Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samengaan en Scheiden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samengaan en Scheiden.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het referaat, dat Dr. L. Bouman op de meeting van den Provincialen Universiteitsdag te 's-Hage hield in het voorjaar, is thans in het licht gegeven in het Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur-en Geneeskundigen in Nederland en verdient dit ten volte, omdat het een der belangrijkste vragen van de wetenschap onder de oogen van het publiek brengt.

Dr. Bouman gaat van de op zichzelf volkomen juiste gedachte uit, dat de Christelijke wetenschap dankbaar gebruik kan maken van tal van belangrijke ontdekkingen in den jongsten tijd op het gebied der geneeskunde en natuurkunde gedaan, omdat deze ontdekkingen met de principieele tegenstelling tusschen de geloovige en ongeloovige wetenschap weinig uitstaandehebben. Ze vormen een neutrale zone, waar saamwerking mogelijk is, en gewaardeerd kan worden ook wat door onze felste tegenstanders is gepresteerd :

Hoe men ook moge oordeelen over de resultaten der natuurwetenschappen, erkend moet worden, dat er hard gewerkt is door de beoefenaars dier wetenschappen en dat we eerst met goed succes positie kunnen nemen, indien we de blijken gegeven hebben met hetzelfde vuur bezield te zijn. Van achter de schrijftafel weg de resultaten beoordeelen en geen hand uitsteken om, van andere beginselen uitgaande, zelf te onderzoeken, zou op het door ons bedoelde gebied geheel misplaatst zijn.

Indien we overgaan tot bespreking van den vooruitgang op het gebied der biologie, van de positieve resultaten, die verkregen zijn, zou men van embarras de choix kunnen spreken; waar zal men beginnen en waar zal men eindigen. Mijn hooggeachte leermeester Prof. Pel, heeft onlangs een onderwerp behandeld, hiermede ten nauwste samenhangend, en op uitnemende wijze uiteengezet hoever we gevorderd zijn in ons kunnen. Maar ieder beschaafd en ontwikkeld mensch zou reeds in staat zijn de voorbeelden op te noemen van hetgeen verkregen is, dank zij de waarneming en het experiment.

Het behoeft niet te verwonderen, dat menigeen in de eerste plaats denkt aan de groote vlucht die de chirurgie genomen heeft, en al houden we ons niet stipt aan de chronologische volgorde, willen we daarmede beginnen. De ouderen herinneren zich misschien nog, met welk een angst een operatie te gemoet gezien werd; hoe men zich gelukkig mocht achten, indien de kunstbewerking gelukt was, maar vooral indien de zoogenoemde wondkoortsen wegbleven. Het is de groote verdienste van Lister geweest, deze gevaren tot een minimum herleid te hebben, zoodat thans met een vrij groote mate van zekerheid kan gezegd worden, dat de zoo gevreesde septicaemie zich niet zal vertoonen. Al mag ook de door hem gebruikte methode veranderd zijn, al mag de zoogenaamde antisepsis door asepsis vervangen zijn. Lister is de man geweest, die in dezen den eersten stoot tot de radicale verandering en verbetering gegeven heeft. Zonder de aetheren chloroformanaesthesie, door Simpson uitgevonden, zouden we steeds de zoo gevreesde pijn moeten lijden, door het mes van den chirurg teweeggebracht: maar ook hierin zijn we zoover gekomen, dat deze bezwaren uit den weg kunnen geruimd worden.

Naast' de chirurgie is de hygiëne te noemen, die eveneens op algemeene achting en waardeering aanspraak kan maken. Indien men de sterfte in de groote steden vergelijkt van nu en vijftig jaar geleden, dan staat men verbaasd welke groote veranderingen in korten tijd hebben plaats gevonden. De tijd verbiedt mij cijfers te noemen, die trouwens bijna algemeen bekend zijn. Het was mij voldoende er op gewezen te hebben. De maatregelen, die genomen worden tot bestrijding der infectieziekten, de zorg voor het drinkwater, voor de melk, de betere inrichting der ziekenhuizen en der particuliere woningen zijn alle gevolgen van het doorwerken der zoo belangrijke hygiënische principes. Hiermede betreden we het gebied der prophylaxis. Voorkomen is beter dan genezen, een spreekwoord reeds lang bekend, maar dat nu eerst een ruime en vruchtbare toepassing begint te krijgen. Het is niet Ic ontkennen dat op dit gebied voetangels en klemmen liggen, maar evenmin, dat we zeker reeds een groot eind gevorderd zijn. Wie hoorde vroeger niet telkens gewagen ^van de kraamvrouwenkoorts, en wie weet nu niet te spreken van de geringe sterfte aan die gevreesde ziekte, dank zij devoorbehoedingsmaatregelen, die door den geneesheer genomen worden? Meer dan vroeger wordt ook gelet op de individueele prophylaxis, en de verschillende vereenigingen, die opgericht zijn voor geheelonthouding, tot verbetering der vrouwenkleeding, enz. zijn het bewijs dat ook deze factor als van groot gewicht voor het voorkomen van ziekte beschouwd wordt.

De chirurgie en de hygiëne hebben. een grooten steun ontvangen door de studies op het gebied der bacteriologie. Bij de processen van rotting, van gisting, van talrijke ziekten bij planten, dieren en mensch, werden mikroskopisch kleine organismen gevonden. Zoo gaf de Baiy door geschikte methoden van waarneming en het maken van kuituren den grondslag voor de studie der plantenziekten, terwijl op bacteriologisch gebied Pasteur en Robert Koch zich een bijzondereu naam verwierven. Het

experiment heeft hier merkwaardige resultaten gegeven, de geschikte voedingsbodems, de be paalde temperaturen en andere voorwaarden, die daarbij noodig waren, de reinkulturen, en het overbrengen op daarvoor geschikte dieren werden experimenteel vastgesteld. Zoo is hei mogelijk geworden het onderzoek in te steller, naar verschillende ziekten en kan men een diagnose maken cp meer objectieve gronden dan vroeger het geval was. Maar daarbij is ook gebleken, en dit is zeker niet een van de minst wetenschappelijke verdiensten van Pas teur, dat alleen leven leven voortbrengt: omne vivum e vivo. Daardoor kon ook de generatio aequivoca, waarover nog nader, den genadeslag krijgen, en werd de oude meening, dat ingewandswormen, infusoriën en de later gevonden bacteriën op die wijz; ontstonden, als onjuist op zij gezet.

En zoo voortgaande toont Dr. Bouman aan, hoe ook op ander terrein de wetenschap metterdaad reuzenschreden vooruit is gegaan; wat niet het minst te danken is aan de veel verfijnde werktuigen, waarvan de geleerde bij zijn onderzoek gebruik maken kan.

Intusschen, al deze schat van waarneming is nog geen wetenschap. Niet het laboratorium, maar de studeerkamer blijft de plaats, waar het wetenschappelijlc denken tot zijn recht komt. En zoodra de mannen der wetenschap er toe overgaan, om met deze empirische gegevens een systeem op te bouwen, dan maakt het uitgangspunt, dat men in zijn levens-en wereldbeschouwing inneemt, principieel verschil en gaan de wegen onherroepelijk uiteen.

Indien we nu de keerzijde van de medaille gaan bezien, dan dienen we goed in 't oog te houden, dat onzerzijds wel degelijk rekening gehouden wordt, met het vele goede, dat we als resultaat met waarneming en experiment kunnen boeken. Het mag nooit van onze gezegd kunnen worden dat we in den slechten zin van het woord conservatief willen zijn.

De laboratoria van de beoefenaars der geloovige en niet-geioovige v/etenschap zullen weinig verschillen aanbieden en voor de instru menien, die gebruikt worden, moet van beide zijden naar het beste gestreefd worden. De waarneming van de beste instrumenten en het experiment met de beste hulpmiddelen zijn voor den bioloog noodzakelijke voorwaarden, als hij wetenschappelijke onderzoekingen wil verrichten. Geen enkel terrein mag daarbij vergeten worden. Zelfs het geheel bijzonder terrein, dat vooral door Wundt's arbeid zooveel invloed heeft verkregen, waarbij gevraagd wordt naar den samenhang van de psychische en physische verschijnselen, zal zijn bijzondere aandacht vergen, en de onderzoekingen op dat gebied mogen niet verwaarloosd worden.

Het verschil komt pas uit, indien het laboratorium met de studeerkamer verwisseld wordt. Dan blijkt, dat er beginselen zijn, waarvan uitgegaan wordt bij de studie en daarna, dat de conclusies moeten getrokken worden uit datgene, wat waarneming en experiment ons gegeven hebben. Dit kan niet geloochend worden, maar is zeker niet voor iedereen duidelijk. Voornamelijk is dit laatste te wijten aan het gemis van de studie der logica en wijsbegeerte, vakken die voor de minste beoefenaars der natuurwetenschappen een gesloten boek blijven. Het kan dan ook niet anders dan toejuiching verdienen, dat door Prof. Winkler nog eens op dit verjuim gewezen is geworden in zijne brochure; „Universiteit en Vakschool"', zooals het reeds vroeger door Dr, Hermanides en Prof. Woltjer geschiedde.

Dr. Bouman wijst dan verder aan, waaraan dit gebrek aan philosophische ontwikkeling bij de beoefenaars der natuurwetenschappen te wijten is; hoe men thans tracht door allerlei natuurphilosophische stelsels deze leemte te verhelpen, maar hoe het eene stelsel het andere verdringt en men ten slotte toch weer tegen wil en dank hulde moet brengen aan de waarheden, die zelfs het eenvoudigste kind van God uit de Heilige Schrift weet.

En zoo komt hij dan tot de volgende conclusie:

Indien we nog eens terug zien op hetgeen behandeld is geworden, dan hopen we u duidelijk gemaakt te hebben, dat er terreinen zijn, waarop samengaan mogelijk is, maar dat de principiëele terreinen een absolute scheiding geven.

Het wordt algemeen erkend: er is maar één beschouwing met recht tegenover de materialistische en pantheïsrische opvatting te plaatsen, en dat is de tlieïstische. De aanhangers van de theïstische opvatting hebben echter de moeilijke taak, tegen den stroom te moeten oproeien. Mochten sommigen nog meenen zich boven die opvattingen te kunnen plaatsen en van beide het goede te kunnen overnemen, Haeckels „Weltrathsel" zal hun gemakkelijk van het tegendeel overtuigen. Di lijnen zijn consequent d-jorgetrokken, het geloof aan de openbaring moet geheel uit de wetenschap gebannen worden.

De voorstellingen over God en wereld, mensch en leven zijn geheel andere, zijn volgens Hackel zelfs bij liberale protestanlsche dominees geheel anders dan bij technici, chemici, geneesheeren en pihilosophen. Deze zouden de natuur nauwkeurig hebben waargenomen, bij gene (van het ulramontane papisme en de orthodoxe evangelische richtingen, die beide evenver gevorderd zijn in het niet kennen der werkelijkheid en in de leer van het sterkste bijgeloof, wil hij niet eens spreken) is de onontbeerlijke natuurkennis niet te vinden. Theologen en phi lologen blijven in de strikken der dogmata verward en verlangen dat de rede zich onder de „hoogere openbaring" buigen zal. De beoefe raars der natuurwetenschappen hebben dit standpunt vaarwel gezegd. Zij weten dat de middelen en wegen, die we te volgen hebben, om de groote wereldraadsels op te lossen, dezelfde zijn, als die van de zuivere wetenschap pelijke kennis in 't algemeen, in de eerste plaats de ervaring, in de tweede plaats de ge volgtrekking. Het eerste wordt verkregen door waarneming en experiment, voor de gevolgtrekkingen zijn noodig induktie en deduktie. De meej ingewikkelde hersenwerkingen zijn, evenals de meer eenvoudige, funkties der gangliencellen en alle te zamen worden vereenigd in het hoogste begrip : de rede.

Alleen iemand die deze richting was toege daan, zou een theoloog kunnen zijn en op den naam van wetenschappelijk man aanspraak kunnen maken, en alleen bij zulk een geleerde zullen de technici, medici, enz. weer te kerk komen.

Deze consequenties zijn in hooge mate leerzaam voor hen, die meenen dat gelooi en , vetenschap gescheiden kunnen worden.

Maar het succes van een boek als dat van Haeckel heeft ook ons wat te zeggen. Het zou Hoofdzakelijk daaraan te danken zijn, meent Prof. Adickes van Kiel, in zijn vinnige critiek op dit werk, dat onze tijd, die de natuurwetenschappen overschat, beslist antichristelijke en antikerkelijke neigingen heeft.

Zal het theïsme misschien uitsterven, en de genoemde criticus is van die meening, want het kan niet weerlegd worden ?

Deze vraag voor ons stellen is haar beantwoorden. Het kan niet weerlegd worden, maar zal evenmin uitsterven. God regeert. Zal hel echter krachtig optreden en zijn recht van bestaan doen gelden, dan is het noodig, dat meer dan vroeger de aandacht geschonken worde aan de natuurwetenschappen. Daarvoor moet door elk wetenschappelijk mensch ingezien worden, dat de zichtbare wereld evengoed een schoone, rijke openbaring Gods is als de geestelijke. Voor alles moeten echter de speciale beoefenaars der natuurwetenschappen positie innemen. Zij moeten gaan inzien, dat er zulke principiëele verschillen bestaan, dat op dat gebied een algeheele scheiding aanwezig is. Dit voor oogen houdend zullen ze, gaarne gebruik makend van de beste technische hulpmiddelen die er zijn, gaan onderzoeken, problemen stellen aan de natuur en daardoor de bewijzen geven niet alleen, dat geloóvige wetenschap bestaanbaar is, maar ook dat de resultaten daarvan in geen geval behooren achter te staan bij die der onge Joovige wetenschap.

Philosophia obiter libata a Deo abducit, plehe hausta ad Deum reducit, dit bekende woord van Baco geldt ook voor de natuurwetenschappen.

Ongetwijfeld zou Dr. Bouman, indien hij dit referaat nader uitwerkte, er wel op gewezen hebben, dat ook op het terreifi der zvaarneming, de zoogenaamde neutrale zone, het principieel verschil niet zonder invloed is en de scheiding, door hem gemaakt, niet in absoluten zin mag genomen worden. Gansch objectief is geen geleerde; hij jaagt naar een bepaald doel; vandaar dat zijn proefnemingen vaak in eenzijdige richting geschieden en de subjectieve factor zich toch altoos weer bij het empirisch onderzoek gelden doet. Indien Dr. Bouman dan ook meende, dat de Christelijke wetenschap geheel het terrein der waarneming wel aan de ongeloovige geleerden kon overlaten en hun resultaten zonder nadere keuring kon overnemen, om alleen op het terrein van deductie en inductie met deze gegevens principieel slag te leveren, dan zou o. i. een onjuist standpunt zijn ingenomen, dat in de practijk niet houdbaar is.

Zóó absoluut trekt Dr. Bouman echter de grenslijn niet, enhet goede in zijn betoog is, dat hij, dankbaar erkennende wat de mannen der niet-christelijke wetenschap, dank zij de gemeene gratie, die zelfs in den ongeloovigsten geleerde nog werkt en hem de kracht tot onderzoeken en nadenken geeft op wetenschappelijk terrein hebben gepresteerd, de Christelijke geleerden wil aansporen, om met de trofeën dezer wetenschap een stelsel op te bouwen, waarin grondsteen en fundament de belijdenis is van God Almachtig, Schepper van hemel en aarde.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 oktober 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Samengaan en Scheiden.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 oktober 1902

De Heraut | 4 Pagina's