Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Incognitus, die soms rake stukken schrijft in de Groninger Kerkbode, had het onlangs over de ambten.

De Gereformeerde Kerken erkennen de ambten in de Kerk jvan Christus. Dit hebben zij gemeen met al die Kerken, welke uit de Reformatie opge komen zijn. Feitelijk erkent ook Rome het ambt, doch het wordt saamgetrokken in den Bisschop. Opper-Bisschop is daar de Paus en in afgaande lijn krijgt men dan den metropoliet, aartsbisschop en bisschop. In wezen verschillen deze ambten niet, alleen de ambtsgave is onderscheiden.

Ook kent Rome rangen in het ambt en verdeelt ze in heilige en niet heilige, zelfs duivelbanners vinden bij Rome een plaats.

Zulke buitengewoonheden kent men in de Ge reformeerde Kerken niet. En Luther, die nog heel wat van de oude moederkerk aankleefde, maakte zich over de ambten niet bizonder druk, en het was Calvijn, die meer speciaal da rover dacht.

Diens ongeëvenaarde geest richtte z: ch ook op het ambt en bakende daar voor af en beg ensde, wat er toe gerekend moest worden, houdende de hand aan het heilig Woord van God.

Bij hem komt de goede onderscheiding van Leeraars, ouderlingen en diakenen.

Dat de ambten uit het Apostolaat zich ontwikkeld hebben is bekend en dat het diakenambt daarbij voorstaat, leert Handel. 6. Van lieverlede werd de behoefte aan andere diensten gevoeld, en de Apostelen stelden opzieners aan, die in de gemeenten moesten optreden en daarin werken.

Bij de mystieke sekten, die hun intrede in de Kerk des Heeren gedaan hebben, en successieve lijk daarvan scheiden, vindt men in 't algemeen dat zij het ambt niet hoogstellen, ja, bij velen vindt men, dat zij het verkleineren of verwerpen. De Baptist en Darbist bv. achten het ambt niet hoog, en gaan uit van de gedachte, dat de Heere zelf Herder is van Zijne kudde, en door Zijnen Geest in de harten van al de geloovigen werkt, hun eenerlei roeping oplegt, en tot eenen arbeid roept: de grootoaaking van Zijn Naam en de be keering van zondaren.

Reeds aanstonds blijkt uit de pastorale brieven van Paulus, dat in dit opzicht door hen van de waarheid afgeweken wordt, en dat in des Heeren wil lag, wat in het Oude Verbond geschonken werd, ook aan de Kerk des N. Testaments te ge ven: mannen, die dragers waren van heilige ambten.

Ambt is niet gelijk een ambacht.

Een ambacht kiest men zelf. Het ambt is van buiten opgelegd.

Tot het ambt mag men zich niet opwerpen, maar moet meri geroepen worden.

Of een vader zijn zoon bestemmen mag om te staan naar het ambt in Gods Kerk, is eene vraag welke wij thans onbesproken laten. Misschien is, wat menigeen , zoo oppervlakkig wel niet zal denken, er ook wel iets voor te zeggen, dat ouders besluiten, dat hunne zonen naar 't Gymnasium en later naar Theol. School of Universiteit zullen gaan.

Om tot den dienst in Gods Kerk te geraken, moet men geroepen worden, en deze roeping gaat uit van den Kerkeraad.

Hetzij dit den dienaar des Woords, of de ouderlingen of diakenen betreft. Zonder roeping geen ambtsbediening of vervulling. Zelfs het ambt der geloovigen is er niet, zonder de roeping des Heeren, en eerst dan is het den geloovigen mogelijk, om voor anderen ten zegen te zijn en tot de Kerk des Heeren zich te voegen.

Wie dus tot het ambt geroepen wordt, wordt van den Heere daartoe geroepen, en heeft ook een heiligen plicht fe vervullen.

Zoo min de geloovige in eigenwilligen godsdienst zich mag verliezen maar steeds de ordinantiën der Heilige Schrift moet voor oogen houden en betrachten, zoo min mag ook de ambtsdrager eigenwillig en eigenmachtig optreden en handelen. Dit mag de Dienaar des Woords niet, en ook Ouderlingen of Diakenen niet. Zij samen vormen den Raad der Kerk, en hebben in onderling overleg te arbeiden.

Alles wat de dienaar des Woords doet, moet hij doen in overleg en na goedkeuring van de mede opzieners, en de ouderlingen mogen evenmin op eigen gelegenheid gaan zeilen.

Wat soms gebeurt, dat e n paar ouderlingen, gezamelijk iets ondernemen, zonder voorkennis van den Raad der Kerk, of dat een dienaar des Woords eigenmachtig wijziging aanbrengt in zijn arbeid zonder dat de Kerkeraad er in erkend is, is dan ook foutief.

Zelfs bij beroeping naar eene andere Kerk, moet hij niet beslissen, zonder voorafgaand overleg en advies van de mede-broeders opzieners. En wan neer een ouderling zonder wettige redenen, zijn ambt neerlegt en uit de bank schuift, om onder de gewone lidmaten te gaan zitten, is dit een fout. die men duidelijk onder het oog moet stellen. Evenzoo is het, wanneer de Raad der Kerk vergadert.

De voorzitter dier vergaderingen is niet de alleen machtige, die doodeenvoudig beslist wat wel en niet ter tafel zal komen om behandeld te worden ; alle wettig ingekomen zaken, moeten behandeld, daar behandeld, en niet vooraf door een paar broeders op een «onder onsje' bedisseld worden. Hun ambt, dat is hun roeping en plicht, brengen het mede, dat zij gemeenschappelijk en in wettige vergadering beoordeelen en besluiten.

Daarmede hangt samen ^-, dat elke opziener met allen ernst moet acht geven, op wat verhandeld 2al worden, terdege kennis er van neemt en maar geen ))ja broer" of naprater is in de vergaderingen.

En wanneer het ten platte lande is, waar de diakenen mede den Kerkeraad vormen, moeten ook zij niet suf of slape ig, alsof de zaken van leer en tucht hun niet aangaan, de beraadslagingen aanhooren, maar mede optrekken en arbeiden aan eene goede oplossing. Wanneer men dit in 't oog houd; krijgt men een goeden kijk op de dingen en kunnen ook in dezen vele misstanden wegge nomen worden.

Er moet zelfs aan gearbeid.

Vandaar dat het zulk eèn voorrecht is, wanneer in de wintermaanden de Kerkeraden er zich ook onledig mede houden om vergaderingen te hebben, die bedoelen den broederen voorzoover zij reeds in het ambt staan, voor te lichten in zake het wezen, karakter, omvang en doel van het ambt.

Vele ambtsdragers zijn er nog zoo onbekend mee.

Door velen, althans ten platte lande, wordt het blijkbaar nog zoo slap opgevat, ambtsdrager in Gods Kerk te zijn.

Dat moet anders worden ter opscherping in de liefde.

De ambtsdrager doet niet zijn eigen werk, maar is bezig in het werk des Heeren. Dat is een toe vertrouwd werk.

Niet van menschen, maar van den Heere.

Het is een heilig werk waartoe zij geroepen werden.

Daarom hebben zij te waken en te bidden, naarstig betrachtende wat van 'sHeeren wege hun op de schouders is gezet.

Er schuilt in dit stukske menige wenk, die behartiging verdient.

Vooral wat Incognitus schrijft over de samenwerking der ambtsdragers kan niet ernstig genoeg onzen predikanten op het hart worden gebonden.

Een dominé die alleen beslissen wil, tucht op eigen gelegenheid oefent, in de kerkeraadsvergaderingen met dwingend gezag wil optreden, hoort in onze Gereformeerde kerken niet thuis.

Niet de dominé, maar de kerkeraad heeft de gemeente te regeeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 januari 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 januari 1903

De Heraut | 4 Pagina's