Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Roomsche polemiek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Roomsche polemiek.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan ons verzoek om aan te geven in welk opzicht door ons de beschouwing van Augustinus en de Roomsche kerk over het huwelijk en de onthouding onjuist was weergegeven, heeft aan de heer Maaier voldaan oor het volgende schrijven, dat wegens laatsgebrek een vorig maal moest blijven verstaan:

Geëerde Redactie,

In uw nummer van Zondag vraagt u mij [nadere verklaring, waarom ik hetgeen u schreef aangaande Augustinus en het gevoelen der Roomsche Kerk, „onjuist" noemde. Mag ik zoo vrij zijn, u deze verklaring in dit ingezonden schrijven te geven? De rest van uw artikel hoop ik, zoo de omstandigheden het mij veroorloven, elders te beantwoorden. De onjuiste voorstelling van Augustinus gevoelen alsook van het gevoelen der Roomsche Kerk geldt het huwelijk. U schrref: „De geslachtsdrift blijft bij Augustinus zelfs in het huwelijk een kwaad.' Terwille van het goede doel mocht dit kwaad geduld worden; " en een weinig verder: „Eerst ten gevolge van de zonde is in den mensch de zinnelijke lust opgekomen en daarom is deze lust zelfs in het huwelijk een kwaad". Dit gevoelen wordt van Gereformeerde zijde niet alleen aan St. Augustinus, maar aan de geheele Katholieke Kerk toegeschreven. Men meent vrij algemeen, dat wij het huwelijk als iets onheiligs beschouwen, als iets dat er eigenlijk niet zijh moest. Nochtans is deze voorstelling onjuist. Dit leert Augustinus, dit leert ook de Katholieke Kerk niet. De H. Augustinus en ook in het algemeen de Katholieke godgeleerden, zeggen niet, dat de geslachtstrift een kwaad is, evenmin dat de zinnelijke lust een kwaad is, maar dat de ongeregelde begeerlijkheid, de ongeregelde zinnelijke lust een kwaad (ofschoon op zich zelf geen zonde) is. Die kwade begeerlijkheid, zich onder anderen uitend in de libido, den boozen zinnelijken lust, is niet de geslachtsdrift, maar is in de geslachtsdrift, is een defect van de geslachtsdrift. Echter is zij niet in de geslachtsdrift «//(T^V, maar in het geheele lager begeervermogen, ofschoon zij zich in de geslachtsdrift het sterkste uitspreekt.

Had Adam niet gezondigd, dan zou de geslachtsdrift er even goed geweest zijn. Zij was er reeds vóór de zonde. Ook de zinnelijke lust zou in het huwelijk geweest zijn, ze zou, gelijk St. Thomas Aquinas op goede gronden leert, zelfs grooter genot hebben gegeven dan in den zondigen staat. Maar de concupiscentia, het ongeregelde is de geslachtsdrift; de libido, het ongeregelde in den zinnelijken lust, zouden er niet geweest zijn. Dit ongeregelde bestaat volgens Augustinus en de Katholieke godgeleerden daarin, dat de geslachtsdrift tengevolge der erfzonde los geworden is van de heerschappij der rede. - Het vleesch kan nu begeeren en begeert ook vaak tegen den geest - alsmede dat de zinnelijke lust, ook dan, wanneer hij op geoorloofde wijze wordt ingewilligd in het huwelijk, de rede als het ware overmeesterd en kluistert. Ofschoon nu dit laatste, evenals het eerste, o-p zich zelf' geen zonde jis, en door een der drie doeleinde van het huwelijk geheel kan „gecohonesteerd" worden, gelijk men het uitdrukt, toch blijtt het iets onreins, iets onpassends, kortom een smet die zelfs het heiligste huwelijk aankleeft. Dat de H. Schrift er evenzoo over oordeelt, kan men opmaken, o. a. uit I Samuel XXI, 4 en 5. Het strookt ook geheel met de algemeene opvatting der menschen. Want waarom zou men zich over den geslachtsomgang schamen en daarvoor steeds de eenzaaniheid zoeken, als men in die hoogst edele functie der menschelijke natuur thans, ten gevolge der erfzonde, niet tevens iets deprimecrends vond ? In den staat van onschuld zou het dan ook volgens de Roomsche theologen jmet Augustinus aan het hoofd geheel anders zijn geweest. De geslachtsdrift zou volkomen aan de rede gehoorzaamd hebben. Het genot bij de verzaming zou, absoluut genomen grooter zijn geweest dan nu, maar relatief, d. i. in verhouding tot de rede, veel minder. De rede zon door het genot niet bedwelmd «n als vermeesterd zijn geworden, maar te midden daarvan even krachtig zijn gebleven in hare werking en het volkomen hebben beheerscht. Om het ongeregelde in een zinnelijke lust, waardoor deze thans, ook bij het wettig gebruik des huwelijks, de rede als het ware kluistert en overmeestert, stelt de Katholieke Kerk het huwelijk in den tegenwoordigen staat per se beneden de onthouding en de maagdelijkheid. Maar, ofschoon zij de smet die het huwelijk ten gevolge der erfzonde aankleeft, iets onheiligs acht, daarom acht zij het huwelijk zelf niet iets onheiligs. Ook voor haar is het huwelijk het symbool der vereeniging tusschen Christus en zijn Kerk, ook voor haar is het huwelijk een door God gewild^ staat en vervullen de gehuwden een heilige roeping. Verre dan ook van ons de bewering, dat wie in het huwelijk treedt, daardoor alleen reeds loont, een mensch te zijn van zinnelijke neiging Verre van ons de bewering, dat alleen zij die in onthouding leven, tot de heiligheid kunnen komen. Niet in de maagdelijkheid of onthouding bestaat de heiligheid, maar in het volbrengen van Gods wil. De maagdelijkheid is een middel ter heiligheid, zij néémt gelijk Paulus zegt (I. Cor. VII:35) een hinderpaal uit den weg, maar zij is de heiligheid zelve niet. Zij, die, ondanks de belemmering des huwelijks, een Gode welgevallig en heilig leven leiden, zullen in den jongsten dag wellicht velen, die in maagdelijkheid en onthouding hebben geleefd, ter beschaming strekken.

Hopend U hiermede genoegzaam rekenschap te hebben gegeven van mijne beschuldiging en tevens het Roomsche standpunt eenigszins te hebben toegelicht, verblijf ik, onder dankzegging voor de plaatsing van dit schrijven.

Hoogachtend;

Uw Dw. Dn.

Amst., 3 Mrt. 1903.

Wij willen niet ontveinzen, dat de opneming van dit schrijven slechts ongaarne is geschied. In een weekblad als de Heraut, dat voor de gezinnen bestemd is, behoort al wat het geslachtsleven betreft met groote voorzichtigheid te worden besproken. En de heer Maaier daalt bij deze polemiek in bijzonderheden af, die door ons in de artikelen over de kleeding met opzet omsluierd waren gelaten, omdat het „naakte" hier, en terecht, aanstoot zou geven.

Juist dat laatste maakt het ons uiterst moeilijk om dieper op deze polemiek in te gaan. Bovendien is dit ook niet noodig, want de heer Maaier bestrijdt wel wat andere Protestantsche schrijvers hebben geleerd, maar niet wat door ons was gezegd. Uitdrukkelijk was door ons gezegd:

1°. dat volgens Augustinus en de Roomsche kerk ook zonder zondeval het huwelijk ten doel zou hebben gehad kinderen te krijgen en Adam en Eva dus met elkander geleefd zouden hebben als „man en vrouw." Precies hetzelfde dus als wat de heer Maaier hier aanvoert;

2". dat na den val in het gemeenschapsleven tusschen man en vrouw een verandering is ontstaan, doordal nu de libido sexualis, de zinnelijke lust, de geslachtst/rz// ontstond. Met opzet werd door ons hef woord drift gekozen, om daarmede aan te duiden wat de heer Maaier nader uitwerkt. Maar het scheen ons minder oirbaar om hierbij in bijzonderheden af te dalen.

Ten slotte zij hier nog meegedeeld, dat Dr. Schwane, een der beste Roomsche theo logen, het gevoelen van Augustinus aldus weergeeft: „Augustinus noemt het verkrijgen van kinderen steeds het hoofddoel van het huwelijk en rechtvaardigt daardoor de „echtelijke bijwoning", welke, ofschoon ze door den vleeschelijken lust als door een kwaad (Uebel) vergezeld wordt, toch wegens het goede einddoel goed wordt of tot een goed gebruik van een kwaad (zu einem guten Gebrauche eines Uebels)." De vleeschelijkc lust zelf wordt hier dus een „kwaad" genoemd.

Het verschil tusschen den heer Maaier en ons raakt dus eigenlijk een verschil over de terminologie. En daarover den strijd voort te zetten loont de moeite niet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 maart 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Roomsche polemiek.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 maart 1903

De Heraut | 4 Pagina's