Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„God schiep den mensch naar zijn beeld”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„God schiep den mensch naar zijn beeld”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En God schiep den mensch naar zijnen beelde, naar den beelde Gods schiep Hij hem. Man en vrouw schiep Hij ze. Gen. I ; 27.

Uit uw schepping naar Gods beeld vloeit ook voor u alle ware religie, alle echte vroomheid, alle wezenlijk Godzalig bestaan.

Zoover zijt ge toch, dat ge, de melk die der kinderkens is, nu te boven gekomen, teert op vaste spijs. Ge verstaat dus nu, dat een roepen tot God en een loopen in het pad zijner inzettingen, uw bestaan zelf nog niet vroom, religieus en Godzalig maakt, en dat het heilgeheim eerst in Zrjn verborgen omvang ontsluierd wordt, als het tot gemeenschap met het Eeuwige Wezen komt, en ge in het verborgene zijner vleugelen vernacht.

Ook de meer uitwendige vorm van aanbid ding is daarom niet van alle waarde ontbloot. Aanvankelijk is iat meer uitwendige zelfs het eenig denkbare; en al bouwt het niet voor den hemel, voor het leven hier oefent die uitwendige vorm van godsdienst toch op duizenden en duizenden een saambindende kracht, die de ontbinding der maatschappij tegenhoudt.

Maar de plant der echte Godsvrucht ontgroeit ten leste aan dit uitwendige, en vaart voort, gelijk de apostel het noemt, tot de volmaakt heid. Ze komt tot een bloeien in den eigen glans van Gods majesteit. Ze wordt door de eigen uitstraling van zijn gloed gekoesterd en door den dauw van boven nat gemaakt.

Zoo komt het tot een persoonlijk kennen van den HEERE, gelijk een man zijn broeder kent. Tot een verkeeren van uw ziel in de Tente des Heeren, en tot een inkeeren van den Heilige in den tempel van uw hart.

Hierop moet telkens opnieuw nadruk gelegd.

Alle vorm van godsdienst kan wisselen en vergaan, maar wat onder alle hemelstreek gelijk blijft, en tot in uw sterven niet af neemt, maar in kracht wint, is het Godzalig saamleven van uw ziel met uw Vader in de hemelen, dat ge met uw God u ter ruste begeeft, bij het krieken van den dageraad Hem terugvindt, en achter Hem als uw goede Herder aanwandelt heel uw pelgrimspad hier beneên.

Ook is hierin alleen de intiemere gemeenschap der heiligen.

Zeker, het bindt u aan anderen, zoo ge ontwaart, dat ze één met u in het belijden zijn, zoo ge met hen tot één kerk behoort, zoo ge met hen één brood breekt en één wijn plengt.

Maar toch, saam de groote reis naar de zalen des eeuwigen Lichts ondernemen, dat doet ge het liefst met hen, die, onder wat vorm ook, zich van ziel tot ziel aan u openbaarden als levende in de gemeenschap van heiligen omgang met den levenden God.

En dit nu gaat terug tot op uw schepping Bit is bedoeld, dat uw wezenlijke religie, ja de mogelijkheid van echte Godzaligheid voor u en voor elk kind van God, eeniglijk opkomt daaruit, dat ge geschapen zijt naar Gods beeld en naar de gelijkenisse van God Almachtig.

Dat ge in zonde ontvangen en in zonde ge boren zijt, verandert hieraan niets. Echte religie bestaat zonder wedergeboorte niet, en in de wedergeboorte leeft de grondtrek van uw geschapen zijn naar Gods beeld weer op.

Uw geboren zijn in zonde kan hier alzoo geheel buiten het geding blijven. Het komt hier op de bewuste, op de wezenlijke gemeenschap met uw Vader in de hemelen aan. En die ge meenschap nu rust in de noodzakelijke overeenstemming, die vanzelf bestaat tusschen het oorspronkelijke en tusschen datgene, wat het beeld van het oorspronkelijke vertoont.

Die saamhoorigheid van het oorspronkelijke en van het beeld voelt en tast ge onmiddellijk. Iets kan geen beeld zijn, dragen of vertoonen, tenzij het een band hebbe aan het oorspronkelijke waarvan het een beeld is.

Het is het geval van een portret of afbeeldsel. Is het portret goed, dan is het wat het is, omdat zóo het wezen is, waarvan het afbeeldsel werd.

Zelfs voelt ge dit bij een photographic nog sterker dan bij een geschilderd portret of een uit marmer gehouwen beeld.

Bij een geschilderd portret toch, of bij een buste, komt de schilder of beeldhouwer als derde tusschen u en uw beeld in. Maar niet alzoo bij een photo. Dan zijt gij het zelf, die door de lichtwerking op de gevoelige plaat, uw eigen beeld schept, en die trekken naar uw beeld vormt.

En wat nu op die wijs uw eigen persoon in de photo maakt, is nog niets anders dan een uiterst zwak gelijkvormig iets, dat slechts van verre gelijkt op wat God deed, toen Hij sprak; Laat ons menschen maken naar onze gelijkenis, en den mensch naar zijn beeld schiep.

Alleen met „zijns gelijke" heeft men inniger gemeenschap.

Er is ook een meer verwijderde gemeenschap. Zoo voelt een ontvankelijk gemoed, als de lente ontluikt, gemeenschap met de natuur, in haar nameloos schoon. Die gemeenschap is teederder met de wereld van plant en bloera en ooft, dan met het starrenheir aan het firmament. En nog gevoeliger wordt die gemeenschap met de wereld der dieren, en onder die dieren met het paard dat ge berijdt, met den hond die u toeblaft en tot u opspringt, met de leeuwrik die u zijn morgenlied zingt met trillenden slag.

Maar toch, bij berg en stroom, bij maan en star, bij bloem en huisdier blijft het altoos een gemeenschap op een afstand. Hoe veelzeggend en veel uitdrukkend een trouw dier u ook kan aanzien, ge verstaat zijn leven niet, want zijns is een ander leven dan het uwe. En tot wezenlijke gemeenschap komt het eerst, als ge aansluiting krijgt aan een mensch.

„Wie van de menschen verstaat wat des menschen is, dan de geest des menschen die in hem is ? " vraagt Paulus aan de Corinthiërs, en zoo is het. Alleen wie mensch is, kan een mensch verstaan, en hoe meer mensch ge zelf zijt, des te beter zult ge het echt menschelijke in anderen begrijpen.

Maar ook hier met verschil.

Hoe gelijker ge zijt, hoe meer ge over en weder eenzelfde beeld, eenzelfde gelijkenisse vertoont, des te inniger zal de gemeenschap zijn, Een landgenoot staat u nader dan een vreemde. Een van hetzelfde geslacht, van gelijk bedrijf, van gelijke levenspositie, van gelijksoortig levenslot en levenservaring, staat u nader dan een die in dat alles van u verschilt.

Alleen het gelijke verstaat onder menschen elkaar volkomen.

Toen dus God de Heere sprak: „Laat ons wezens scheppen naar ons beeld en naar onze gelijkenis", lag hierin vanzelf de Goddelijke intentie uitgesproken, om wezens te scheppen die bekwaam zouden zijn om met God gemeenschap te oefenen, en die vatbaar zijn zouden om zijn heerlijke gemeenschap te ontvangen. En is het nu alzoo, dat in deze wederkeerige gemeenschap de echte, de hooge, de heerlijke reUgie bestaat, dan volgt hieruit, dat God, toen Hij een wezen naar zijn gelijkenis schiep, daarmee tevens de religie schiep,

In de schepping der natuur verheerlijkte God zijn almachtigheid, en hoe meer in die natuur het eerst chaotische leven zich verfijnde, tot het geklater der wateren opklom tot den slag van de nachtegaal, hoe majestueuzer die almachtigheid des Heeren HEEREN zich in luister openbaarde. De gansche aarde is van zijn heerlijkheid vol.

Maar in dat alles ontstond voor God nog geen zelfbewuste en beantwoorde gemeenschap met zijn Schepping.

God stond boven de natuur, en de natuur was aan Zijn majesteit onderworpen, maar in die natuur was geen begrijpen, geen kennen, geen verstaan van God, en uit die natuur klom geen toon van dank, van aanbidding en van gemeenschap op, die naar God terugging. Er was Macht; wat er nog niet trilde was de gemeenschap der Liefde.

En ook dit begeerde de Heilige. Zijn schepping moest Hem, Hij zijn schepping toespreken. Er moest innige, verborgen gemeenschap, weerkeerige gemeenschap met zijn schepping komen. Kennend, minnend, zoekend, wilde de Eeuwige Vader gekend, gemind, gezocht zijn. De vlam der religie moest zijn schepping innerlijk doorglansen, gelijk zijn zon het aardrijk doorglansde in de sfeer der uitwendigheid.

En dit nu kon niet, dit was noch denkbaar, noch mogelijk, tenzij Hij een wezen schiep naar zijn eigen beeld, en naar zijn eigen gelijkenis, een wezen dat van Gods geslacht zou zijn, zijn kind zou wezen, en aan Hem als Vader zou kleven.

Een wezen, peilloos diep van de oneindige Majesteit gescheiden en onderscheiden, en toch, in het eigen leven Zijn leven gevoelende en kennende, als een vriend met zijn broeder zóó met zijn God verkeerende, ingeleid en ingewijd in zijn heiligverborgen omgang.

Zoo is uw religie niet om u, maar om God, in uw schepping zelve naar den beelde Gods gefundeerd.

Uw ernstig inleven in de verborgen gemeenschap met uw God is het doel verwezenlijken, dat in uw schepping naar den beelde Gods gesteld is.

Want het is wel zoo, dat dit hoog bestel u onuitsprekelijk rijk, ' gelukkig en zalig maakt, u zalft tot priester en koning, u doopt tot Gods kind, en u adelt als een prinselijk schepsel in het heiligdom; maar toch^ ge faalt en feilt, zoo dat u de wortel der zaak blijft.

Eerst in rang en orde is ook hier, niet, wat u zaligt, maar wat uw God zijn doel doet bereiken; en dat doel is en blijft, dat Hij gekend, gemind, gezocht en aangebeden wil zijn; dat Hem de bewuste, de aanbiddende gemeenschap uit zijn schepping moet tegenkomen; dat Hij niet maar groot, maar als groot gekend, geloofd en gemind wil zijn.

Daartoe nu schiep Hij den mensch. Daartoe schiep Hij ook u. En daartoe schiep Hij ook u naar zijn beeld en naar zijn gelijkenis.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 januari 1903

De Heraut | 4 Pagina's

„God schiep den mensch naar zijn beeld”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 januari 1903

De Heraut | 4 Pagina's