Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Ik roep, en Gij antwoordt niet.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ik roep, en Gij antwoordt niet.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijn God, ik roep des daags, maar Gij antwoordt niet, en des nachts en ik heb geene stilte. Psalm 22:3.

Gem antwoord te krijgen ! als men aan de gesloten deur klopt, en er wordt niet opengedaan, maakt angstig.

Men klopt dan harder, al harder, en als het kloppen niet helpt, gaat men roepen, luid en nog luider roepen; en als men dan toch niets hoort, en alles blijft stil, en er komt geen stem, geen geluid, geen ritseling, dan slaat vreeze om het hart, of er misschien iets gebeurd mocht zijn ja, of aan het kind, aan den broeder, die we weten dat in het vertrek moet zijn, een ongeluk mocht zijn overkomen.

Geen antwoord krijgen ! als men in nood e ellende zit, en de hulp inriep van zijn beschermer, en nu wachtte, aldoor wachtte op antwoord, en dat het toch niet kwam, hoe vaak deed het niet den levensmoed in moedeloosheid omslaan.

Geen antwoord krijgen I het maakt zoo onrustig, als men vreeze koestert of het met zijn kind, met zijn broeder op verren afstand wel goed gaat, en men schrijft, en schrijft nogmaals om bericht, en het bericht komt niet^ en men telegrafeert antwoord betaald, en het antwoord komt toch niet.

Geen antwoord krijgen! het doet den schrik om het hart slaan, als een onzer ernstig krank op het ziekbed ligt, en we naderen zijn sponde, en we fluisteren eerst zacht, dan luider zijn naam, en het blijkt dat de kranke ons niet hoort.

Geen antwoord krijgen! het is zoo doodelijk angstig, als bij een mijnongeluk of bij zandverschuiving door putdelving, slachtoffers in mijn of put beklemd zitten, en men roept, roept aldoor, en luistert dan met ingespannen adem, of men iets hoort, en zie, het blijft alles stil, en er komt niets.

Geen antwoord krijgen ! het greep zoo onrus wekkend aan, toen kortgeleden bij de geweldige ramp op Martinique, naar de plaats des onheils getelegrafeerd v/erd, om te hooren wat er gaande was, en er, hoe men ook aanhield, geen tik, geen taal, geen teeken terugkwam.

Ook de Baaisprofeten op den Karmel kenden dien angst, toen ze van den morgen tot den mid dag riepen: „o. Baal, antwoord ons!" en ze opsprongen tegen het altaar en zich sneden met messen en staken met priemen, maar zie, „er was geen stem en g^een antwoorden" (i Kon. 1 26). Angst vooral in het hart van den Baaiprofeet, toen Elia van zijn kant ook riep: „Antwoord mij, Heere, antwoord mij!" en toen Elia antwoord kreeg en het vuur vanboven de var aanstak.

En toch kreeg wie God liefhad niet altoos antwoord.

Lees het maar wat Asaf klaagt in Psalm 83: „O, God, zwijg niet, houd u niet als doof, en zijt niet stil o God!" Of ook hoe David schreit in Psf ''.ü 28: „Tot U roep ik, Heere, mijn Rotssti , > "; houd U niet doof van mij af, opdat ik niet. als Gij u van mij stilhoudt, worde als die in den kuil nederdaalt."

Of wat nog sterker is, denk aan het Lamnta Sabacfitani van Golgotha, weerklank op de profetisch verdiepte klacht uit Psalm 22: „Mijn God, ik roep tot U des daags, maar Gij antwoordt niet, en des nacMs, en ik !ieb %een stilt

Hier nu is het verschil tusschen het niet onvrome kind der wereld en het vrome kind van God.

Van den man die geheel in de wereld opgaat, spreken we nu niet. Zulk een bidt ganschelijk niet, en roept veel min tot God, en verwacht nooit antwoord.

Maar zoo zijn alle kinderen der wereld niet.

Er zijn er ook, en niet zoo weinigen, die nog (liet (? ffvroom zijn. D. w. z. ze hechten nog wel san eenigen vromen vorm. Ganschelijk gaven xe het bidden nog niet op. Meestal, het is zoo, dorre gewoontevorm. Aan tafel „een goed woord spreken, " eer men de spijze neemt, een zoogenaamd „spreken", dat dan onveranderlijk in „fluisteren" bestaat. En 's avonds, eer ze zich ter ruste leggen, een geleerd danken bidgebed.

Toch verlevendigt zich dit soort gebed van den niet onvromen wereldling in dagen van bezorgdheid en in oogenblikken van angst, alleen krankheid in huis ten doode dreigt te gaan, oi harde tegenspoed de ziel klein maakt. Dan wordt het ook bij zulk een een bidden én roepen. En als dan dat roepen niet baat, en het gevaar wordt toch n-'et afgewend, zoodat men geen antwoord krijgt, valt doi en loodzwaar hun zulk een doelloos gebleken gebed op het verbitterd gemoed terug.

Zoo heel anders als bij het vrome kind van God.

Het vrome kind van God zoekt zijn Vader. Het weet bij ervaring dat het mogelijk is, om reeds hier op aarde met dien Vader in den hemel gemeenschap te hebben, De wezenlijk vrome kent bij eigen zielsbevinding „de verborgen omgang met zijn God." Hij weet wat iiet is, op zijn soms zoo harden levensweg „met zijn God te wandelen." En hij kent het bij zalige bevinding, dat bij dien verborgen omgang de gemeenschap een wederkeerige is, zoodat niet alleen hij zijn Vader zoekt, maar ook die Vader zich van zijn kind laat vinden.

Hij kan dan wel niet zeggen: Daar ofdaarismijn God, maar toch voelt en ervaart hij dat zijn God nabij hem is. Hij kan niet bewijzen, dat zijn God hem toespreekt, en toch weet hij dat hij de stem van zijn God hoort. Hier is geen schijn maar wezen, geen zelfbedrog maar rijke werkelijkheid. En achter den goeden Herder gaat hij aan, vertroost door den staf en stok " dien hij voor zich uit hoort.

Bij het niet onvronse kmd der wereld bloote wcrktuig.iijkiieid, bij het vrome kind van God heilige, volzalige mystiek.

Doch in deze heilige mystiek is een lijdenshistorie.

Niet slechts een enkel maal, maar gedurig komt het voor, dat de gemeenschap met zijn God voor het hart van Gods kind is afgebroken.

Vroeger had men geen voorstelling van zulk een onzichtbare gemeenschap. Thans wel, nu we over land en over zee gemeenschap oefenen met wie op duizenden en duizenden mijlen van < , ", s a^ iijn; nu we op groote afstanden spreken , en met wie we niet zien, en dan stem tere. njgen; nu men zelfs zoover vorderde, dat de i, ; egraaf zonder draad gemeenschap gunt Eonder eenig zichtbaar, tastbaar geleide. En nu verstaan we ook, hoe zulk een gemeenschap gestoord, gestuit en afgebroken kan zijn.

Welnu, het vrome kind van God bezit zulk een mystieke gemeenschap met zijn Vader in de hemelen. Een mystieke telegraaf, een mystieke telephoon, een mystieke gemeenschap zonder draad of eenig geleide. En zoo weinig als een jieger onze telegraphische gemeenschap begrijpt, zoo weinig begrijpt het kind der wereld die geheimzinnige gemeenschap van het kind van God met zijn Vader, die verre is en toch nabij.

Maar juist daarom geldt het voor hem, dat die gemeenschap gestoord kan zijn, soms zelfs afgebroken, Oogenblikken dat de ziel roept, dat de ziel God zoekt, dat het hart naar God uitgaat, en dat er toch niets terugkomt, dat er geen teeken van boven wordt gegeven, dat het is of God weg is, dat alles stil blijft, en er geen stem komt en geen antwoord.

Waarom God zich dan van zijn kind terugtrekt, kan gegist, maar nooit doorgrond. Alleen reeds het roepen van Jezus: „Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten" plaatst ons hier voor een ondoorgrondelijk mysterie.

Toch heeft gissen ook hier haar waardij.

Ge ontwaakt in den morgenstond, en uw eerste gedachte richt zich op het Eeuwige Wezen.

Nu schenkt u dit anders het zalig besef van Gods nabijheid, zoo, dat ge als aan de hand van uw God den dag tegengaat; maar zie, ditmaal is dat anders. Ge ontwaart niets. Er is geen aansluiting van uw hart aan den Eeuwige. En of ge al bidt, de gemeenschap komt niet, o. God, houd u niet als doof, waarom antwoordt gij niet!

Ge voelt, zelfs in die verlatenheid werkt dan de vroomheid, want het gemis van de gemeenschap met uw God maakt u ongelukkig.

Nu zal dit er veelal aan liggen, dat er zondige trekkingen door uw hart gaan, verborgen zonden die de gemeenschap verstoren, of ook dat uw hart bekommerd is om velerlei dingen, en dat God uw Heere uit het centrum van uw zielsleven is verschoven. En dan doet het gemis n goed. Het brengt u tot zelfinkeering, en tot een weer verzamelen van uw hart tot de vreeze zijns Naams.

Ook het lichaam kan storend werken, dat pijn in hoofd of leden u drukt, en aan uw geest de vrije uiting belemmert of uw aandoenlijkheid vermindert, en ook dit noopt u, om de zorge voor de rust en de kalmte van uw lichamelijk leven vooral met het oog op uw God toch niet t­te verwaarloozen.

Maar soms zal toch het krijgen van geen antwoord zich noch uit het één, noch uit het ander verklaren, als er niets is dat u aanklaagt of beschuldigt, en dat God zich toch aan u onttrekt.

Doch pok dan laat niet alle gissing naar de oorzaak ons in den steek.

Maar al te licht toch overschat het kind van God zijn vroomheid, raakt aan de liefde van zijn God gewoon, vergeet den afstand die hem 8: van zijn God scheidt, en begint het als een vanzelfsheid, als iets dat zoo hoort te beschouwen, dat hem die verborgen omging met zijn God gegund wordt; soms zelfs als een bijzondere vroomheid, dat hij die gemeenschap zoekt.

En dit mag niet, dat zou gemeen maken wat heilige genade is en moet blijven. En nu leert zielservaring, dat juist het op vollen prijs schatten van die gemeenschap met onzen God door niets zoo gesterkt wordt als door tijdelijk gemis.

Als de ziel een tijdlang geen antwoord kree en ten slotte komt er dan toch weer antwoord van haar God, dan juist vloeit er in het „eenzaam, maar met God gemeenzaam" nog inniger zaligheid, en baadt de ziel zich in de volheid van de liefde Gods.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 november 1902

De Heraut | 4 Pagina's

„Ik roep, en Gij antwoordt niet.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 november 1902

De Heraut | 4 Pagina's