Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een ernstige vraag.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een ernstige vraag.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mr. Schokking, oud-leerling der Vrije Universiteit, doet in de Gereformeerde kerk een ernstige vraag, waarop wij het antwoord niet mogen schuldig blijven.

Na een kort overzicht te hebben gegeven van den jongsten strijd in onze kerken om tot eenheid van opleiding te komen, wordt deze ernstige vraag aldus geformuleerd.

Wat wij alleen met betrekking tot dezen strijd doen, is de vraag blijven stellen, gelijk dit reeds een enkele maal werd gedaan: of de verloochening door de Vrije Universiteit van jhaar beginsel den prijs waard gebleken is, die daarvoor werd betaald.

Met die verloochening bedoelen wij: het zich mengen in den kerkelijken strijd, waardoor een groot aantal vrienden, die wat de beginselen van Hooger Onderwijs betreft, niet minder overtuigd waren dan de overblijvenden, dat er "met het oog op de publieke Universiteiten, althans tijdelijke voorziening noodig was.

Een ander gevolg, dat met het genoemde gepaard ging, was het ontmoeten van de Theologische School op den weg, waar een ontmoeting, die spoedig het karakter van een botsing moest krijgen.

Want terwijl aan beide een onderscheiden beginsel ten grondslag lag, zoodat zij nevens elkander hadden kunnen bestaan, kwamen nu beider belangen met elkander in strijd.

De kringen, waarin zij optraden en waarvoor zij arbeidden, waren niet meer verschillend, doch dezelfde.

De eene concessie na de andere werd van de zijde der Vrije Universiteit, die naar haar oorspronkelijk beginsel niet beperkt was tot den kring der Theologische school — de eene concessie werd na de andere, zeggen wij, gedaan om dien strijd van belangen op te lossen.

Zoo ver werd gegaan, dat met recht gevraagd kon worden, of de Theologische Faculteit niet reeds een Theologische, dat wil in dit geval zeggen, een kerkelijke school geworden was.

En ziet, ondanks die volledige toenadering tot Kampen, waardoor men andererzijds als van zelf verloor, is er geen bevrediging, maar heftiger strijd dan te voren.

En het einde van dit alles?

Het is mogelijk, waarschijnlijk zelfs, dat de Vrije Universiteit hare theologische faculteit versterkt ziet.

Maar of zij nog faculteit gebleven is, die in dezelfde mate aan de Universiteit vastheid moest geven, als zij door het Universitair beginsel weid gedragen?

We zullen het thans bij de vraag laten.

Wij houden er niet van, om ons den profetenmantel om te hangen.

Alleen weten wij dit, dat de verloochening van het Universitaire karakter in de theologische faculteit, zoo wat haar Professoren als studenten betreft, aan de Universiteit schade heeft gedaan.

Doch wat erger is, en waar het op aan komt, aan het volk, dat een deel der oprichters althans als geheel mèt de Universiteit wilde dienen.

Ja, zouden wij niet mogen vragen: schade ook aan de kerk, indien men ten minste in den kring der Vrije Universiteit niet zoo kerkistisch is, om in „de Gereformeerde kerken" alleen de kerk in ons land te zoeken.

Uit deze vraag spreekt een belangstelling die wij waardeeren. Het toont, dat er ook in den kring der Hervormde kerk nog broeders zijn, die voor de Vrije Universiteit en het door haar verdedigde beginsel een warm hart hebben. Het aanvullings-.systeem, vroeger met zooveel beslistheid door mannen als Dr. Hoedemaker bestreden, omdat men geen nieuwe lap op een oud kleed naait; maar thans met evenveel warmte verdedigd als het eenige panaicé tegen de ontkerstening van ons Hooger onderwijs; blijkt nog niet aller sympathie te hebben. Er spreekt uit deze vraag van Koudum's predikant althans de begeerte, dat de Vrije Universiteit weer voor alle Gereformeerden in den lande een punt van ralliement zou kunnen zijn.

Blijkbaar wijt Mr. Schokking de schuld, dat de Vrije Universiteit dit thans niet is, aan de Vrije Universiteit zelve. De Vrije Universiteit verloochende haar beginsel. Ze mengde zich tijdens de Doleantie in den kerkelijken strijd en vervreemdde daardoor de broeders in de Hervormde kerk van zich. En door haar poging om nader met de Gereformeerde kerken in contact te komen wat haar Theologische faculteit betreft, werd zij door den strijd der belangen tot steeds nieuwe concessies gedrongen, waardoor feitelijk het universitaire karakter der Theologische faculteit werd ptijs gegeven en deze niets anders werd dan een kerkelijke opleidingsschool.

Mr. Schokking vergunne ons, voordat wij nader op deze klacht ingaan, hem te verzoeken zijn requisitoir nader te preciseeren. Zal een dergelijk debat eenige vrucht afwerpen, dan dient niet met enkele algemeene frases, maar met juist omschreven feiten en in klare en duidelijke woorden de klacht te worden geformuleerd.

In de eerste plaats zouden vv^ij dan gaarne van Mr. Schokking een antwoord ontvangen

op de vraag, aan wie het te wijten is, dat de Vrije Universiteit voor de Ned. Herv. kerk en de Gereformeerde broeders in deze kerk niet langer tot een zegen kan zijn ?

Aan Mr. Schokking is het althans niet onbekend, dat een zijner voorgangers te Kouduni bij de oprichting der Vrije Universiteit met enkele andere broeders aan de Synode der Herv. Kerk ket verzoek deed, ook voorde kweekelingen der Vrije Universiteit de deur tot het predikambt open te zetten. Maar de Synode weigerde dit. Trots den predikantennood in de Hervormde Kerk ; trots het feit, dat het beginsel der vrije studie steeds in de Gereformeerde Kerken gehuldigd is; trots het diepe verval der Theologie aan de Staatsuniversiteiten, mochten de kweekelingen der Vrije Universiteit geen kerkelijk examen in de Herv. Kerk afleggen en niet door haar gemeenten beroepen worden. Een exclusivisme, dat in heel de historie der protestantsche kerken te vergeefs zijn weerga zoekt.

Een tweede vraag is, waar en wanneer de Vrije Universiteit als zoodanig zich in den kerkelijken strijd tijdens de Doleantie gemengd heeft?

Mr. Schokking is te goed met de historie op de hoogte om niet te weten, dat toen de eerste kweekeling der Vrije Universiteit gereed was en aan de theologische faculteit om advies vroeg, hoe hij aan een kerkelijke bediening zou komen, de faculteit pertinent geweigerd heeft hieromtrent eenigen raad te geven. Noch de theologische faculteit als zoodanig, noch de Vrije Universiteit, heeft in die dagen één stap gedaan, waardoor het kerkelijk geding binnen de muren der academie werd binnengehaald. Wel is het volkomen waar, dat twee hoogleeraren der theologische faculteit voor een niet gering deel de beweging der doleantie hebben geleid, maar zij deden dit niet in hun qualiteit als hoogleeraar aan de Vrije Universiteit, maar als leden van den Amsterdamschen kerkeraad. Het lasterpraatje, dat de doleantie ontstaan zou zijn om de studenten der Vrije Universiteit een plaats te bezorgen, behoeft niet weerlegd te worden. Het is met de historie lijnrecht in strijd Integendeel, de Vrije Universiteit heeft zorgvuldig vermeden, ook maar één stap te doen, die haar in den kerkelijken strijd kon betrekken. Professor Hoedemaker, die kerkelijk een ander standpunt innam, ging eigener beweging en niet gedwongen van de Vrije Universiteit weg. En Mr. Schokking, die aan de Vrije Universiteit studeeren bleef in de theologie en in de rechten, niettegenstaande het zijn voornemen was in de Hervormde kerk predikant te worden, moge openlijk getuigen, of hetzij van de zijde der hoogleeraren of van zijn medestudenten, hem deswege eenige moeilijkheid bij zijn studie in den weg is gelegd. Trouwens, tot op den huldigen dag toe zijn de statuten der Vrije Universiteit nog ongewijzigd; noch van directeuren, noch van curatoren, noch van de professoren, noch van de studenten wordt geëischt, dat zij tot een bepaalde kerk zullen behooren. Eisch is alleen, dat zij zullen instemmen met den grondslag der hoogeschool, dat is met de Gereformeerde beginselen en de drie Formulieren van Eenigheid, Hoe kon Mr. Schokking dan beweren, dat de Vrije Universiteit haar beginsel verloochende of in den kerkelijken strijd zich heeft gemengd?

En in de derde plaats zij aan Mr. Schokking gevraagd, of een Theologische faculteit haar universitair karakter verliest en een „kerkelijke opleidingsschool" wordt, wanneer zij met een groep van Gereformeerde kerken in contractueel verband treedt en aan deze kerken een zeker zeggenschap over haar hoogleeraren toekent .•"

Onze Gereformeerde vaderen te Dordt oordeelden er anders over. Zij eischten juist krachtens het Gereformeerde beginsel een verband tusschen de Kerk en de Theologische faculteit. En zoo weinig is ook van onze zijde tegen zulk een contractueel verband met de Kerk bezwaar gemaakt, dat de Heraut reeds in 1870, toen zijhetseminaristisch standpunt bestreed en voor de oprichting eener vrije Christelijke Universiteit ijverde, er op wees, dat de Kerk met deze Universiteit een contract kon aangaan, waarbij de benoeming der hoogleeraren in de Theologie aan de Kerk werd overgelaten, of aan de Kerk het recht werd gegund eigen hoogleeraren aan te stellen, zoo dikwijls de keuze van de Curatoren der vrije inrichting haar reden tot beduchtheid gaf.

Verbaad met de kerk, mits dit verband contractueel zij en daardoor de Universiteit altoos het reelat behoudt haar zelfstandigheid te bewaren, moet er zijn. De vraag kan dus alleen zijn, met welke kerk dit verband moest worden aangegaan. En zou Mr. Schokking nu waarlijk meenen, dat de synode der Hervormde kerk de aangewezen macht was, om bij de poort eener Gereformeerde faculteit de wacht te houden voor de zuiverheid der belijdenis? Of stemt hij zelf ons niet toe, dat de Gereformeerde kerken, als instituut genomen, de eenige kerken zijn, waarmee de Vrije Universiteit in zulk een nader verband voor haar Theologische faculteit treden kon?

Natuurlijk kan er verschil bestaan over de practische vraag, hoe dit verband geregeld moet worden, opdat het universitair karaker niet te loor ga en de faculteit niet de facto een seminarie worde. Maar wanneer Mr. Schokking ons verwijt, dat de faculteit thans reeds een kerkelijke opleidingsschool werd en ter wille van het belang het universitaire beginsel verloochend werd, dan zij hem toch in vollen ernst de vraag gedaan, of hij dan alleen niet weet, dat de strijd in onze kerken, waarmede we nu reeds tien jaar bezig zijn, juist daarover gaat, dat de Vrije Universiteit haar Theologische faculteit niet prijs wil geven. Als de Vrije Universiteit morgen den dag bereid was, haar faculteit door een seminarie te vervangen, dan ware zelfs met Prof. Lindeboom, den vurigsten vooYstander der seminaristische opleiding, de peis getroffen. Juist omdat de Vrije Universiteit krachtens haar beginsel dit offer niet brengen kan, wordt een broederstrijd gestreden, die voor het broederhart wel het pijnlijkst is.

Aan dit drietal vragen, de historie rakende, zij nog een laatste toegevoegd, die het hart raakt.

De Vrije Universiteit heeft het gewaagd, hoe klein ook in kracht, om op het gebied der wetenschap het pleit weer op te nemen voor de Gereformeerde beginselen.

Ze kan daarbij alleen rekenen op den steun, de sympathie, de gave, het gebed van hen, die de Gereformeerde belijdenis liefhebben.

Is die steun, die gave, dat gebed, die sympathie van de Gereformeerde broeders uit de Hervormde kerk haar geworden.?

Zij het dan al zoo, dat na de doleantie het verschillend kerkelijk standpunt de Theologische faculteit voor deze broeders onbruikbaar maakte, en het onderwijs van moderne en ethische hoogleeraren, omdat zij hervormd zijn, te verkiezen is boven de colleges van Gereformeerde hoogleeraren, omdat deze niet-hervormd zijn, —behoefde dit deze Gereformeerde broederen te verhinderen, althans voor de rechtsgeleerde en literarische faculteit sympathie te gevoelen en te uiten?

Mr. Schokking spreekt van kerkisme.

Maar eilieve, is er enghartiger kerkisme denkbaar, dan dat men alleen ter wille van het kerkelijk vraagstuk breekt met een hoogeschool, met wier Gereformeerd grondbeginsel men het van harte eens is?

De Vrije Universiteit heeft deze breuke nooit gewild. Ze neemt dankbaar den steun aan van allen, die haar grondslag beamen. Ze opent haar scholen voor studenten van elke kerk. Zij is nog nooit kerkistisch geweest.

Maar de liefde kan niet van één kant komen.

Mr. Schokking heeft steeds warme liefde voor de Vrije Universiteit getoond.

Daarom zal hij te beter verstaan, wat met deze vraag aan de Gereformeerde broeders in de Hervormde kerk is bedoeld.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 november 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Een ernstige vraag.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 november 1902

De Heraut | 4 Pagina's