal hij er bij nemen; zal zijn:

3. Het beginsel van monogamie zal hij als het eenige Christelijke moeten erkennen;

4. Hij zal niet in eenigen kerkelijken dienst kunnen komen, zoolang hij meer dan ééne vrouw heeft.

En voorts nog 5. Men zal voorzichtig zijn in het aannemen van zulke personen.

Br. J. D. V. d. Munnik rapporteert over het al of niet wenschelijke van het verkrijgen van Rijkssubsidie voor onze zendingsscholen in Indië.

Onderscheidene broeders voeren hierover het woord:

Prof. Lindeboom, Prof. Noordzij, Dr. Van Goor, Prof. Bavinck, Ds. v. d. Munnik, Prof. Rutgers, Ds. Breukelaar, Dr. Scheurer, Ds. Adriaanse.

De Synode besluit:

1. dat het in het algemeen wel gewenscht zou zijn, dat voor scholen in Indië onder leiding van zendende Kerken ingericht, in het geheel geene subsidie werd aahgevraagd; doch aan de zendende kerken wordt overgelaten, in overleg met de arbeiders op het zendingsterrein en met de deputaten der Generale Synode voor de zending, hoe in verschillende gevallen, die zich voordoen, moet worden gehandeld,

2. dat met name ten behoeve der Keucheniusschool, (iste afdeeling), aan deputaten der Generale Synode voor de zending

machtiging worde verleend subsidie bij de regeering aan te vragen, indien blijkt dat deze door geene overwegende bezwaren wordt gedrukt;

doch met het oog op de eigenaardige toestanden op Soemba geraden is voorloopig voor de scholen aldaar geene subsidie van de regeering aan te vragen.

Voorts wordt bepaald, op voorstel van Ds. Elzenga, dat in zake den omslag over de provinciën, met betrekking tot het betalen der onkosten deputaten zullen worden benoemd, om de volgende Generale Synode te dienen van advies. Daarna gaat de pauze in.

Dinsdag 26 Augustus dis namiddags. • Achttiende zitting.

De Praeses laat zingen Ps. iig : 7.

Allereerst rapporteert nu Ds. Elzenga namens de commissie van prae advies over de zending op Midden-Java ten Noorden.

De deputaten ad hoc der vorige Synode dd. van Haeringen, Sillevis Smitt en wijlen Lion Cachet mochten de overdracht van dit zendingsveld tot stand zien komen aan de kerk van de Rotterdam B, die reeds in Ds. Ruijssenaars een missionairen dienaar des Woords derwaarts uit zond. De conclusie van dit rapport, tot decharge van bovengenoemde deputatie, wordt aangenomen.

Ds. Ruijssenaers ging reeds tot zijn arbeid in Tegal en Pekalongan in. Te zamen met Ds. Bakker van Keboemen deed hij een inspectiereis door Pekalongan. Hier en daar vonden zij nog kleine kringen van christenen, met name te Moekaratoewa, echter in kwijnenden toestand. Voorstellen der kerk van Rotterdam B worden voorgelezen. De commissie stelt voor:

de kerk van Rotterdam B en haren missionairen dienaar des Woords, Ds. Ruijssenaers, dank te zeggen voor hunne bemoeiingen;

zich van Midden Java ten Noorden (Residentie Pekalongan) terug te trekken, en de af wikkeling van deze aangelegenheid aan de deputaten der Generale Synode voor de Zending op te dragen.

Ds. Dijkstra rapporteert vervolgens over het verzoek der classes 's Gravenhage Leiden en Woerden tot wijziging van het vroeger door haar gekozen Zendingsterrein in dien zin, dat het nu ook omvatte Solo in de Residentie Soerakarta; wat inhoudt een uitbreiding van het zendingsterrein in oostelijke richting-

De commissie van praeadvies heeft geen eenparig advies; de meerderheid wil het verzoek toestaan; de minderheid heeft daartegen bezwaar. Beide inzichten vinden verdediging én bestrijding. Na tamelijke breede discussie wordt het advies van de meerderheid der commissie verworpen, waarmede dat der minderheid is aangenomen.

Hierna wordt de zaak der opleiding voortgezet, wijl het voorstel Ds. Bos gedrukt is rondgedeeld.

Het is van dezen inhoud:

De Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, overwegende, dat bij de vereeniging van 1892 in zake het Theologisch Onderwijs en de Opleiding tot den Dienst des \Voords wederzijds voorwaarden zijn gesteld, die voor alle Kerken als zedelijke verplichting bljjven gelden, nl. dat de Theologische School alfe eigen Inrichting der Kerken gehandhaafd blijve en het beginsel der vrije studie erkend blijve;

voort overwegende, dat het met het oog op den vrede en de eenheid der Kerken alleszins wenschelijk is zoo mogelijk tot eenheid van opleiding te komen;

besluit te dien einde het volgende Concept-Contract aan te nemen:

CONTRACT tusschen de Geref. Kerken in Ned. en de Direct, van de Vereen, voor H. O. op Geref. gr. te Amst., in zake de vereen, van de Theol. School der Kerken en der Theol. Fac. der V. U.

De Gereformeerde Kerken in Nederland, in Generale Synode te Arnhem samengekomen in Augustus 1902, en de Directeuren van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag, als zoodanig belast met het bestuur van de Vrije Universiteit te Amsterdam, in dezen handelend op advies van hare Curatoren en van haren Senaat en volgens machtiging van de Algemeene Vergadering dier Vereeniging, gehouden op , 1902;

overwegende, dat het wenschelijk is, de twee thans bij hen bestaande Inrichtingen voor Theologisch onderwijs en opleiding tot den dienst des Woords, nl. de Theologische School te Kampen en de Theologische Faculteit van de Vrije Universiteit te Amsterdam, tot ééne inrichting te vereenigen; en dat dit het best geschieden kan door middel van een contract, zijn overeengekomen, te dien einde het volgende contract aan te gaan:

Art. I. De eenheid van opleiding is aldus vastgesteld, dat de Gereformeerde Kerken hare Eigen Inrichting tot de wetenschappelijke en praktische opleiding van dienaren des VVoords hebben en behouden, en dat die Inrichting der Kerken als Theologische Faculteit in de Vrije Universiteit wordt opgenomen naast de andere Faculteiten, met zulk een verband als voor de eenheid van het Universitair Onderwijs volstrekt noodig is ; en dat over die Inrichting der Kerken, tevens Theologische Faculteit der Vrije Universiteit geworden, de Kerken het zeggenschap hebben, wat de aanstelling, instructie en bestuur, schorsing, ontslag, en salarieering der Hoogleeraren aangaat, gelijk dit in de volgende artikelen nader wordt omschreven.

Art. 2. De Hoogleeraren van de Eigen Inrichting der Kerken zijn derhalve tevens Hoogleeraren in de Theologische Faculteit der Vrije Universiteit.

Art. 3. Door deze contractueele verbintenis zijn de Hooglaren, thans verbonden aan de Eigen Inrichting der Kerken, Hoogleeraar in de Theologische Faculteit der Vrije Universiteit, en insgelijk de Hoogleeraren, thans aan de Theologische Faculteit der Vrije Universiteit verbonden, Hoogleeraar aan de eigen Inrichting der kerken.

Art. 4. Het normale getal der Hoogleeraren in de Theologie zal zes bedragen.

In geval een benoeming boven dit normaal getal wenschelijk wordt geacht, beslist hierover de Generale Synode, of, indien de Generale Synode niet vergadert, de Curatoren der Eigen Inrichting (of een Synodus Contracta), in overleg met de Curatoren der Vrije Universiteit.

Art. 5. De Hoogleeraren in de Theologie worden benoemd door de Curatoren der Kerken (of een Synodus Contracta) na praeadvies van de Theologische Professoren. Deze' benoe ming moet geschieden met minstens tweederde van de stemmen der Curatoren (of Synodus Contracta), welke benoeming van wege de Kerken, door een benoeming tot Hoogleeraar in de Theologische Faculteit door de Directeuren der Vereeniging voor Hooger Onderwijs, gevolgd wordt.

Art. 6. De Hoogleeraren in de Theologie onderleekenen, mede ter voldoening aan het bedoelde in Art. i van het reglement voor de Vrije Universiteit, de Formulieren van Eenigheid, volgens een door de Kerken daarvoor vastgesteld formulier.

Art. 7. De hoogleeraren in de Theologie ontvangen hun tractement en pensioen (en desgelijks [hunne weduwen en weezen hunne toelagen) van de Kerken, tot het thans door de Vereeniginc; voor Hooger Onderwijs aan hare Hoogleeraren uitgekeerde bedrag; terwijl alle collegegelden, collecten, contributiën, giften en erflatingen voor die ééne vereenigde opleiding zullen gestort worden in ééne kas, die aan de Kerken toebehoort, en die door hare Curatoren wordt beheerd en bestuurd.

Art. 8. De Hoogleeraren der Eigen Inrichting zijn onderworpen aan de regelingen en het toezicht van hare Curatoren, en als Hoogleeraren in de Theologische Faculteit aan de regelingen en het toezicht der Vrije Universiteit. Indien er conflict komt tusschen de ver plichtingen, die de Hoogleeraren hebben als Hoogleeraren van de Eigen Inrichting der Kerken, en die welke op hen rusten als Hoogleeraren in de Theologische Faculteit der Vrije Universiteit, zal de Generale Synode uitspraak doen.

Art. 9. Wanneer de kerken wegens afwijking in de leer of ergerlijken wandel een hoogleeraar in de theologie schorsen of ontslaan, doen zij hiervan in een gemotiveerd schrijven mededeeling aan de Directeuren van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs, die zich verbinden deze schorsing en dit ontslag voor dezen hoogleeraar ook hunnerzijds te doen gelden.

De kerken oefenen dit recht van schorsing uit door middel van hare curatoren, maar het ontslag kan alleen gegeven worden door de Generale Synode.

Indien de geschorste in appèl komt, gaat de schorsing niet in totdat de Provinciale Synode, onder welke hij ressorteert, heeft beslist.

Art. 10. De curatoren der Eigen Inrichting en de directeuren der Vrije Universiteit hebben het recht, na overleg en in overeenstemming met elkander, eenen hoogleeraar, die ongeschikt blijkt voor de wetenschappelijke of practische opleiding, op nonactiviteit te stellen, mits met toekenning van het in artikel 7 genoemde pen sioen als wachtgeld. Indien deze overeenstemming niet verkregen wordt, beslist de Generale Synode.

Art. II. De Hoogleeraren geven les in de vakken, door de Curatoren der Eigen Inrichting hun opgedragen. Indien de Directeuren en de Curatoren der Vrije Universiteit hun daarenboven het onderwijs in eenig ander vak willen opdragen, geschiedt dit in overleg met de Cura toren der Eigen Inrichting, en zijn de Hoogleeraren ook daartoe verplicht, behoudens het recht van Curatoren der Eigen Inrichting, en van de Directeuren en de Curatoren der Vrije Universiteit, om daarin later wijziging aan te brengen. Ook voor deze wijziging zal bovenstaande bepaling gelden, mits met goedvinden van de betrokken Hoogleeraren, die voorts zich houden aan de Series Lectionum, door de Curatoren der Eigen Inrichting en de Curatoren der Vrije Universiteit vastgesteld.

Art. 12. Tot de Theologische Colleges worden, na afgelegd propaedeutisch examen, alleen zulke studenten toegelaten die een goed getuigenis aangaande belijdenis en leven overleggen.

Jongelieden, die geen getuigenis als bedoeld in alinea i kunnen overleggen, kunnen, ter beslissing van de Hoogleeraren, als auditores of hospitanten worden toegelaten.

Art. 13. De Hoogleeraren in de Theologie zijn verplicht toezicht te houden op leer en leven der Theologische studenten.

Art. 14. De Eigen Inrichting der Kerken mag als Theologische Faculteit in verband met de andere Faculteiten in geenerlei opzicht in haar recht en vrijheid worden beperkt, wanneer te eenigertijde de Vereeniging voor Hooger Onderwijs voor hare Vrije Universiteit subsidie of effectus clvilis van de Overheid mocht ontvangen. Art. 15. Van wege de Kerken worden tien Curatoren (met hunne Secundi) benoemd, voor elke provincie één. Deze benoeming geschied door de Generale Synode, uit een voordracht van dubbeltallen door de Prov. Synodes.

Art. 16. (Als in Concept-Bavinck, met voorbehoud van eventueele wijziging.)

De kosten verbonden aan de vereeniging van de Theologische School en de Theologische F'aculteit, eventueel ook de kosten van eene dardoor noodige verplaatsing van de Vrije Universiteit, zullen voor de helft gedragen worden door de Kerken, met dien verstande, dat een nieuw gebouw moet worden ingericht, van de kosten 'hiervoor zal worden afgetrokken de som, die het thans in gebruik zijnde gebouw der Vrije Universiteit opbrengt. De Vereeniging geeft voor de ontvangst van het aldus door de Kerken betaalde aandeel in de kosten een hypothecaire schuldbekentenis aan de Kerken; en verplicht zich, indien het contract met de Kerken verbroken wordt, deze som binnen éen jaar te restitueeren. Bij deze te restitueeren som zullen echter niet in rekening gebracht worden de kosten, aan de verhuizing der Hoogleeraren verbonden.

Voorts zal door de Generale Synode in overleg met de Vereeniging voor Hooger Onderwijs worden vastgesteld, welk aandeel door de kerken zal betaald worden in de kosten, aan onderhoud der gebouwen enz. verbonden.

Art. 17. Het contract van de kerken met de directeuren der Vereeniging voor Hooger Onderwijs wordt aangegaan voor onbepaalden tijd, met dien verstande, dat het van weerszijden opzegbaar zal zijn, mits hiervan één jaar van tevoren kennis gegeven worde.

Eventueel verschil over de uitlegging van eenig artikel van dit contract wordt door de Generale Synode beslist.

Art. i8. De Generale Synode wijst als plaats van vestiging der Eigen Inrichting, tevens Theologische Faculteit der Vrije Universiteit, 's-Gravenhage, Leiden of Utrecht aan.

Slotbepaling.

Daar de Vereeniging der Theologische School en der Theologische Faculteit der Vrije Univtrsiteit tot onmiddellijk gevolg heeft de losmaking van het Gymnasium (tot hiertoe aan de Theologische School verbonden) van de Kerken, be hoóren de Kerken dadelijk maatregelen te nemen, om bedoeld Gymnasium aan de Vereeniging over te doen, met bevestiging van de verkregen rechten der Leeraren, thans aan dat Gymnasium verbonden.

Met het oog op den belangrijken inhoud van dit rapport, wordt besloten, dat er nu gelegenheid zal zijn om te overwegen; van avond om halfacht zal men dan ter behandeling weer samenkomen.

Daarna spreekt Rev. Jac. Noordewier een hartelijk afscheidswoord tot de Snode, wijl hij vertrekken moet; de praeses bedankt hem hiervoor vriendelijk en schorst nu deze vergadering.

Dinsdag 26 Augustus, des avonds. Negentiende zitting.

Met het zingen van Ps. 145 ; 4 wordt deze zitting geopend. •

De Praeses opent nu de beraadslaging over de beide ingediende voorstellen in zake de opleiding tot den dienst des Woords.

Eene belangrijke discussie over de beide voorstellen, dat van Prof. Bavinck c. s. en dat van Ds. Bos c. s, heeft nu plaats.

Sommige broeders zijn van oordeel, dat de Eigen-inrichting in het voorstel Bavinck c s. te weinig is gehandhaafd, zoodat het z. g. „beding" van '92 daardoor zou geschonden zijn; anderen oordeelden daarentegen, dat de „Eigen Inrichting" in het voorstel Ds. Bos eigenlijk, geheel en al de Theol. faculteit van de Vrije Universiteit deed verdwijnen, zoodat dat voorstel niet een contract kan worden genoemd, en men wel van „eenheid van opleiding" spreekt, doch daarbij wil, dat door een deel der kerken alles zal moeten toegegeven worden.

Aan deze discussie nemen deel: Ds. de Geus, Prof. Rutgers, Ds. T. Bos, Prof. Kuyper, Dr. Honig, Prof. JBiesterveld, Prof. Lindeboom, Ds. V. Schelven, Prof. Bavinck, Dr. van Goor en Ds. van Andel.

Eindelijk wordt de considerans, welke in beide voorstellen gelijk is, aangenomen. Die luidt aldus:

De Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, overwegende, dat bij de vereeniging van 1892 inzake het Theologisch Onderwijs en de Opleiding tot den Dienst des Woords wederzijds voorwaarden zijn gesteld, die voor alle Kerken als zedelijke verplichting blijven gelden, nl. dat de Theologische School als eigen Inrichting der Kerken gehandhaafd blijve en het beginsel der vrije studie erkend blijve;

voorts overwegende, dat het met het oog op den vrede en de eenheid der Kerken alleszins wenschelijk is, zoo mogelijk tot eenheid van opleiding te komen;

besluit te dien einde het volgende Concept-Contract aan te nemen;

CONTRACT tusschen de Geref. Kerken in Ned. en de Direct, van de Vereen, voor H. O. op Geref. gr. te Amst., in zake de vereen, van de Theol. School der Kerken en der Theol. Fac. der V. U.

De Gereformeerde Kerken in Nederland, in Generale Synode te Arnhem samenhekomcn in Augustus 1902, en de Directeuren van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag, als zoodanig belast met het bestuur van de Vrije Universiteit te Amsterdam, in dezen handelend op advies van hare Curatoren en van haren Senaat en volgens machtiging van de Algemeene Vergadering dier Vereeniging, gehouden te , 1902;

overwegende, dat het wenschelijk is, de twee thans bij hen bestaande Inrichtingen voor Theologisch onderwijs en opleiding tot den dienst des Woords, nl. de Theologische School te Kampen en de Theologische Facalteit van de Vrije Universiteit te Amsterdam, tot ééne inrichting te vereenigen; en dat dit het best geschieden kan door middel van een contract, zijn overeengekomen, te dien einde het volgende contract aan te gaan.

Hiermede is echter nog niet beslist, 'dat er definitief een contract tot stand zal komen. Daarna wordt gestemd over de artikelen I uit de beide voorstellen. Dat van Prof Bavinck wordt aangenomen met 26 stemmen. De Praeses sluit daarna en br. Elshout gaat in dankzegging voor.

Woensdag 27 Augustus, des voormiddags. Twintigste Zitting.

Psalm 72 : I, 2 worden bij den aanvang gezongen, psalm loi gelezen, terwijl de Praeses daarna voorgaat in het gebed.

De notulen der drie vorige zittingen worden door den eersten Scriba, Dr. Honig, gelezen en vastgesteld.

De Praeges heropent de discussie over de zaak der opleiding. . '

Gevraagd wordt echter, hoe, na de gisteren gevallen beslissing, de wijze van behandeling zal zijn. Besloten wordt de beide voorstellen, die ter tafel zijn, gelijktijdig te behandelen, met recht van amendement.

Art. I, gisteren aangenomen, luidt aldus: De eenheid van opleiding is in dien weg te verkrijgen, dat de beide inrichtingen, de Theo logische School der Kerken en de Theologische Faculteit [der Vrije Universiteit, vereenigd worden tot ééne inrichting, die tegelijk de School der Kerken en de Theologische Faculteit der Vrije Universiteit is.

Art. 2 van het voorstel-Bavinck c s. nu aangenomen, luidt:

De Hoogleeraren in de Theologie dragen derhalve een dubbele qualiteit: nl. die van Hoogleeraar aan de Theologische School der Kerken en die van Hoogleeraar in de Theologische Faculteit der Vrije Universiteit.

Evenzoo art. 3, aldus luidende:

Art. 3. Om deze vereeniging tot stand te doen komen, worden de Hoogleeraren, die thans verbonden zijn aan de Theologische Faculteit der Vrije Universiteit, van wege de Kerken benoemd tot Hoogleeraar aan de Theologische School; en de Hoogleeraren, die thans verbonden zijn aan de Theologische School, van wege de Vereeniging voor Hooger Onderwijs benoemd tot Hoogleeraar in de Theologische Faculteit der Vrije Universiteit.

Hetzelfde geldt van Art. 4, dat luidt:

Het normaal getal der Hoogleeraren in de Theologie zal zes bedragen. Ingeval, hetzij de Kerken, hetzij de Vereeniging voor Hoogsr Onderwijs, het wenschelijk mochten achten, boven dit normale' getal eene brnoeming te doen, zal hierover vooraf overleg worden gepleegd tusschen de wederzijdsche Curatoren; en wanneer dit overleg tot overeenstemming geleid heeft, zal de benoeming daarna geschieden met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.

Art. 5 ondergaat onder de discussie eenige ijzigingen, doch wordt ten slotte mede aangeomen in dezen vorm;

„De benoeming van een nieuwen Hoogleeraar in de Theologie geschiedt aldus, dat deze Hoogleeraar door de Kerken en door de Vereeniging voor Hooger Onderwijs beide wordt aangesteld.

Wanneer in eene vacature moet voorzien worden, zullen de Hoogleeraren in de Theologie gezamenlijk eene voordracht van één of meer personen indienen fbij de Curatoren der Kerken. Indien minstens acht van deze Curatoren tegen de voordracht geen bezwaar hebben, gaan zij tot benoeming over, en wordt deze benoeming van wege de Kerken door eene benoeming tot Hoogleeraar in de Theologische Faculteit door de Directeuren der Vereeniging voor Hooger Onderwijs gevolgd. Indien drie of meer leden van het Curatorium der Kerken zich ook na correspondentie van Curatoren met het college van Hoogleeraren in de Theologie met hunne voordracht niet kunnen vereenigen, zijn zij verplicht eene Generale Synode te laten samenroepen, die binnen den tijd van één jaar vergadert, en de zaak der benoeming tol Ijeslissing brengt.”

In de laatste oogenblikken voor de pauze geeft de Praeses aan Ds. Beets van Grand-Rapids in N.Amerika gelegenheid, om voor zijn vertrek nog een afscheidswoord lot de Synode te richten. ZEw. spreekt een hartelijk woord, daarbij den wensch uitende, dat ook de thans aanhangige zaak der opleiding tot een goed einde gebracht moge worden, bevorderlijk aan den vrede der kerken en den bloei der godgeleerde wetenschap.

Dit woord van den vertrekkenden Broeder wordt door den Praeses weer hartelijk beantwoord. Daarna gaat de pauze in.

Woensdag 27 Augustus, des namiddags. Een en twintigste zitting.

De Praeses laat zingen Psalm 148 : 5 en opent de verdere discussie over de opleiding.

De art. 6 van de beide voorstellen worden aan de orde gesteld. Onderscheidene broeders treden daarover in uitvoerige beschouwingen en over de moeilijkheden, die daarin, huns inziens, al of niet zijn opgesloten. Enkele amendementen tot wijziging van art. 6 Bavinck c. s. worden voorgesteld: een van ds. v. Schelven, een van. br. van Golverdingen, en een van ds. de Geus.

Ds. V. Schelven stelt voor art. 6 aldus te lezen :

De Hoogleeraren in de Theologie onderteekenen de Formulieren van Eenigheid volgens een door de Kerken daarvoor vast te stellen formulier; en ontvangen van de Kerken vrijheid, om bij hunne benoeming tot Hoogleeraar in de Theologische Faculteit de verklaring te onderteekenen, dat zij het in artikel 2 van de Statuten der Vereeniging voor Hooger Onderwijs aangegeven standpunt aanvaarden; met dien verstande, dat eventueel verschil over de al of niet naleving van genoemd artikel 2 der Statuten voor hen door de Generale Synode alleen wordt beslist.

Br. van Golverdingen stelt voor :

De Hoogleeraren in de Theologie onderteekenen de Formulieren van Eenigheid volgens een door de Kerken vast Ie stellen Formulier. Eventueel verschil, over de al of niet naleving van genoemd artikel 2 der Statuten wordt voor hen door de Generale Synode alleen beslist.

Terwijl Ds. De Geus voorstelt te lezen:

De Hoogleeraren in de Theologie onderteekenen de Formulieren van Eenigheid volgens een door de Kerken daarvoor vast te stellen formulier; en ontvangen van de Kerken vrijheid, om bij hunne benoeming tot Hoogleeraar in de Theologische Faculteit de verklaring te onderteekenen, dat zij het in artikel 2 van de Statuten der Vereeniging voor Hooger Onderwijs aangegeven standpunt aanvaarden; met dien verstande, dat, naar het oordeel der Generale Synode en der Vereeniging voor Hooger Onderwijs voor de Hoogleeraren in de Theologie deze verklaring hetzelfde inhoudt, als hetgeen in de onderteekening van de Formulieren van Eenigheid van hen door de Kerken wordt geëischt, en dat eventueel verschil over de al of niet naleving van genoemd artikel 2 der Statuten voor hen door de Generale Synode alleen wordt beslist.

Alle drie amendementen worden verworpen. Daarna wordt art. 6 voorstel-Bavinck c. s. aangenomen.

De Hoogleéraren in de Theologie onderteekenen de Formulieren van Eenigheid volgens een door de Kerken daarvoor vast te stellen formulier; en ontvangen van de Kerken vrijheid, om bij hunne benoeming tot Hoogleeraar in de Theologische Faculteit de verklaring te onderteekenen, dat zij het in artikel 2 van de Statuten der Vereeniging voor Hooger Onderwijs aangegeven standpunt aanvaarden; met dien verstande, dat, naar het oordeel der Generale Synode voor de Hoogleeraren in de Theologie, deze verklaring hetzelfde inhoudt als hetgeen in de onderteekening van de Formulieren van Eenigheid van hen door de Kerken wordt geëischt, en dat bij eventueel verschil over de al of niet naleving van genoemd artikel 2 der Statuten voor hen door de Generale Synode alleen wordt beslist.

Thans stelt de Praeses aan de orde Lelt. G. van het Agendum, „tucht en geschillen."

Ds. Van I^ummel rapporteert over een tuchtzaak in Z. Holland. De beslissing hierover wordt aangehouden.

Ds. Van Andel rapporteert over een bezwaarschrift uit Friesland. De Synode vereenigt zich met de voorgedragen conclusie, dat zij op deze zaak niet kan ingaan.

Ds. Bos rapporteert over een ander bezwaarschrift, van een Broeder uit Gelderland. Ook de conclusie op dit rapport wordt aangenomen.

De Praeses sluit daarna de zitting met dankgebed.

Donderdag 28 Augustus, des voormiddags. Tïvee en twintigste zitting.^

Deze zitting wordt geopend met het zingen van Psalm 97 : 14, het lezen van Psalm 93 en met gebed door Ds. de Geus.

Broeder H. Ormel, afgevaardigde uit Gelderland, is vervangen door zijn secundus G. van Zwaluwenberg; Br. H. Kamstra, afgevaardigde uit Friesland, zal vervangen worden door zijn secundus, Br. K. E. van der Veen.

De notulen der beide vorige zittingen worden gelezen en gearresteerd.

Alsnu wordt de discussie voortgezet over de beide voorstellen Bavinck c. s. en Bos c. s. ter zake van de Opleiding.

Zonder discussie wordt art. 7 jvan het voorstel Bavinck met meerderheid van stemmen aangenomen. Het luidt aldus:

De Hoogleeraren in de Theologie ontvangen hun traktement en pensioen van de Kerken tot het thans door de Kerken vastgestelde bedrag (en desgelijks hunne weduwen en weezen hunne

toelagen); terwijl hetgeen de Vereeniging voor lloo'er Onderwijs aan hare Hoogleeraren meer uUke°ert, hetzij aan traktement, herzij aan pen siosn, hun door de Vereeniging voor Hooger ü.idcrwijs wordt verstrekt.

Telken jare wordt ééne der door de Generale Synole voor de Theologische opleiding uitgeschreven kerkcoUecten gestort in de kas van Vereeniging voor Hooger Onderwijs.

Evenzoo geschiedt met Art. 8, dat aldus luidt: Evenals de Vereeniging voor Hooger Onderwijs harerzijds, houden ook de [Kerken door middel van hare Curatoren toezicht op het onderyi-'yi der Hoogleeraren in de Theologie.

Deze zijn als hoogleeraren in de Theologisch e Faculteit onderworpen aan de regelingen, die voor de Universiteit gelden. Indien er conflict komt tusschen de verplichtingen die de Hoog leeraren hebben als Hoogleeraren van wege de Kerken aangesteld, en die welke op hen rusten als Iloogleeraren der Theologische Faculteit, zal de Generale Synode in laatster instantie uitspraak doen.

Ook alt. 9 wordt aldus aangenomen, luidende: De Kerken hebben het recht wegens afwijking in de leer of ergerlijken wandel de Hoog-Iceraren in de Theologie te schorsen en te ontilaan. Zij doen hiervan in een gemotiveerd schrijven mededeeling aan de Directeuren van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs, die zich verbinden deze schorsing en dit ontslag voor deze Hoogleeraren ook hunnerzijds te doen gelden.

De Kerken oefenen dit recht van schorsing uit door middel van hare Curatoren; maar het definitief ontslag kan alleen gegeven worden door de Generale Synode.

Indien de geschorste in appèl komt, gaat de schorsnig niet in, totdat de Provinciale Synode, onder welke hij ressorteert, heeft beslist.

Art, 10 lokt eenige bespreking uit en wordt daaina evenzoo ongewijzigd vastgesteld als volgt:

Do Curatoren der Kerken en de Directeuren drr Vrije Universiteit hebben het recht, na over leg en in overeenstemming met elkander, eenen IIoo; ; lceraar, die ongeschikt blijkt voor het onderwijs of de opleiding, op nonactiviteit te stellen, mits met toekenning van het in artikel 7 genoemde pensioen als wachtgeld. Indien deze overeenstemming niet verkregen wordt, beslist de Generale Synode.

Op gelijke wijze wordt art. 11 aangenomen. Het luidt:

De Hoogleeraren geven les in de vakken, door de Curatoren der Kerken en de Directeuren en de Curatoren der Vrije Universiteit, in overleg met elkander, hun bij hunne benoeming opgedragen, behoudens de wijzigingen, die (iiiarin later met hun eigen goedvinden w'jrden aangebracht, terwijl zij daarbij voorts zic'i houden aan de Series Lectionum, door de Curatoren der Vrije Universiteit vastgesteld.

Evenzoo, na korte toelichting, art. 12, dat aldus luidt:

Tot de theologische colleges worden na afgelegil propaedeutisch exameri alleen zulke studenten toegelaten, die een goed getuigenis aangaande belijdenis en leven overleggen.

In geval iemand aan laatstgenoemde voorwaarde niet voldoet, wordt over zijne toelating door de Hoogleeraren in de Theologie beslist.

Art. 13, in beide voorstellen gelijkluidend, wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen:

De Hoogleeraren in de Theologie zijn ver lilii. bt toezicht te houden op leer en leven der theologische studenten.

Art. 14 lokt slechts weinig bespreking uit, tot verduidelijking van de bedoeling, en wordt daarna onveranderd aangenomen. Het luidt:

De Vereeniging voor Hooger Onderwijs verbindt zich, van de Overheid in het geheel geen subsidie of voorwaarden te aanvaarden voor de Theologische Faculteit of voor hare hoogleearen, en ook voor de Universiteit in het algemeen ge ene voorwaarden te aanvaarden, die het bij dit contract aan de Gereformeerde Kerken toegekende zeggenschap over de Theologische Farultcit ook maar eenigszins in gevaar zouden brengen.

Art. 15 blijkt meer gedachtenwisseling te wekken, met het oog op de daarin gelegen moeielijkheid. In den loop der discussie wordt in het artikel door de voorstellers Bavinck es. nog een wijziging gebracht. Dr. van Goor dient nog een amendement in, tot algeheele weglating der woorden, waarin de moeielijkheid schuilt. Dit amendement wordt bij hoofdelijke stemming verworpen. Daarna wordt het artikel aangenomen als volgt:

Van wege de Kerken worden tien Curatoren benoemd. Deze benoeming geschiedt door de Generale Synode, in dier voege, dat er rekening worde gehouden met de tweeërlei opvatting, die in de kerken gevonden wordt omtrent de oi)leid!ng tot den dienst des woords, en de eene helft van deze Curatoren benoemd worde uit hen die gestudeerd hebben aan de Theologische School, en de andere helft uit hen die hunne opleiding verkregen aan een der universiteiten hier te lande.

Art. 16, in beide voorstellen gelijkluidend, wordt onder hoofdelijke stemming aldus vastl gesteld:

De kosten, verbonden aan de vereeniging van de Theologische School en de Theologische l'aculteit, eventueel ook de kosten van eene daardoor noodige verplaatsing van de Vrije Universiteit, zullen voor de helft gedragen worden door de Kerken, met dien verstande, dat, indien een nieuw gebouw moet worden ingericht, van de kosten hiervoor zal worden afgetrokken de som, die het thans in gebruik zijnde gebouw der Vrije Universiteit bij verkoop opbrengt. De Vereeniging geeft voor de ontvangst van het aldus door de Kerken betaalde aandeel in de kosten een hypothecaire schuldbekentenis aan de Kerken; en verplicht zich, indien het contract met de Kerken verbroken wordt, deze som binnen één jaar te reslitueeren. Bij deze te restitueeren som zullen echter niet in rekening gebracht worden de kosten, aan de verhuizing der Iloogleeraren verbonden.

Voorts zal door de Generale Synode in overleg met de Vereeniging voor Hooger Onderwijs worden vastgesteld, welk aandeel door de Kerken zal betaald worden in de kosten, aan onderhoud der gebouwen enz. verbonden.

Zonder discussie wordt art. 17 aldus vastgesteld :

Het contract van de Kerken met de Directeuren der Vereeniging voor Hooger Onderwijs wordt aangegaan voor onbepaalden tijd, met dien verstande, dat het van weerszijden opzegbaar zal zijn, mits hiervan één jaar van te voren kennis gegeven worde.

Bij Art. 18 komt een amendement ter tafel, om do aangelegenheid, daarin besproken, nl. de plaats der vestiging van de vereenigde scholen, niet itii te beslissen, maar te stellen in handen viu daartoe te machtigen Deputaten. Na bespreking wordt de beslissing over dit art. tot later uitgesteld,

De slotbepaling wordt aangenomen zonder hoofdelijke stemming, als volgt:

Besluit in verbanrl met het contract.

Daar de Vereeniging der Theologische School en der Theologische Faculteit der Vrije Uni versiteit tot onmiddellijk gevolg heeft de los makiiis; van het Gymnasium (tot hiertoe aan de Theologische School verbonden) van de Kerken, behooren de Kerken dadelijk maatregelen te nemen, om bedoeld Gymnasium aan eene Vereeniging over te doen, met bevestiging van de verkregen rechten der Leeraren, thans aan dat Gymnasium verbonden.

De eindstemming wordt nu verdaagd, terwijl tevens wordt besloten geen namiddagzitting te houden, met het oog op nog te houden samensprekingen.

De Praeses sluit daarna de zitting en Prof. Rutgers gaat in dankzegging voor.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 augustus 1902

De Heraut | 4 Pagina's

GENERALE SYNODE VAN DE Gereformeerde Kerken in Nederland

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 augustus 1902

De Heraut | 4 Pagina's