Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eeredienst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eeredienst.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE REEKS.

VIII.

De voorslag om de Doopsbediening aan de predicatie te laten voorafgaan, ging uit van het droeve feit, dat maar al te dikwijls na afloop der predicatie deze en gene de kerk verliet, om door de Doopsbediening niet te worden opgehouden.

Hoe goed ook bedoeld, was die voorslag dan toch altoos een toegeven aan een verkeerde neiging, er voor uit den weg gaan, en nu het aanwenden van een slimheid, om den onwillige toch bij de Doopsbediening tegenwoordig te doen zijn.

Dit nu mag niet goedgekeurd, tenzij de omzetting op zichzelve onverschillig is.

Het kwaad van het wegloopen als de Doopsbediening begint, had drieërlei oorzaak.

In de eerste plaats een algemeene onverschilligheid voor het Sacrament. Ten tweede een voorstelling, alsof de Doopsbediening alleen de familie van het kindeke aanging. En ten derde vermoeidheid, als gevolg van het aanhooren van een te lange predicatie.

Het in de derde plaats genoemde behoorde inderdaad gemeden te worden. De Bedie­ naar des Woords weet vooruit, of er Doopsbediening zijn zal, en behoort zijn predicatie daarop in te richten. Een gewone dienst mag in geen geval over de twee uren gerekt worden. Zelfs is dit reeds lang genoeg; en vooral een Bedienaar, die niet over buitengewone gave van boeiing voor zijn gehoor beschikt, zal wel doen daarmede ook bij den duur zijner predicatie te rekenen. Moet nu voor rustige, kalme bediening van den Doop, met inbegrip van de gebeden en het gezang, ruim een kwartier beschikbaar blijven, soms zelfs twintig minuten; en is voor nagebed en nazang nog een tien minuten te rekenen; dan moet de Doopsbediening uiterlijk een half uur vóór het einde aanvangen. En heeft men nu te doen met een gemeente, waarin aan de waardeering van den Doop iets hapert, dan zal men wel doen, met de Doopsbediening uiterlijk vijf kwartier na den aanvang der godsdienstoefening te laten beginnen. Juist toch in zulk een gemeente moet de bediening van den Doop door zeer kalme en rustige bediening weer in eere komen.

Het tweede kwaad, d. i. de gedachte alsof de Doop alleen de familie van het te doopen kindeke aanging, moet door catechisatie, prediking, en verschafte lectuur worden tegengegaan. Zich ergeren helpt niets, en maakt onbekwaam, om beterschap aan te brengen. Lang en diep ingewortelde misstanden kunnen niet dan zeer langzaam overwonnen worden, en niets is valscher dan de inbeelding van den prediker die denkt, dat hij met ééne duidelijke predicatie de denkbeelden omzet. Eer de gemeente weer inleeft in het Verbond, de beteekenis er van vat, begrijpt hoe het Verbond ook nu nog alle kerkelijk leven moet beheerschen, en hoe vooral het Sacrament van den Doop met het Verbond staat of valt, is niet zelden een gezette prediking van twee, drie jaren nog te kort. Toch moet dit gcduld-werk ondernomen worden. Mits men de fundamenten vanden Doop weer recht legge, verdwijnen al zulke averechtsche voorstellingen tenslotte vanzelf.

Verreweg het moeilijkst te boven te komen, is de derde oorzaak van dit kwaad, t. w. de algemeene onverschilligheid ten opzichte van het Sacrament, die vooral in mystieke kringen nog in onderscheiden deelen van ons land wordt aangetroffen. Of deze oorzaak tendeze meewerkt, ontdekt men terstond aan de onverschilligheid jegens het Sacrament van het Heilig Avondmaal. Tal van personen, overigens zuiver in de belijdenis en die door hun wandel geen ergernis geven, leven rustig tot op hun ouden dag voort zonder het Avondmaal des Heeren geregeld te zoeken. Bij den één ligt dit aan intellectüeele eenzijdigheid. Het leerstellige schijnt dan het één en al, en daarom alleen de predicatie waarde te bezitten. Bij den ander daarentegen is het mystieke eenzijdigheid. Alleen aan het leven der bevinding wordt dan waarde toegekend, en men zegt Avondmaal met Jezus te houden in de ziel. Dat het ook kan voortkomen uit onvroomheid, is hiermede niet ontkend. Doch dit blijve hier buiten rekening. We hebben thans alleen het oog op wie bedoelt God te vreezen en in zijn wegen te wandelen. Nu is het alleszins begrijpelijk, dat wie aldus het Sacrament van het Avondmaal voorbijgaat, ook voor de bediening van den Doop, die hem zelven niet persoonlijk aangaat, weinig of niets gevoelt.

Tegen dit kwaad nu komt het aan op de Ordinantiën des Heeren. Het is toch hier alleen de vraag, of wij te beoordeelen hebben, hoe de dienst Gods zal zijn, of v/el dat Gode hierover alleen het zeggenschap toekomt, zoodat wij in blinde gelatenheid ons aan zijn bestel hebben te onderwerpen. Had het Gode beliefd, enkel een dienst des Woords en der gebeden in te stellen, er zou voor het Sacrament in de kerk des Heeren geen plaats zijn. Doch dan ook omgekeerd, nu het Hem goed heeft gedacht, een dubbelen dienst, dien van het Woord èn van de Sacramenten, in te stellen, nu komt aan ons daarover geen oordeel toe, maar rust op ons de plicht, om alzoo tweeledig dezen dienst in stand te houden.

Het is daarom vooral de strijd tegen den eigenwilligen godsdienst, de strikte onderwerping aan de ordinantiën des Heeren, die hier tegengif moet bieden; en eerst zijdelings kan en mag daarbij komen een poging, om hot doeltreffende van de Sacramenten als onmisbaar deel van den Dienst duidelijk te maken. Hoofdzaak mag dit laatste niet zijn. Zelfs voedt men daardoor, zoo het te sterk geschiedt, de valsche voorstelling, alsof ons oordeel hier maatgevend ware.

Eerst wanneer alzoo de oorzaak van de verachting van den Doop blootgelegd is, kan op de wijze die we aangaven, dit kwaad gestuit worden.

Zóó intusschen gingen de voorstanders van den Doop vóór de predicatie niet te werk. Ze bepaalden zich tot het nuchtere feit, dat er nu en dan menschen de kerk uitliepen als de Doop begon, en zonnen nu op een middel om hun dat te beletten. En nu zeiden ze tot zichzelven : Als het deze lieden blijkbaar in hoofdzaak om de predicatie te doen is, dan zullen we den Doop vóór de predicatie brengen. Dan moeten ze wel blijven, en is het wegloopen hun belet. Hun voorslag kwam dus feitelijk op een kunstje neer, een slimheidje, en is reeds als zoodanig in het heilige niet waardig genoeg. Vooral van de zijde der Groningers is zóó iets vaak beproefd geworden, en gelukkig heeft het Gereformeerde besef er meestal beslist tegen gereageerd.

Wel werd die voorslag dan nog aanbevolen uit anderen hoofde. De bakers met haar kinderkens behoefden dan niet zoolang in de consistoriekamer te wachten. De aandacht der gemeente was dan nog onvermoeid. De indruk van de predicatie werd dan door de nakomende Doopsbediening niet verstoord, en zooveel meer. Zelfs voor den prediker heette het, dat gezorgd moest worden, wijl hij na de predicatie in te gespannen toestand verkeerde. Het was zoo plechtiger en meer indrukwekkend. Doch wat men van dien aard ook aanvoerde, het gezonde besef had in onze kerk van meet af den regel gesteld, dat de Doop volgen moest, en steeds heeft men zich terecht in verreweg de meeste gemeenten aan dien regel gehouden.

En zoo blijve het.

Eerst komt de prediking van het Evangelie, en op de prediking volgt de Doop. Zoo was het bij Johannes aan den Jordaan. Zoo was het bij het optreden van Christus kerk in de wereld. En deze regel mag niet opzij worden gezet, om eenige onverschilligen te lokken.

Het Sacrament staat niet op zichzelf. Het komt als teeken in ter bezegeling van een beleden waarheid, en daarom is het logische eisch, dat de predicatie voorop blijve gaan.

Zijn er dan enkele min kiesche gemeenteleden, die zich voorshands nog aan niets storen, en anderen door hun weggaan durven ergeren, zoo worde dit aanvankelijk stil gedragen. Gedragen zonder toorn en zonder boosheid, als droef gevolg van gemis aan helder inzicht. Wat alleen baat, is de volhardende poging om dit inzicht, dat ontbreekt, in de predicatie allengs aan te brengen.

Bovendien, er behoeft nog niet aanstonds aan gewanhoopt te worden, om vooral in een dorpsgemeente zulk kwaad vrij spoedig te voorkomen.

Indien men hem of haar, die zich daaraan .schuldig maakt, in den loop der week opzoekt, en zacht en ernstig vermaant, zal het kwaad in verreweg de meeste gevallen al spoedig verdwijnen. Zelfs de enkele opmerking, dat zulk heengaan den prediker hindert en velen in de gemeente aanstoot geeft, zal ook zonder verder betoog volstaan, om beter practijk te doen zegevieren.

Waar zulke gemeenteleden niet tegen kunnen, is hoogheid, als ze aanstonds bestraft worden. Hun gebrek aan inzicht is een gevolg van een fout in hun opvoeding, en daardoor kunnen ze niet aanstonds het verkeerde van hun doen inzien.

Met strafheid en hardheid vordert men daarom veelal niets.

Nog zoovelen in de gemeente zijn geestelijk kranken, wier krankheid een gevolg is van een gebrekkig verleden in de kerken. En wie nu aanstonds tegen het noodzakelijk gevolg van dezen gebrekkigen toestand toornend optreedt, wint niet, maar stoot af.

Het is er mee als met den geneesheer in het krankenhuis, die binnentrad en begon met zijn patiënten te beknorren.

Wat bij zulke kranke toestanden noodig is, is het geduld der liefde, de wijsheid om de oorzaken ervan op te sporen, en de gevatheid om het juiste medicijn aan te brengen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 september 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Eeredienst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 september 1902

De Heraut | 4 Pagina's