Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze kleeding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze kleeding.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.

Naar de beschouwing der Schrift dient iet kleed dus niet als meerder sieraad woot en mensch, maar is het veeleer een teeken van ijn schande. De Schrift staat daarin lijnrecht egenover de hypothese der nieuwere geeerden , dat ons kleed zijn oorsprong zou Ic anken hebben aan den lust van den mcn.sch m zijn Hchaam met allerlei sieraad te omangen, Hoe gewichtig dit uitgangspunt is oor het geheele vraagstuk der kleeding zal ater door ons worden aangetoond. Thans s het voldoende er op te wijzen, dat naar ods Woord de mensch in den oor.spronkeijken staat der rechtheid geen kleed droeg n het daarom kwalijk valt te denken, dat in het rijk der heerlijkheid het kleed een blijvende plaats hebben zal.

Even beslist echter als de Schrift ons zegt, dat het kleed naar de ordinantic Gods bij het menschelijk lichaam niet hoort on slechts om der zonde wil is tusschenbeidc gekomen, even beslist leert ons dezelfde Schrift, dat in deze zondige wereld het kleed niet gemist kan worden. Het duidelijkst bleek ons dat waar zelfs de hemcische gestalten door God nooit anders getoond worden dan door het witte kleed der heerlijkheid omhuld, omdat ons oog niet rein genoeg is om het naakte lichaam te aanschouwen. In deze zondige wereld het kleed af te leggen, is dus lijnrecht in strijd met de ordinantie Gods. De naaktheid, die in het Paradijs een teeken was van des menschen heerlijkheid hoven het dier, maakt hem thans aan het dier gelijk. Al staat in de Schrift nergens een uitdrukkelijk gebod Gods, dat het den mensch ongeoorloofd is naakt te gaan, toch heeft de Christelijke moraal steeds volkomen terecht den eisch gehandhaafd, dat het kleed niet . mag worden afgelegd. Wie thans het naakte lichaam toont, schudt het schaamtegevoel uit en zinkt daarmede beneden het menschelijke peil. Het schaamtegevoel kent alleen de mensch; bij het dier wordt het niet gevonden. Waar het schaamtegevoel te loor gaat, verliest de mensch wat hem van het dier onderscheidt. Veel sterker dan door een uitdrukkelijk verbod, leert God de Heere ons hoe de schaamtelooze naaktheid door Hem veroordeeld wordt, waar de Schrift van deze naaktheid alleen weet bij de veile vrouw, die zich aan de ontucht prijs geeft, of bij degenen, die onder den bedwelmenden invloed van den sterken drank alle besef van menschelijke waardigheid verloren hebben. Het droeve voorbeeld van Noach's val en het wee u, dat de profeet Habakuk uitroept tegen degenen „die hun naaste wijn te drinken geven en dronken maken, opdat ze hunne naaktheden aanschouwen" (Hab. 2:15) toont v/el het duidelijkst, hoe de Schrift en bij den man en bij de vrouw dit onbeschaamd „zich ontblooten" als een der ergste zonden verafschuwt.

Het is noodig hierop met nadruk te wijzen, omdat tegen dit verbod Gods de mensch zich steeds verzet heeft, en dit verzet heeft trachten goed te praten met allerlei drogredenen aan de cifchen van de kunst, de gezondheid of het ethisch religieuze leven ontleend.

Op het feit, dat onze schilders en beeldhouwers bij voorkeur het naakte lichaam afbeelden en daarbij gebruik maken van het naakt model, werd reeds vroeger door ons gewezen. De kunstenaar, zoo zegt men, heeft niet naar do wet der zedelijkheid te vragen, maar alleen naar hetgeen de kunst van hem eischt. In Griekenland, waar de zin voor het schoone tot de hoogste ontwikkeling kwam, hebben de kunstenaars het men.schclijk lichaam naakt afgebeeld. Niet weinig droeg daartoe bij, dat bij de v/cdstrijdcn en gymnastisclic oefeningen de deelnemers alle kleed allegden. Het woord gymnastiek, van gumnos, naikt, afgeleid, wijst nog 013 deze zede. Deze wedstrijden en gymnastisclic oefeningen werden-bij voorkeur bezocht door de beeldhouwers, die hier de modellen zochten voor hun arbeid. Zoo heeft de Grieksche kunstwereld, zegt men, juist door het zien van het naakte lichaam de inspiratie ontvangen voor die meesterwerken, die het hoogste ideaal der schoonheid ons toonen en daarom als klassieke kunst voor alle ecuwen maatgevend zijn. De Christelijke Kerk, die tegen deze heidensche beelden reageerde en van het naakte model niets weten wilde, heeft de kunst in boeien geslagen. De Middelecuwsche kunst met haar stijve heihgen-beelden, waaraan alle leven ontbrak, was aan dit feit te wijten. Eerst toen de renaissance haar intocht deed; toen de klassieke kunst weer in eerc kwam; toen mannen als Michel Angclo, Titiaan, Giorgone, Albrecht Dürer, het weer waagden het naakte lichaam tot model te kiezen en af te beelden herleefde de kunst. De kunstenaar heeft daarom geen andere keuze. Hij moet 6f het ideaal der kunst prijsgeven óf hem moet geoorloofd zijn wat de Christelijke Kerk verbiedt De vrije kunst kan aan geen moraal zich binden. Zij heeft alleen te gehoorzamen aan de wet der schoonheid. En de wet der schoonheid eischt, dr t het lichaam naakt worde getoond.

Dat dit dilemma onjuist is, behoeft nauwelijks betoog. De Mozes van een Michel Angelo, de Christus Consolator van een Thorwaldsen toonen, tot welke heerlijke scheppingen de Christelijke kunst in staat is ook waar zij het menschelijk lichaam bekleed afbeeldt. Maar al ware dit dilemma juist, dan zou hieruit alleen volgen, dat in onze zondige wereld voor deze kunst geen plaats was. Het hoogste kunstgenot weegt niet op tegen de waarde van één menschelijke ziel. Men behoeft slechts te vragen, wat er van deze „naakte modellen" in de ateliers onzer schilders en beeldhouwers terecht komt, om te verstaan hoe deze „vrije kunst" a'leen gekocht wordt tot een prijs, die in de diepste vernedering van den naar Gods beeld geschapen mensch bestaat.

Van geheel andere zijde wordt tegen dezen

eisch der Schrift protest aangeteckend door onze doctoren. Door hun anatomische onderzoekingen en hun behandelen van ziektegevallen, waarin het lichaam ontbloot moet worden, is het kieschheidsgevoel, dat juist bij hen dubbel eisch moest zijn, vaak uitermate verzwakt. Niet ten onrechte wordt dan ook de klacht vernomen, dat onze doctoren, vooral bij de behandeling van vrouwelijke patiënten, niet altoos genoegzaam rekening houden met het schaamtegevoel. Niet het minst geldt dit van onze hospitalen en ziekenhuizen, waar de studenten zich voorbereiden voor hun taak. Ook wat men soms hoort van do keuringen in onze kazernes maakt het begrijpelijk, dat de Roomsche geestelijkheid met ernst heeft aangedrongen op wering van alles wat het zedelijk gevoel kwetsen kan. Veel erger dan deze misstanden in de praktijk is echter het feit, dat de mannen der hygiene thans openlijk verkondigen, dat het kleed niet anders is dan een aanwendsel van den mensch uit verkeerd schaamtegevoel; dat dit kleed een ernstig nadeel oplevert voor de gezondheid en de zedelijkheid beide, en dat het daarom een zegen zou zijn voor de menschheid, wanneer het kleed weer werd afgelegd. Natuurlijk zet men deze theorie nog niet dadelijk in daden om. Maar het feit, dat men in het buitenland reeds verschillende sanatoriums heeft, waar de kranken moedernaakt den gcheelen dag in de buitenlucht vertoeven, nog wel niet in gemengd gezelschap, maar dan toch de mannen en de vrouwen in twee afzonderlijke, daarvoor ingerichte, parken, wijst er op, hoe licht ook hier de eerste stap gedaan wordt. Tegenover het gebod Gods, dat de mensch om der zonde wil het kleed moet dragen, stelt de hygiene haar eisch, dat het kleed moet worden afgelegd Terugkeer naar den oorspronkelijken staat van den mensch is haar ideaal. De naaktheid der wilde volkeren acht zij verre te verkiezen boven het kleed der geciviliseerde volkeren, dat een averechtsche moraal in stand houdt. Tot welke dwaasheden men daarbij komt, kan het boek van Dr. Stratz over de kleeding der vrouw loeren. Mozes, zoo zegt hij, heeft het kleed aan Israel bevolen en de Christelijke Kerk nam dit bevel over. Maar het doel van Mozes met dit gebod was juist om de zinnelijke begeerte te prikkelen, omdat de omhulde gestalte meer de begeerte opwekt dan het naakte lichaam. Voor Israel, een klein volk, was dit noodig, omdat het alleen door snelle uitbreiding zich staande kon houden tegenover zijn machtige vijanden. De hygiënische moraal eischt echter juist omgekeerd, dat het kleed zal wegvallen en de mensch weer zal leven, zooals de natuur hem schiep. Scherper tegenspraak tegen Gods gebod is nauwelijks denkbaar. Het is dezelfde taal die de verleider tot Eva in het Paradijs richtte: God heeft gezegd: gij moogt niet eten van dezen boom, maar ik zeg u, dat als ge het doet, gij gelijk zult zijn aan God.

En eindelijk vindt men dezelfde tegenspraak ook in de Christelijke kerk bij allerlei dweepzieke mystieke secten, die daarbij door een religieus motief worden geleid. De Adamicten in Noord-Afrika in de 2e en 3e eeuw, de „Broeders des vrijen geestes" kort voor de Reformatie, de David-Joristen in ons land en ook allerlei andere mystieke richtingen die in de Christelijke Kerk op-.slonden, hebben tegen dit gebod Gods gereageerd. Voor het kind der wereld, zoo heette het, was het kleed noodig, omdat dit in de zonde bevangen lag, maar Gods kind was van de zonde vrij gemaakt en moest zijn geestelijke vrijheid juist daarin openbaren, dat • het naakt zich vertoonde. Gelijk Adam en Eva voor hun val naakt waren en zich niet schaamden, zoo moest ook Gods wedergeboren kind het schaamtegevoel overwinnen en daarom het kleed prijs geven. En bij de theorie bleef het niet. In geheime nachtelijke samenkomsten ontkleedden zich mannen en vrouwen om zoo de volkomen heerschappij over het vleesch te toonen. In onze goede stad Amsterdam ging men zelfs nog verder, zooals uit de geschiedenis der Naaktloopers bekend is. 11 P'ebruari 1535, zoo verhaalt Lambertus llortensius in zijn Oproer der Wederdoopers, waren in een huis in de Zoutsteeg een aantal wederdoopers, mannen en vrouwen, bijeen, onder leiding van hun zoogenaamden profeet Dirk Snijder. Nadat de profeet vier uur lang gepredikt en gebeden had, legde hij zijn stormhoed, rapier, harnas en andere wapenen af, als ook zijn kleederen, enwiirp dit alles in het vuur. Alzoo geheel naakt zijnde zonder eenigszins zich te bedekken, beval hij de anderen, dat zij zijn exempel zouden volgen en zich ook naakt zouden ontkleeden, hetwelk zij terstond gedaan hebben, zoowel mannen als vrouwen. „Ende hebben sonder eenighe schaemte, zoo gaat llortensius voort, haer soo gheheel naeckt ontkleedt, dat se niet één snoer hebben behouden, daer mede sij het hayr van den hoofde zouden moghen opbinden; want de Propheet gheoordeelt hadde, dat alles wat uyt der Aerde ghesproten ofte ghemaeckt was in het vyer geworpen moest worden, achtende sulcks Gode een aenghename oflerhande te wezen." Vervolgens beval de profeet hun hem te volgen en begaf deze bende naaktloopers zich op de straat, terwijl ze onder schrikkelijke gebaren en met afgrijselijk gebrul de woorden uitstieten: „Wee wee, de wrake Gods, de wrake Gods." Nadat ze de halve stad doorkruist hadden, werden zij eindelijk gevangen genomen, maar zelfs toen moest er nog geweld gebruikt worden om hen te dwingen zich weer te kleeden. Niet onwaarschijnlijk doelt op deze gebeurtenis de beschuldiging, in Art. 36 van onze confessie tegen de Wederdoopers ingebracht, dat zij niet alleen de Justitie omverwerpen en de gemeenschap der goederen willen invoeren, maar ook de „eerbaarheid verwarren, die God onder de menschen gesteld heeft."

En nu meene men niet, dat dit alles behoort tot het grijze verleden en in onze meer verlichte tijden toch niet meer voorkomen zal. De „broederschap des vrijen geestes" leefde in Bohème in het geheim voort tot in de tweede helft der vorige eeuw en een onderzoek van regeeringswege ingesteld bracht aan het licht, dat de nachtelijke bijeenkomsten, waar mannen en vrouwen zich naakt ontkleedden, nog altoos plaats vonden. Wat uit sommige perfectionnistische kringen vooral in Zuid-Afrika uitlekte, was weinig beter. En in ons eigen vaderland is in een enkel afgelegen dorp deze naaktlooperij nog voorgekomen in de eerste dagen der Afscheiding, toen door de ver volging der Regeering het wilde vuur der dweepzucht zich van sommige gemoederen had meester gemaakt.

Ernstige bestrijding van dit kwaad is gelukkig voor onze Gereformeerde kringen thans wel niet noodig. Al ware het juist, dat Gods kind allen zondigen lust te boven is, dan nog zou in deze bedeeling het kleed niet kunnen gemist worden. Onzs Heiland, de eenige, die geen zonde gekend of gedaan heeft, heeft tijdens zijn omwandeling op aarde nooit het kleed afgelegd dan toen het door beulshanden hem ontnomen werd aan het kruis. Wie in dit opzicht wijzer wil zijn dan God, leert door de droeve gevolgen maar al te spoedig tot welke schrikkelijke zonde van ontucht deze geestelijke naaktlooperij leidt. Men meent daarmede te toonen, dat men boven den zinnelijken lust verheven is en het vleesch heeft gekruisigd. En die geestelijke overspanning eindigt altijd met een volkomen triomf van het vleesch, te schrikkelijker omdat het heilige hier als dekmantel dienst doet voor de zonde.

Maar hoe scherp en beslist ook tegen dit wegschuiven van het kleed, om het naakte lichaam te toonen, moet geprotesteerd worden op grond van Gods gebod, toch heeft de verheerlijking van het naakte lichaam door de kunst, het bezwaar door de mannen der hygiene tegen het kleed ingebracht en de poging der mystieke secten om den toestand van Adam uit het Paradijs te herstellen, voor ons waarde, omdat het bevestigt wat de Schrift ons aangaande den normalen toestand van den oorspronkelijken mensch leert. De kunst, de gezondheidsleer en de mystiek leggen elk op haar wijze getuigenis af, dat het kleed een degradatie is van den mensch. En daarmede bevestigen zij wat Gods Woord ons leert, dat het kleed zijn ontstaan niet te danken heeft aan den lust van den mensch om zich zelf te versieren, maar aan het feit der zonde. Zonder val en zonde is het ontstaan van het kleed onverklaarbaar, en wie den val in zonde of haar blijvende gevolgen loochent, mag om utiliteitsredenen het kleed nog behouden, maar de consequentie van zijn systeem moet er hem toe leiden, het kleed als den mensch onwaardig te veroordeelen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 december 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Onze kleeding.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 december 1902

De Heraut | 4 Pagina's