Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de hers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de hers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Friesche Kerkbode beantwoordt Dr. A. Kuyper de vraag, die in onze kringen niet zoo zelden beluisterd wordt, of een Roomsche wel zalig kan worden:

Meer dan eens komt de vraag bij ons in, of een Roomsche wel zalig worden kan, en of wij niet in tegendeel alle hope moeten opgeven voor een die Roomsch is afgestorven.

Eerlijk gezegd h uden wij in het algemeen niet van zulk soort vragen. Men wordt toch niet behouden omdat men Gereformeerd is, en gaat toch niet verloren omdat men Roomsch is.

De behoudenis en zaligheid hangen toch niet daar van af tot welk kerkelijk Icstituut men in dit tijdelijk leven behoord heeft. Het eeuwige leven is een vrije gunste van den God aller genade aan de uitverkorenen in Christus Jezus, den Zoon van des Vaders welbehagen.

Of men al of niet zalig wordt, hangt nooit ofte nimmer af van het iverk des menschen, maar alleen en uitsluitend van het werk Gods in uitverkiezing en wedergeboorte. En al dat vragen of men wel zalig kan worden in die of in die Kerk, voert maar al te veel het oog des geloofs van het vrijmachtige luerk Gods af en leidt op den verkeerden weg der werkheiligheid en doet teveel hechten aan het menschen werk.

Vroeger stelde men de vraag heel anders, zelfs veel dieper, en wel: of ook uit de Heidenwereld er zalig konden worden, die echter nooit van Gods Woord gehoord hadden en mitsdien niet tot geloof en bekeering hadden kunnen komen. Men weet dat Zwingli met de genade der uitverkiezing zeer mild was in zijn voorstelling, en geloofde dat de Heidenwereld in ruime mate deel had aan de ve; kiezing, zonder dat daarom het genadewerk Gods in haar tot openlijke uiting kon komen.

Er zijn er genoeg die de vraag stellen, of o^k het zaad der wedergeboorte in de Heidenwereld niet met milde hand kan uitgestrooid zijn.

Immers welke zendeling kan ooit het Woord met vrucht prediken aan de Heidenen, tenzij het werk Gods ook daar in de harten is voorafgegaan. Anders is het een spreken tot dooden. een ploegen op rotsen, een kampen als de lucht slaande. Daa'waar de zendingsprediking kennelijk gezegend wordt, wordt door de vruchten openbaar dat de wortel der genade te voren aanwezig was.

Alzoo is het feit op zich zelf voor geen tegensiraak vatbaar, dat het zaad der wedergeboorte aan de Heidenwereld ook is geschonken, anders zou nooit zegen over de Zending kunnen worden afgesmeekt en verkregen.

Maar wanneer nu een andere vraag gesteld en hiermede in verband gebracht wordt, en wel deze; komt het zaad der wedergeboorte altoos tot vruch ten van geloof en bekeering ? dan hebben we slechts te wijzen naar de vroeggestorven kinderen des Ver bonds, aan wier zaligheid de vrome ouders niet twijfelen mogen. Daar staan we dan toch voor het feit dat Gods genade wel het zaad der wederge boorte gaf, maar in Zijn vrijmacht het zaad zaad liet blijven en het niet tot ontwikkeling liet komen.

En zoo wordt nu ook de vraag gesteld, waar God de Heere binnen den kring des Verbonds ons voor het feit stelde van wedergeboorte die niet tot openbaring komt, of we dan buiten het Verbond niet veronderstellen kunnen eene jnogelijkheid van wedergeboorte die in dit leven niet tot openbaring komt, maar ons heerlijke verrassing n in de eeuwigheid zal brengen.

We zullen deze vraag nu niet behandelen, noch er dieper op ingaan, we wenschten haar slechtste stellen om zoo sterk mogelijk de waarheid op den voorgrond te plaatsen, dat onze zaligheid nooit afhangt van eenig menschenwerk, maar alleen en uitsluitend van Gods werk.

En als dan velen van de barmhartigheden Gods een ruime opvatting gehad hebben ten opzichte van de verkiezende en wederbarende genade zelfs in de Heidenwereld, dan mag men in geen geval de absoluut vrije genade Gods ontzeggen aan de Roomsche kerk, die toch altoos eene Christelijke Kerk is, hoevele de haar aanklevende verkeerd heden ook zijn mogen.

Dit is de eerste reden waarom wij zulk soort vragen als: «kan een Roomsche we! zalig worden ? « liever niet ontvangen. Wij denken van de barmhai tigheden Gods niet gering, en gelooven dat in den hemel gevonden zullen worden velen die de vromen er nooit gedacht hadden, en dat er gemist zullen worden, aan wie door menschen een eereplaats daar boven was toebedacht, ja zonder welke men den hemel niet denken kon.

Maar in de tweede plaats zien we in zulke vragen een uiting van anti-papisme, en daar zijn we wars van, omdat we gelooven dat de tijd van het anti papisme onverbiddellijk voorbij is. In de. dagen der Hervorming kon het niet anders. Toen brachten de tijdsomstandigheden het als van zelf mede. De Roomschen hebben ons toen zoo bitter vervolgd en gemarteld bij brandstapel en op schavot, dat menigeen toen in Rome den Anti-Christ is gaan zien. Maar als het getij verandert verzet men de bakens. Na de jaren der Hervorming hebben we de bange jaren der Revolutie gehad; oen verhief zich het Ongeloof, dat vierde zijn triomfen. En tegenwoordig viert het Socialisme hoogtij met een Godslasterlijke taal en een uiting van haat tegen God en al wat als God geëerd wordt, dat de kamp nu niet tegen he', bijgeloof van Rome, maar tegen het ongeloof als zojdanig gaa».

In dien kamp tegen het ongeloof van alle gading nu is Rome geen vijand, maar bondgenoot. Rome komt op voor het Christendom, voor de Christe lijke religie, maar hult dat alles in een Roomsch gewaad. Rome gelooft in den Drieëenigen God, r-elijdt de waarachtige Godheid van Christus, ge looft aan een eeuwig leven in storelooze zaligheid of in eeuwige verdoemenis.

De Roomschen belijden de algemeene Christelijke waarheid en de belijdenis der 12 geloofsartikelen is hunner. Op de Christelijke kern in Rome nu komt het aan, losgemaakt van het Roomsche om hulsel. In den omtrek is er o zoo veel dwaling en doling. De vereering van Maria en de heiligen keuren we af zoo beslist als het maar eenigszins kan. Het stuk van de Mis is eene «vervloekte af goderij», Maar in het middelpunt ligt eene Christelijke kern, de belijdenis van Christus als den Zoon des levenden Gods, de petra waar de gemeente op gebouwd wordt.

De Roomschen zijn geen Heidenen. Ze zijn Christenen, maar ... ze zijn Roomsche Christenen Het Christelijke in hen eeren wij, het Roomsche in hen bestrijden we.

De Algemeene Christelijke Kerk heeft God de Heere nooit in één Kerkelijk Instituut besloten, die heeft Hij onder alle Kerken door. Enghartig is het, en in strijd met de waarheid en werkel.k heid, zijn eigen Kerk als de alleen zaliirmakende te beschouwen. Dat is juist ééne van die Roomsche dwalingen om slechts één ins ituut der Keik te willen erkennen. En deswege betwisten wij juist aan de Roomsche Kerk s; oo beslist mogelijk den naam, dien zij wederrechtelijk zich zelve gegeven heefr, en zooals zij zoo gaarne zich zelve noemt de Katholieke Kerk.

De Katholieke Kerk is de heilige algemeene Christelijke Kerk, zij is de levende en waarachtige Kerk, het lichaam van Christus dat op mystieke wijze verscholen ligt onder en achter al de bij zondere openbaringen die er van Christus Kerk zijn.

Bilderdijk schreef eens in een zijner brieven: oWat de Roomsche Kerk aangaat (met alle dwalingen waarvan er zijn die ons moe'en doen gruwen, en die er sedert het Concilie van Trente niet slechts in beleden worden, geleerd en voorgestaan, maar a!s tot haar wezen behoorende aan zijn te merken), gevoele ik eene aandoening voor deze wieg des Ctiristendoms, waarin zoo vele eeuwen dat heiligend zielebrood bewaard is geweest.»

Wiens oog open is voor de luare Katholieke Kerk, zooals die in de XII geloofsartikelen bedoeld wordt die is gespeend aan alle ant'i-papistische felheid.

In E Voto III, p. 181 lezen we: «Juist dit maakt dat alle anti-papistische felheid den Calvinist vreemd is. Die anti-papistische felheid vindt ge bij de Groninger Godgeleerden; vindt ge bij de rechterzij der Modernen; vindt ge ook bij «de groote Protestantsche partij» en vindt ge ook bij sommige Eihi sche Godgeleerden; maar niet bij de echte Calvinisten».

En volkomen ééns zijn we het met Professor Bavinck, waar die in zijn zeldzaam schoone studie «de zekerheid des geloofs» pag. 35 aldus schrijft: «En voorts mogen wij niet blind zijn voor het groot geloof, de waarachtige bekeering, de volkomene overgave, de innige liefde tot. God en den naaste, die in het leven van zoo menig Roomsch Christen tot openbaring komt. Het Christelijk leven is zoo rijk, dat het niet in éénen vorm en niet binnen de wanden van ééne kerk zijn volle heerlijkheid ontvouwt. Maar toch draagt de Roomsche gods dienst, ook in haar schoonste gestalte, een ander karakter dan de Protestantsche».

Zulke taal heft in eens alle enghartigheid en bekrompenheid op.

Bij alle Kerken toch, maakt ge onderscheid'usschen zichtbare en onzichtbare Kerk, tusschen het inwendige wezen en het uitwendige Instituut.

Waarom dan alleen bij Rome niet?

Het is goed, dat hier tegen het antipapisme gewaarschuwd wordt, , dat in onze kringen zoo vaak nog den toon aangeeft.

Ongetwijfeld werkt in dat antipapisme de his torie onzer vaderlandsche kerk na. De Spaansche inquisitie, de wreedheden van Al va, het bloed onzer martelaren vergeet ons volk nooit.

Maar in den strijd, dien de Christelijke kerk thans te voeren heeft tegen het drieste ongeloof, tegen den geest der revolutie, tegen het veldwinnend socialisme, staat Gereformeerd en Roomsch zijde aan zijde, omdat zij beide voor de heiligste beginselen van Gods Woord opkomen.

Wie dat vergeet en zich alleen blindstaart op het verleden, toont daarmede dat hij geen oog heeft voor den zooveel banger vijand, waarmee de kerk van Christus thans te worstelen heeft

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 maart 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de hers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 maart 1903

De Heraut | 4 Pagina's