Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van ’s Heeren Ordinantiën.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van ’s Heeren Ordinantiën.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

LXIX.

DERDEREEKS.

’s Heeren ordinantiën In de natuur.

TWEEDE DEEL.

V.

Gods wagenen zijn tweemaal tienduizend, de duizenden verdubbeld : de Heere is onder hen, een Sinai in heiligheid! Psalm 68 : 18.

Moogt gij u dé engelen omdat z\] geesten zijn, niet denken als gevleugelde menschelijke gestalten, evenmin moogt gij ze u denken als ieder voor zich en zonder onderling verband bestaande.

Ook dit laatste is evenals het eerste tegen de Schrift.

Zij toch leert ons, dat wij ons de engelen hebben te denken als saamvormend een wereld, iets wat wij in dit artikel nader zullen trachten aan te wijzen.

Aan het woord „wereld" verbindt zich voor ons het begrip van orde; van een eenheid in de veelheid; van een veelvormigheid, een verscheidenheid bij alle gelijkheid. Bij 'n „wereld" denken wij aan wat de dichter zingt:

sAlle Gestalten sind ahnlich, ur.d keine gleichet der and rn.''

„In 't HoliaS3^n: Alle gestalten zijn gelijkend en geen is gelijk aan de andere.

Het is deze eenheid in de veelheid, die de dingen tot een wereld, een harmonie, een overeenstemming, een sieraad maakt.

Zoo spreken wij van een sterrenwereld, van een wereld der delfstoffen, van een planteneen dierenwereld; van een menschenwereld en in haar van een kunst-, een wetenschappelijke-een handelswereld; en zoo moeten wij, gelijk ons nu uit de Schrift zal blijken, ook spreken van een engelenwereld.

Is dus orde of ordening het grondbegrip van wereld, deze ordening berust op 'sHeeren ordinantie, op zijn beschikking en bestel, op het schema, de schets, de gedaante, die Hij van eeuwigheid voor zijn creaturen in zijn Raad heeft vastgesteld.

Ook de wereld der engelen heeft dus haar gedaante, haar ordening.

Zelfs is zij evenals die der menschen, in nog hooger zin dan die der sterren en mineralen, der dieren en planten, wereld. Immers engelen en menschen zijn redelijke creaturen, met verstand en wil begaafd en door Gods scheppingsordinantie op een saamleven en saam werken en dat vrijwillig, en dus zedelijk, aangelegd. In dat vrijwillige ligt dan ook juist de hoogere schoonheid; evenals de harmonie in een gezin, waar ze uit onderlinge liefde opkomt, u veel weldadiger aandoet, dan waar zij door dwang wordt veroorzaakt; en het doen van Gods wil door de engelen in den hemel, als gij het u indenkt, u juist om zijn gewilligheid schooner moet wezen, dan de vaste loop der hemellichamen door natuurnoodwendigheid.

Van die eenheid in de veelheid nu, van die vastheid en ordening onder de engelen, spreekt ons de Schrift reeds, waar zij in betrekking tot hen de uitdrukkingen gebruikt van: „heirscharen, " „heirleger, " „legioen", „wagens."

Zijn alle engelen geschapen, geestelijke wezens, met redelijkheid of verstand en wil begaafd en als zoodanig een en aan elkander gelijkend, uit de vier zoo even genoemde uitdrukkingen volgt, dat er tusschen hen ook een ordening, een onderling verband, een samenwerking bestaat.

Wij zullen dit viertal uitdrukkingen wat nader toelichten.

Allereerst die van heirscharen.

Meermalen toch wordt in de Schrift van God gesproken als van „den Heere der heirscharen" of, men denke b.v. aan Rom. 9 : 29 en Jac. 5 : 4, den Heere Sebaóth. Nu hebben sommigen bij deze „heirscharen" wel gedacht aan de legers van Israël, en anderen aan de sterren, doch de oude uitlegging, dat men hier aan engelen te denken heeft, verdient nog altijd aanbeveling. Volgens deze uitlegging krijgen wij dan de voorstelling van een geordende legermacht, die 'sHeeren bevelen uitvoert.

Verder de uitdrukking: heir leger.

Wij vinden haar slechts eenmaal en; wel in Genesis 32 : i, 2. Jacob toog ook zijns weegs; en de engelen Gods ontmoetfeij^iem. En Jacob zeide, met dat hij hen za!f •: 'Dit is een heirleger Gods! en hij noemde den naam dier plaats Mahanaim.

Wij hebben in deze twee verzen het verhaal, hoe de aartsvader bij zijn terugkeer uit Mesopotamië, vóór hij den Jabbok overtrok, een verschijning van engelen had; een schare van engelen zag, gereedstaande tot zijn bescherming. Den indruk geeft hij terug in den naam Mahanaïm, d. i. „legerplaats" of „twee legerplaatsen, " en wijst ons dus op het denkbeeld van in hun kamp saamverbonden krijgers.

Verder wijst ons ook 'sHeeren woord bij de gevangenneming in Gethsémané: f meent gij, dat Ik Mijnen Vader niet kan bidden, en Hij zal Mij meer dan twaalf legioenen engelen bijzetten.? (Matth. 26:52). op de voorstelling van een geordende krijgsmacht. Het Latijnsche woord legio, ons legioen toch, duidt aan een Romeinsche legerafdeeling, oorspronkelijk ruim drieduizend, in later tijden een dubbel zoo groot aantal manschappen sterk. En een dergelijke gedachte van een geordende krijgsmacht biedt ons niet slechts voor de goede engelen het zoo even vermelde woord van den Heiland, maar ook voor de kwade engelen het verhaal van den bezetene van Gadara. In het z.g. „dubbelspreken" der bezetenheid luidt het antwoord van den bezetene op'sHeeren vraag: elke is uw naam} Mijn naam is Legio: ant wij zijn velen. (Markus 5 : 9 en Lukas 8 : 30).

Uit dit laatste zien wij, hoe het in onderling verband staan, het geordend saamwerken, een scheppingsordinantie voor de engelen is, die zelfs in de gevallen engelen nog terug wordt gevonden. Iets wat evenzeer blijkt uit Jezus woord van den onreinen geest met zich nemende zeven andere geesten boozer dan hij zelf, als hij ingaat in den mensch waarvan hij eerst uitgegaan was (Matth. 12 : 43); uit wat de Schrift ons verhaalt van Maria Magdalena, uit wie Jezus „zeven duivelen uitgeworpen had." (Marcus 16 : 9).

Eindelijk de uitdrukking wagens. De uitdrukking komt o. a. voor in psalm 68 : 9:

Gods wagens, boven 't luchtig zwerk, Zijn tien en tienmaal duizend sterk, Verdubbeld in getalen Bij hen is zijne majesteit. Een Sinaï in heiligheid. Omringd van bliksemstralen.

Met „Gods wagens" worden hier de engelen bedoeld, en deze plaats is voor onze kennis van de wereld der engelen van groot gewicht.

Wanneer het toch in de Schrift heet: ods wagenen zijn tweemaal tienduizend, de duizenden verdubbeld; de Heere is onder hen, een Sinaï in heiligheid! (Ps. 68 : 18), dan wordt in dezen Psalm, in dit lied van strijd en overwinning, bezongen: oe Jehova, omstuwd van zijn hemelsche heirscharen, zijn heiligdom op Sion binnentrekt. Iets wat herinnert aan wat eens op Sinaï gebeurd was en waarvan wij lezen in Mozes zegening der twaalf stammen : De Heere is van Sinaï gekomen en is hun lieden opgegaan van Seïr: ij is blinkende verschenen van het gebergte Paran, en is aangekomen met tienduizenden der heiligen. De getallen in deze plaatsen genoemd, wijzen ons op de groote menigte der engelen. Ook in het boek Daniël wordt gesproken van zulke groote getallen. Het zijn duizendmaal duizenden, die God dienen, en tienduizendmaal tienduizenden, die voor Hem staan. (7 : 10). Maar bovendien hebben wij ook een niet onbelangrijk gegeven voor onze kennis van de engelen in het feit, dat zij in psalm 68 : 18 „Gods wagenen" worden genoemd. Om dit te verstaan is het goed ons te herinneren, wat van den profeet Elisa te Dothan vermeld wordt. Om hem toch van daar weg te voeren zond de koning van Syrië paarden en wagenen en een zwaar heir; welke des nachts kwamen en omsingelden de stad. (2 Koningen 6 : 15). En als nu de dienaar van den profeet verslagen uitroept: ch mijn heer! hoe zullen wij doen ? — ontvangt hij van den man Gods het bemoedigend antwoord: rees niet; want die bij ons zijn, zijn meer dan die bij hen zijn. (vs. 16). Maar bovendien worden hem op het gebed van Elisa door den Heere zelf, „de oogen geopend" en nu ziet hij hoe het gebergte vol paarden en wagenen van vuur, rondom Elisa was. (vs. 17). Tusschen deze vurige paarden en wagenen uit hgt.visioen, en de paarden en wagenen van-Syrië's koning, moet hier zekere overeenkomst gezocht.

Hebben wij bij de laatste aan strijdwagens, te denken, ook de wageiietfindeaan Elisa's dienstknecht te beurt gevallen verschijning, zijn strijdwagens; deze om van 's Heerenwege zijn volk te beschermen, gene om het van 's vijands wege te verderven. In de voorstelling van de engelen als „Gods wagenen, " ligt dus het begrip van een geordende legermacht, gereed om Gods bevelen ten uitvoer te brengen, en het is deze gedachte, die wij ook terugvinden in het „Gods wagenen boven het luchtig zwerk" van psalm 68.

Wijzen de vier uitdrukkingen van heirscharen, heirleger, legioen en wagenen, ons op een legermacht en daarmee op ordening, op eenheid, — toch mogen wij het ons niet voorstellen, alsof er in de engelenwereld uniformiteit, in den zin van de eentonigheid der gelijkvormigheid, zou heerschen.

Wat mee de schoonheid der stoffelijke wereld veroorzaakt, is juist de rijke verscheidenheid in de eenheid. Denk maar aan Paulus woord uit i Korinthe 15 : 41. Een andere is de heerlijkheid der zon, en eene andere is de heerlijkheid der maan, en eene andere is de heerlijkheid der sterren; want de eene ster verschilt in heerlijkheid van de andere ster. En zoo is het ook in de planten-en de dierenwereld, ja tot in die van kristallen en edelgesteenten.

Ook deze verscheidenheid in de eenheid is een scheppingsordinantie Gods, een overal zich vertoonende trek van de natuurlijke wereldorde. Maar niet minder dan in de stoffelijke — komt deze ordinantie uit in de geestelijke Schepping. Bij alle eenheid, die er tusschen de menschen is, hebt ge toch ook weer de rijkste verscheidenheid, in lichaamsbouw en gelaatstrekken reeds, maar vooral in het psychische, in wat men noemt de individualiteit, de persoonlijkheid. Zeker, hoe minder rijk in een bepaalden kring het geestesleven is, des te meer lijken de menschen ook uitwendig op elkaar, en ook, hoe meer de menschen door onderwijs en zeden op éénzelfde wijze worden afgericht, „gedresseerd, " des te minder treedt de individualiteit op den voorgrond, — maar toch, voor den nauwkeurigen waarnemer is de verscheidenheid niet verdwenen. Zelfs de tegenwoordige beschaafde Europeesche doorsnee-menschen mogen met hun eenvormige kleeding, zeden en denkwijze, naar Schopenhauers niet ongeestige opmerking, aan uit éen vorm gegoten, naar éen model vervaardigde fabriekswaren doen denken, bij nader kennismaking bevindt ge wel degelijk, hoe de indivJduaHteit zich ook hier niet door de dressuur heeft laten vernietigen.

En deze zelfde rijke verscheidenheid mogen wij ook verwachten onder de engelen.

Wat meer is, de Schrift komt ons dit bevestigen.

Gabriel.is een andere persoonlijkheid dan Michael, en deze laatste weer een gansch anders dan de eerste goed geschapen engel, die later Satan werd.

Dit kan ook niet anders.

Ieder engel dankt niet slechts zijn existentie maar ook zijn essentie aan God. Bedoelen wij met het eerste zijn bestaan dat hij bij de Schepping van God ontving; onder het laatste verstaan wij zijn wezen, zijn eigenaardigheid, het blijvende te midden van al het veranderlijke; en het is dat wezen, wat God van eeuwigheid gedacht heeft. Zonder essentie is er geen existentie, al kan de eerste ook zijn, gelijk aller creaturen wezenheden voor de Schepping, — zonder de laatste. Maar juist omdat de rijkdom van Gods gedachten zoo onnaspeurlijk groot is, is er dan ook zoo rijke verscheidenheid van wezen onder de menschen. Zie het maar bij uw eigen kinderen, — en ook onder de engelen.

Juist de omstandigheid, dat in de Schrift engelen met eigen namen genoemd worden, wijst er ons op, dat er onder deze geschapen geesten ook onderscheiding van wezen is. Immers de naam ziet in de Schrift op het wezen.

Al moet nu erkend, dat de gegevens der Schrift ons hier slechts spaarzamelijk worden geboden, wijl behalve Satan ons maar twee namen van engelen: Gabriel en Michael, worden genoemd, dit verandert niet aan de zaak zelf.

Over Satan kan eerst gesproken worden in een ander verband, maar hier dient, zij het ook kort, iets omtrent de twee andere engelen te worden medegedeeld.

Van Gabriel nu — de naam isHebrceuwsch en dus uit de „taal der engelen" (i Cor. 13:1), overgezet in die van het oude Bondsvolk en beteekent „man Gods" — lezen wij slechts op vier plaatsen der Schrift. Eerst in het boek Daniël en dan m het Evangelie van Lukas.

In het eerst genoemde Bijbielboek verhaalt, in het achtste hoofdstuk, Daniël zelf, hoe hij het „gezicht van den ram en den bok" ontving en hoe hij, zoekende het te verstaan, plotseling iemand met het uiterlijk van een man voor zich zag staan en van tusschen de oevers van den Ulai — een rivier waaraan Susan lag — een menschenstem hoorde, die riep: Gabriel geef dezen het gezicht te verstaan, (vs. 16).

En verder, in het negende hoofdstuk, dat der „zeventig jaarweken, " verhaalt evenzeer weer Daniël zelf, hoe hij eens nadacht over de zeventig jaren, gedurende welke, volgens Jeremia, Jerusalem woest zou hggen. Hoe hij toen in rouw en gebed zich wendde tot zijn God en voor zich en zijn volk belijdenis van schuld deed. En zie, terwijl hij nog bad, was toen de man Gabriel weer gekomen, omtrent den tijd van het avondoffer (vs. 18) en had hem de „zeventig weken" verklaard.

En ook wordt ons op twee plaatsen in het evangelie van Lukas omtrent Gabriel verhaald.

Eerst in hoofdstuk een, hoe hij in het heilige van Jerusalems tempel, „staande ter rechterzijde van het reukoffer-altaar, "door den priester Zacharias werd gezien en toen tot dezen zeide: Ik ben Gabriel, die voor God sta, en ben uitgezonden, om tot u te spreken en u deze dingen te verkondigen, (vs. 19). Dan, in dat zelfde hoofdstuk, hoe een zes maanden later tot de maagd Maria, in Nazareth, deze zelfde engel Gabriel van God werd gezonden (vs. 26), en na zijn: Wees gegroet, gij begenadigde! de Heere is met u, gij zijt gezegend onder de vrouwen, haar boodschapt: gij zult bevrucht worden, en eenen Zoon baren, en zult Zijnen naam heeten Jezus.

Dit is al wat de Schrift ons van den engel Gabriel mededeelt.

Men kan uit zijn woord tot Zacharias: Ik ben Gabriel die voor God sta, " afleiden, dat hij onder de engelen een zeer hooge plaats innam en behoort tot die „zeven engelen, " die, in heilig visioen, Johannes aanschouwde en waarvan hij ons verhaalt in Openbaringen 8 : 2: n ik zag de zeven engelen, die voor God stonden.

Tevens blijkt duidelijk, zoowel uit zijn optreden tegenover Daniël als tegenover Zacharias en Maria, dat hij onder menschen de roeping heeft Gods raad te openbaren, te doen verstaan. Dat hij niet, zooals ook door sommige Gereformeerde schrijvers uit vroeger dagen wel is geschied, met den Heiligen Geest mag vereenzelvigd worden, maar wel degelijk voor een schepsel, een geschapen engel is te houden, kan uit de aangehaalde plaatsen duidelijk worden voor een ieder, die niet in zijn ijver om de Roomsche engelen-vereering te bestrijden, de theorie meent te moeten verdedigen, dat er tusschen de engelen geen onderscheid bestaat.

Van Michael — ook deze naam is Hebreeuwsch, zoodat er dezelfde opmerking van geldt als boven bij dien van Gabriel, en die beteekent: „Wie-als-God" — lezen we in de Schrift op een vijftal plaatsen. Eerst weer in het boek Daniël, vervolgens in den brief van Judas en eindelijk in de Openbaring van Johannes.

In het eerstgenoemde bijbelboek nu verhaalt in het tiende hoofdstuk Daniël zelf, hoe hij eens, na drie weken slechts de allernoodzakelijkste spijzen te hebben genoten, aan de boorden van den Hiddekel of Tigris stond en daar een Man zag, een ontzettende gestalte. Zijn metgezellen zagen de gedaante wel niet, maar toch viel zulk een verschrikking op hen, dat zij vloden. Alleen overgelaten, valt hij in zwijm, als devreeselijke gestalte tot hem begint te spreken. Maar een hand raakt hem aan en de Man vermaant hem te hooren naar wat hij tot hem spreken zal. Dan verneemt hij van een strijd in de wereld der geesten, welke dien onder de menschen, onder de volkeren hier op aarde beheerscht, en hoe in dien strijd der geesten de Man, die tot hem spreekt, geholpen is door Michael. „En ziet, " zoo lezen wij in vers 13, „Michael een van de vorsten kwam om mij te helpen. En ook, hoe deze strijd in de wereld der geesten door den Man die tot hem spreekt, in de toekomst zal worden voortgezet, waarbij Michael zich zijn trouwe bondgenoot zal betoonen. In VS. 31 toch lezen wij, dat de Man zegt: en er is niet een, die zich met Mij versterkt tegen dezen, dan uw vorst Michael. Houden wij nu in het oog, dat in heel dit visioen scherp onderscheiden wordt tusschen den Man, die met Daniël spreekt, — „Wiens aangezicht was als de bliksem. Wiens oogen waren als vuurfakkclen, en Wiens armen |en voeten waren als gepolijst koper, vs. 6 — en Michael van wien gesproken wordt, dan gaat het niet aan om, waar men in den „Man" uit Daniël 10 den Messias meent te zien, dezen met Michael te vereenzelvigen en, gelijk sommigen ook onder de Gereformeerden hebben gedaan, Michael voor een ongeschapen engel, ja voor den Zoon Gods zelf te houden. „Ongeschapen engelen" zijn er nu eenmaal niet; ze laten zich zelfs evenmin denken als een „houten ijzer, " want tusschen Schepper en schepsel bestaan geen middelwezens. „De Engel des Heeren" waarvan wij zoo dikwijls lezen in de Schrift, is dan ook niet een „engel, " maar de Zone Gods Zelf, en van Hem kan dan ook hier, bij 'sHeeren ordinantiën voor de geschapen geesten, voor de engelen, niet gesproken. Eindelijk lezen wij van Michael nog in Daniel 12 : i, waar hij genoemd wordt die groote vorst, die voor de kinderen uws volks staat.

In het Nieuwe Testament wordt, naar wij reeds zagen, Michael op twee plaatsen genoemd.

Eerst in den brief van Judas vers 9: Maar Michael, de archangel, toen hij met den duivel twistte en handelde van het lichaam van Mozes, durfde geen oordeel van lastering tegen hem voortbrengen, maar zeide: De Heere straffe u.

De brief van Judas is gericht tegen de revolutionairen van dien tijd, de libertijnen, die door theorie en praktijk toonden alle ordinantie Gods te versmaden, alle heerschappij verwierpen. Tegenover deze dwaalleeraars, die met hun verderfelijke leer waarschijnlijk in de joodsch-christelijke gemeenten schade aanrichtten, wijst Judas nu zijn lezers in ons vers op het eerbiedig gedrag van Michael zelfs tegenover den duivel. Bij het lijk van Mozes, zoo wordt ons hier geopenbaard, ontstond tusschen Michael en den duivel een woordenstrijd. De laatste maakte er, naar sommigen meenen, wegens het ombrengen van den Egyptenaar, aanspraak op, en nu durfde Michael niet, uit eerbied voor Gods ordinantie, voor de aan Satan verleende macht, tegen die macht ingaan, en deed dus gansch anders dan de libertijnen, die de heerschappij verwerpen en de heerlijkheden lasteren, (vs. 8). In een volgend artikel, waar wij van de gevallen engelen hopen te handelen, komen wij hier nader op terug.

De tweede plaats, waar in het Nieuwe Testament van Michael wordt gesproken, is Openbaringen 12 : 7. En er werd krijg in den hemel; Michael en zijne engelen krijgden tegen den draak en de draak krijgde ook en zijne engelen. Wij hebben hier een zelfde gedachte als in het boek Daniël. De strijd op aarde tusschen de menschen gevoerd, wordt beheerscht door een anderen, die in de wereld der geesten wordt gestreden. De vervolging van Christus Kerk op aarde heeft haar oorsprong in Satans vijandschap tegen den Heere. Een draak, onder welk beeld Satan wordt voorgesteld, vervolgt de Vrouw en haar Kind, het geestelijk Israël en de daaruit geboren Gemeente. Maar hij, de draak met zijn engelen, wordt door Michael met zijn engelen overwonnen.

Ten slotte zij er hier nog op gewezen, dat waar Michael in Daniel „een van de eerste vorsten" en in Judas „archangel" of „aartsengel" wordt genoemd, wij zeer waarschijnlijk ook in i Thes. 4 : 16 aan Michael hebben te denken. Bij de beschrijving van de wederkomst van Christus toch schrijft daar de heilige Apostel: ant de Heere zelf zal met een geroep, met de stem des archangels, en met de bazuine Gods, nederdalen van den hemel. Zeker is, dat aan Michael, even als aan Gabriel, een zeer hooge positie onder de engelen toekomt.

Uit dit onderzoek nu blijkt, en daar was het ons juist om te doen, de onderscheiding tusschen engel en engel. Daar is, bij alle eenheid van geschapen geest te zijn, verschil in wezen. Gabriel is meer 'n beschouwende, contemplatieve geest, de militante, strijdvaardige Michael meer 'n geest van actie. Er is verschil ook in ambt, in bediening. Bij genen het doen verstaan van Gods Openbaring, bij dezen het strijden voor Gods Zaak.

Gabriel staat met de zes andere voor den Troon van den Eeuwige, Michael staat aan het hoofd van zijn engelen over legerscharen Gods.

Maar bij al dit verschil in aanleg en roeping is er toch ook weer verband en ordening, zijn er soorten en kringen, rangen en standen, die de engelen verbinden tot een wereld.

Daarover in een volgend artikel nader.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 april 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Van ’s Heeren Ordinantiën.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 april 1903

De Heraut | 4 Pagina's