Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Wet op het Hooger Onderwijs.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Wet op het Hooger Onderwijs.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Amsterdam, 8 Mei 1903.

De belofte door de Regeering afgelegd, dat zij de vrijmaking ook van het Hooger Onderwijs zou ter hand nenien, is geen ijdele belofte gebleken.

Reeds w^erd bij de Tweede Kamer een wetsontwerp ingediend, waardoor de mogelijkheid wordt geschapen dat ook aan de Vrije Universiteit gelijk recht als aan de Rijks-Universiteiten zal worden toegekend.

Voordat wij dit wetsontwerp bespreken, deelen wij eerst dat gedeelte mede, dat meer rechtstreeksch betrekking heeft op de vrije universiteiten.

Hierover handelt Hoofdstuk V:

Van de bijzondere universiteiten.

I07k. Door Ons kunnen bij besluit, den Raad van State gehoord, instellingen, stichtingen of vsreenigingen worden aangewezen als bevoegd eene bijzondere universiteit te hebben, die ten aanzien van uitdrukkelijk in de aanwijzing te noemen, door haar te verkenen, doctorale graden, gelijke rechten heeft als de Rijksuniversiteiten.

De door eene in dit hoofdstuk bedoelde bijzondere universiteit afgegeven getuigschriften van met gunstig gevolg afgelegde examens, vereischt ter verkrijging van de in de aanwijzing genoemde doctorale graden, geven, wat de bevoegdheid tot het geven van onderwijs betreft, gedurende drie jaren na den dag, waarop de examens met gunstig gevolg zijn afgelegd, gelijke rechten als de door de Rijks-universiteiten afgegeven getuigschriften van met gunstig gevolg afgelegde gelijke examens.

De in het eerste lid bedoelde aanwijzing kan te allen tijde op gelijke wijze worden ingetrokken. Komt eene aangewezen instelling, stichting of vereeniging de gestelde voorschriften niet of niet langer na, dan wordt de aanwijzing op gelijke wijze ingetrokken.

I07l. De instelling of vereeniging moet rechtspersoonlijkheid bezitten.

De instelling, stichting of .vereeniging moet vrij en onbezwaard bezitten een kapitaal van ƒ 100, 000, bestaande uit hier te lande gelegen, rentegevende onroerende goederen, uit inschrij vingen op een van de Grootboeken der Natio nale Schuld of uit effecten, voorkomende op de lijst, door Onzen Minister van Financiën vastgesteld krachtens artikel 6 der Borgtochtenwet. De onroerende goederen en de effecten mogen niet worden vervreemd, bezwaard of verpand dan na verkregen machtiging van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken en onder door heni te stellen voorwaarden. De effecten moeten in bewaring worden gesteld op eene door Ons aan te v/ijzen plaats.

Uiterlijk binnen acht maanden na afloop van elk kalenderjaar moet, voorzooveel de bijzondere universiteit betreft, de rekening en verantwoording der instelling of vereeniging over het afgeloopen jaar en uiterlijk één maand vóór den aanvang van elk kalenderjaar de begrooting van ontvangsten en uitgaven voor dat jaar aan Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken worden overlegd.

De universiteit moet ten minste drie der vijf faculteiten, genoemd in artikel 51, bevatten. Eene faculteit met minder dan drie gewone hoogleeraren komt hierbij niet in rekening. In elke taculteit moet onderwijs gegeven worden in alle vakken, waarin geëxamineerd moet worden bij de examens, vereischt ter verkrijging van den doctoralen graad, - waaraan rechten als bedoeld in artikel 107, ^, zullen worden ontleend.

De universiteit moet staan onder hel toezicht van een college van curatoren, bestaande u t drie ot vijf leden.

Alle de instelling of de vereeniging en de universiteit betreffende statuten, reglementen, verordeningen en besluiten moeten onverwijld aan Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken worden overgelegd. De wijze van aanstelling, schorsing en ontslag der hoogleeraren en andere docenten moet zijn omschreven.

Van elke aanstelling van hoogleeraren en andere docenten, moet worden kennis gegeven aan Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken, met overlegging van eene opgave van de getuigschriften en diploma's, die de aangestelde bezit, van de door hem uitgegeven geschriften, alsmede van een staat van zijne vorige betrek kingen, en voor zooveel de aangestelde voor de faculteit, waarin hij onderwijs geeft of zal geven, niet in het bezit is van een doctoraal diploma, verkregen aan eene Rijks universiteit of aan eene universiteit, die ten aanzien van de door haar te verleenen doctorale graden gelijke rechten heeft als de Rijks universiteiten, moet de aanstelling aan Onze bekrachtiging worden onderworpen. Deze bekrachtiging van de aanstelling van hoogleeraren en andere docenten wordt geacht te zijn verleend, indien binnen twee maanden na de dagteekeniug der aanvrage daarop geene beschikking is genomen of de beslissing daarop niet is verdaagd. De beslissing kan slechts eenmaal voor den tijd van ten hoogste twee maanden worden verdaagd en kan slechts bij eene met redenen omkleede beschikking worden geweigerd.

Het college van curatoren, de hoogleeraren en de andere docenten zijn gehouden aan Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken en aan de commissie, bedoeld in artikel 107/, de verlangde inlichtingen te geven omtrent de universiteit en het onderwijs.

De lessen, examens en promotiën alsmede de inrichtingen en verzamelingen, moeten te 1 allen tijde, voor de commissie, bedoeld in artikel 107/, en hare leden toegankelijk zijn.

De doctorale graden mogen slechts worden verkregen door het afleggen van gelijke, in het openbaar te houden, faculteits examens en het voldoen aan gelijke voorwaarden, als vastgesteld bij den algemeenen maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 84, met dien verstande, dat zij slechts door den senaat en ten overstaan van dat lichaam of van eene commissie uit zijn midden mogen worden verleend, na eene open bare promotie op proefschrift; welke promotie moet gehouden worden naar een over te leggen reglement van orde, dat genoegzame waarborgen biedt voor vrije bestrijding. Het doctoraal diploma moet om rechtsgeldig te zijn door den voorzitter der in artikel 107/ bedoelde commissie voor gezien zijn geteekend.

Tot het afleggen van de examens mogen alleen worden toegelaten zij, die in het bezit zijn van een der getuigschriften, vermeld in de artikelen 11 en 12, of van een daarmede gelijk gesteld getuigschrift. Vóór den aanvang van het examen moet aan de faculteit of aan haar voorzittend lid het getuigschrift worden over gelegd.

Ter zake van het onderwijs der hoogleeraren en andere docenten moet zijn verschuldigd een bedrag, ten minste gelijk staande aan dat, ver schuldigd voor het bijwonen der lessen aan de Rijksuniversiteiten, Zij die eene Rijksbeurs genieten, moeten van de betaling van collegegeld zijn vrijgesteld.

Voor het afleggen van elk examen moet zijn verschuldigd een bedrag ten minste gelijkstaande aan dat, verschuldigd voor het afleggen van de examens aan de Rijksuniversiteiten. Vóór den aanvang van het examen moet aan de faculteit of aan haar voorzittend lid worden overgelegd het bewijs, dat de daarvoor gevorderde som is betaald.

I07m. De senaat der universiteit heeft het recht om, ^op voordracht eener faculteit en na verkregen machtiging van Ons, wegens zeer uitstekende verdiensten, aan Nederlanders of vreemdelingen een der doctoraten, in de aanwijzing genoemd, honoris causa te verleenen.

Io7n. Uit 's Rijks kas kan aan de besturen der in dit hoofdstuk bedoelde instellingen, stichtingen of vereenigingen, ter tegemoetkoming in de kosten van de voorziening in onderwijslokalen, subsidie worden verleend.

Het subsidie gaat over een tijdvak van vijen twintig jaar een bedrag van / 100.000 niet te boven.

Aan elke universiteit kunnen van Rijkswege tien beurzen worden verleend, ieder van / 500, ter ondersteuning van onvermogende studenten van buitengewonen aanleg.

Deze beurzen worden door Ons toegekend, curatoren gehoord.

107o. Het in dit hoofdstuk bepaalde is, met uitzondering van het bepaalde in artikel ro7/, vierde lid, ciet van toepassing op de faculteit 1 der godgeleerdheid.

Van de aanstelling, schorsing of ontslag van hoogleeraren of andere docenten bij deze facul teit geschiedt, zonder meer, mededeeling aan 1 Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken.

Terwijl een volgend Hoofdstuk het toezicht regelt, dat de Overheid op deze universiteiten houden zal.

107p. Er is eene commissie van toezicht op het bijzonder universitair onderwijs, bestaande uit ten minste vijf leden. Zij worden door Ons benoemd en ontslagen.

Om de twee jaren treedt een hunner af; de aftredende is weder benoembaar.

De uitoefening van het toezicht op het bijzonder universitair onderwijs, bedoeld in de beide voorgaande hoofdstukken, wordt bij algemeenen maatregel van_ bestuur geregeld, met inachtneming van het in deze wet bepaalde.

107q. De leden der commissie genieten geene jaarwedde. Zij ontvangen vergoeding voor reisen verblijfkosten.

107r. De commissie ziet toe, of de in de beide voorgaande hoofdstukken gegeven voorschriften door de aangewezen instellingen of vereenigingen worden nageleefd. Bij niet-of niet langer naleving ervan geeft zij onverwijld kennis aan Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken.

Zij is bevoegd, zoo noodig door eene schriftelijke, onderteekende verklaring te verlangen, zich te overtuigen of een proefschrift als in artikel 107/, tiende lid, bedoeld, door den doctorandus zelven bewerkt en gesteld is.

Bij dat verslag wordt, voor elke universiteit bedoeld in artikel 107^ afzonderlijk, een rapport gevoegd over de door die universiteit verleende doctorale graden, de bij die universiteit verdedigde proefschriften en de door die universiteit afgenomen examens.

De commissie doet jaarlijks vóór i November j an Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken een beredeneerd verslag van hare werkzaamheden toekomen.

107t. De commissie of een of meer daartoe aangewezen leden kunnen, zoo dikwijls daartoe uitgenoodigd, de vergaderingen van de colleges van curatoren, bedoeld in de beide voorgaande hoofdstukken, bijwonen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 mei 1903

De Heraut | 4 Pagina's

De Wet op het Hooger Onderwijs.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 mei 1903

De Heraut | 4 Pagina's