Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

KERSTDAG

Wij lezen in het gde hoofdstuk der profetie van Jesaja vs. 5 en 6:

„Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijnen schouder; en men noemt Zijnen naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst. Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen en dat te sterken met gerichte en met gerechtigheid, van nu aan, tot in eeuwigheid toe. De ijver des Heeren der heirscharen zal zulks doen."

Toen Jesaja deze voorspelling deed, moesten er nog zeven eeuwen verloopen eer zij vervuld werd. Menigeen heeft na honderd of tweehonderd jaar misschien gedacht: dat zal wel nooit gezien worden. En menig ander zal niet begrepen hebben, waar het op doelde. Zoo gaat het nog in onzen tijd met de belofte van 'sHeeren toekomst, waar de apostelen van spreken. Doch de Schrift zegt ons: De Heere vertraagt de belofte niet, en het profetisch woord is zeer vast. Dat is gebleken aan wat Jesaja gezegd heeft, en zal ook waar worden, van al wat God gesproken heeft, tot ^lle dingen zullen zijn geschied.

Zoo de Heere wil, vieren wij weldra Kerstfeest, d. i. Christusfeest, ter herdenking van de komst onzes Heeren in het vleesch, van Zijn geboorte te Bethlehem.

Deze groote en heerlijke gebeurtenis ligt lang achter ons, gelijk zij nog ver verwijderd wa toen Jesaja haar aankondigde. Wij kunnen dus veel beter dan menigeen in zijn tijd verstaan, wat de Geest des Heeren liet voorzeggen.

Doch zoo zeker was toch de zaak ook vooruit, dat de man Gods zeggen kon: Een kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, als ware het reeds geschied. Hoeveel te meer zekerheid hebben wij dan, tot wie gezegd kan worden: Heden is dit voor uw oogen vervuld.

We moeten dit, al zijn we jong, reeds goed begrijpen, dat we op Kerstfeest blij zijn over iets dat gebeurd is, dat even vast staat als dat de wereld door God is geschapen. Duizenden menschen meenen, dat zij Kerstfeest vieren, als zij er maar een zinnebeeld in zien van licht en leven en vreugd en vrede voor de aarde, van Gods liefde voor Zijn schepselen en van het toenemen van deugd en beschaving onder de volken.

Maar daarom Kerstfeest te vieren is eigenlijk even dwaas als de wensch van een kleinen jongen, die eiken dag wil jarig wezen. En net als bij dien jongen, is het denzulken dan ook meer te doen om allerlei goeds dat bij zulk een feest behoort, dan om de zaak zelf.

Het Kind waarvan Jesaja spreekt is het Kindeke „liggende in de kribbe" te Bethlehem. De Zoon dien hij noemt is de Zoon van God en tegelijk de Zoon des menschen. Voor het menschelijk oog was het een Kind gelijk alle andere, gewoon, zwak en hulpbehoevend, zonder macht of wetenschap, pas in de wereld verschenen en nederig van stand. Toch zegt de profeet, dat de heerschappij rust op dat Kind, en dat het heet, wat wil zeggen is, Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst.

Dat al is zeer wonderlijk en gaat ons en aller verstand ver te boven. Als de apostel Paulus er van spreekt, zegt hij dan ook, dat de verborgenheid der godzaligheid groot is: God is geopenbaard in het vleesch. En dat was geschied toen Jezus te Bethlehem neerlag als het kind van een mensch. Hij die de Zoon van God was.

Zoo is dan het Kind van Bethlehem, onze Heere Christus tegelijk, hoog en nederig, God en mensch. En dat was noodig, omdat hij ook is wat de engelen van Hem getuigden: De Zaligmaker.

Dat is zeker een liefelijke naam, en wij mogen ons op het Kerstfeest wel allereerst verblijden in dat hemelsche woord tot de herders en tot allen, die als zij gelooven: U is heden de Zaligmaker geboren.

Want dat hebben we noodig.

Onder de menschen van wie ik zoo even sprak zijn er genoeg, die gaarne toestemmen, dat het Kindeke, te Bethlehem geboren, later is geworden een verheven voorbeeld van deugd en braafheid en menschenliefde, meer dan iemand anders. Maar een Zaligmaker? Dezen hebben zulke menschen niet noodig, wijl ze zich zelf voor zoo braaf houden, of althans niet voor zondaars, schuldig voor God. Wij echter weten uit Gods Woord, dat al onze braafheid en gerechtigheid evenveel waard is als een kleed dat men wegwerpt, omdat het versleten, niet meer te dragen is. En daarom hebben we een noo dig, die ons bekleedt met Zijn gerechtigheid, die ons zalig maakt, gelukkig nu en straks en altijd, en zulk een Zaligmaker is de Heere Christus.

We hebben dus alle en volie reden om ons te verblijden in Zijn geboorte, gelijk dan ook de engel voorspeld heeft, dat velen doen zullen.

Was die Zaligmaker niet geboren, 't zou er hier op aarde reeds ellendig uitzien. Let maar eens op de heidenen, die nog van geen Zaligmaker weten. Hoe treurig is het bij hen gesteld. Alles anders dan bij de volken die het Licht der wereld hebben, al gelooven zij er ook niet allen in. En we zouden geheel zonder hoop zijn voor de eeuwigheid, wederom gelijk de heidenen, zoo niet de Zaligmaker geboren was, en het leven en de onverderflijkheid had aan het licht gebracht.

De Kerstvreugde is dus een vreugde over en in den Heere Christus, den Heiland die arm werd daar Hij rijk was, om velen rijk te maken, die zijn heerlijkheid verliet en mensch werd, om velen tot heerlijkheid te leiden.

Ook tot ons, gelijk tot de herders, klinkt het engelenwoord: „Zie, ik verkondig u groofe blijdschap!"

Groote blijdschap voor allen die 't gelooven, wier hart naar verlossing verlangt, die roepen om behouden te worden.

Er was geen groote blijdschap voor Herodes, ook niet voor de Farizeën, toen zij de boodschap hoorden, dat de Koning der Joden geboren was. Want, al mochten zij het voor waar houden, hun hart ging niet uit tot dat Kindeken. Zij hadden het niet noodig of vreesden het. Maar de herders, als later de wijzen, en na hen nog zoo velen, konden ïich verblijden, omdat zij in dat Kindeken vonden, wat zij verwacht en gezocht hadden, wat zij niet missen konden, en zij aanbaden dat Kind en ver heerlijkten God.

Zoo moet het ook bij ons zijn, öf ons Kerstfeest beduidt niets. Denkt nu niet, och ik ben nog zoo jong. Ik wil op Kerstfeest vooreerst maar eens blij zijn, omdat ik vrij af heb, en wat moois krijg of wat smakelijks te eten, of uitga of zoo iets. Neen vrienden, als ge voelt dat u de rechte Kerstvreugd ontbreekt, welnu gaat tot den Heere Christus, die nog leeft en regeert, gelijk ge wederom hierboven in Jesaja lezen kunt. En vraag dan aan dat Kindeke van Bethlehem, om u de ware Kerstvreugde Ie geven, de eeuwige blijdschap door en in Hem, die onze Heiland is en onze Hoop.

Zijn naam is Wonder, Raad en Sterkte, God die de wereld torscht, Der eeuwen Vader die 't al werkte. De ware Vredevorst.

CORRESPONDENTIE.

J. D. te G. N. Zoodra mogelijk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 december 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 december 1902

De Heraut | 4 Pagina's