Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

STOKOUD EN ZESTIEN JAAR.

WEG. III.

Zoo ging een jaar om, dat noch voor deouders noch voor den zoon nu juist genoegelijk was. Vader en moeder zagen met droefheid de waarheid van het woord der Schrift bevestigd: Kwade samensprekingen bederven goede zeden. Want Lukas werd steeds meer af keerig van al wat naar den dienst des Heeren geleek. Nu en dan hoorde men hem de ruwe matrozenliedjes zingen, of sloeg hij woorden uit, die hem een lang niet zachte bestraffing van vader op den hals haalden. Zijn vrije uren bracht hij door in 't gezelschap van vrienden. Des Zondags ging hij nog wel mee ter kerk, maar 't was om moeder genoegen te doen, en 't viel niet moeielijk op te merken, hoe weinig zijn hart was bij al hetgeen in Gods huis geschiedde.

Moeder vooral had daar veel verdriet van^ doch als zij er ernstig met Lukas over sprak, was altijd 't antwoord:

„Waarom mag ik dan ook mijn zin niet hebben? Ik wil zeeman worden, en geloof mij moeder, dan zal ik mij zoo goed gedragen, dat u er niets op hebt te zeggen."

Doch moeder zuchtte. Want zij wist dat Lukas zoo sprak in eigen kracht, en ook dat juist voor hem het beroep van zeeman zoo hoogst gevaarlijk was.

De winter was voorbijgegaan; de lente kwam aan en alles begon weer leven en groei te toonen. Ook in de haven van Dartmouth werd het allengs drukker, en Lukas had, even als zijn vader, handen vol werk om al de klanten te bedienen naar behooren.

’t Was juist in dien drukken tijd, dat moeder ernstig ziek werd. Ongelegener kon dit, zou men gezegd hebben, wel niet komen. Maar des Heeren gedachten zijn niet onze gedachten. Moeder werd ziek en bleef ziek maanden lang, zoodat haar dochter voor heel de huishouding moest zorgen. Toen de huisvrouw eindelijk in den nazomer wat beter werd, zei de dokter, dat zij veel spoediger geheel herstellen zou, indien zij een poos haar verblijf hield in een plaats niet aan zee gelegen. Gelukkig had vader bloedverwanten, die in het binnenste des lands woonden, en daarheen vertrok moeder al zeer spoedig.

’t Spreekt van zelf, dat het door dat al, in huis min of meer droevig was geweest. Moeders ziekte had als 't ware een schaduw op allen geworpen. Vader was zeer stil, en zuster moest alle kracht inspannen om voor de huis-

genooten te zorgen. Lukas had dit zeer goed opgemerkt, en het recht onaangenaam gevonden ook. Toen moeder nu vertrokken was, scheen hem het huis als uitgestorven, en kreeg hij al minder lust er te vertoeven. Vader was een streng en tamelijk driftig man, die 't niet lijden kon, als Lukas iijn hoofd en hart niet bij de zaken had. En daar dit laatste nog we eens gebeurde, viel er tusschen vader en zoon meer dan eens 't een en ander voor, dat juist niet liefelijk was. Als vroeger zoo iets dreigde te gebeuren, kwam moeder te rechtertijd tusschen beiden, doch thans was zij er niet.

Meer en meer vervreemdden vader en zoon van elkaar, en de gevolgen daarvan zouden blijken.

Op zekeren avond laat stond de oude Short in de deur van zijn wonmg, en keek de lange straat uit, of Lukas er nog niet aan kwam. Deze was met boodschappen uit geweest, doch nog altijd niet terug, schoon het reeds naar tien uur liep en alle winkels lang gesloten waren.

„Hij zal misschien opgehouden zijn bij een kapitein, vader, " zei de dochter, die op haar beurt kwam zien, wat vader zoo lang aan de deur ophield.

„Neen kind, " zei vader, „Lukas zal wel weer intt zijn goddelooze kornuiten op verkeerde wegen loopen. Ik heb hem, gelijk gij weet, zoo dikwijls vermaand, maar hij luistert er niet naar, zoo min als naar Gods Woord. Wat zal er van hem nog groeien? "

Dat wist Margarethe, zoo heette Lukas' zuster, ook niet te zeggen. Zij ging dus maar weer naar binnen en bad den Heere, het hart haars broeders te neigen naar Zijn wegen. Ook bad ^ij, dat er vrede mocht komen tusschen hem en zijn vader. Een oogenblik later trad de laatste weer binnen.

„Ik heb nu den winkel maar gesloten, " sprak hij blijkbaar ongerust. „Zoo lang is Lukas nog nooit uitgebleven.-Ik zal nog even wachten en dan ga ik hem zoeken."

Doch hoe lang men ook wachtte, de zoon verscheen niet. Vader Short kleedde zich nu, nam een zwaren, met ijzer beslagen stok mee, benevens zijn grooten wachthond en een brandenden lantaarn, en ging de straat op. 't Was namelijk destijds des nachts niet overal veilig, en daarbij was de plaats heel slecht verlicht, vooral aan den havenkant. Men moest dus wel goede voorzorgen nemen.

De stad Dartmouth was en is nog niet groot, zoodat vader geen bijzonder lange wandeling had. Bijna niemand was meer op straat. Slechts hier en daar liep nog zeevolk, dat weer scheep waarts ging. Aan een paar nachtwakers die Short tegenkwam, en die verbaasd waren, den winkelier in dit uur op straat te ontmoeten, vertelde hij de reden. Doch ook zij hadden Lukas gehoord noch gezien.

Mismoedig wendde de oude Short zijn schreden naar de haven. Er lagen schuitjes en bootjes genoeg, maar van Lukas was niets te bespeuren. En in den nacht te onderzoeken of hij ook ergens op een schip was, gelijk vader vermoedde, dat ging niet aan. Zoo keerde de wandelaar met groote bezorgdheid in het hart terug, en vertelde zijn wedervaren aan zijn dochter. Toen baden zij den Heere God, den afwezige te behoeden voor onheilen, hem weder te brengen, en daarop begaven zij zich ter ruste. Doch geen der beiden sliep veel. Elk oogenblik meenden zij Lukas te hooren kloppen, doch helaas, 't was verbeelding. 'sMorgens was hij er nog niet.

Tegen tien uur in den volgenden morgen veïscheen een jongen in den winkel, die vertelde, dal hij een briefje van Lukas had, 'twelk deze hem den vorigen avond had gegeven, met verzoek, het aan zijn vader te brengen. De jongen had dit beloofd, het briefje in zijn broekzak gestopt en toen — vergeten. Eerst dien morgen had hij het weer ontdekt, en zich toen gehaast het te brengen, wellicht hopend op een belooning. Maar de oude Short werd zoo boos toen hij hoorde wat er gebeurd was, dat de jongen, bevreesd voor een gevoelige op frissching van zijn geheugen, zich metterhaast wegpakte.

Haastig riep vader zijn dochter brak het briefje open, en wat las hij?

Lukas vertelde erin, dat hij naar moeder p ging om met haar te spreken. Hij zou wel r lang uitblijven, want het was eenige dagen i loopens, maar hij had er voor opgespaard en zou dus geen gebrek lijden.

Hij had, schreef Lukas verder, vast besloten, niet langer in huis te blijven. Hij wilde zeeraan worden; daar had hij altijd zin in gehad, en hij zou nu eenmaal* toch nooit voor iets anders deugen. Hij was naar moeder gegaan-om het haar te vertellen, en te vragen zij het goed vond. Als dat zoo was, kwam hij terug om met vader te spreken.

Zoo was die laatste dan nu wel gerust gesteld wat Lukas betreft, maar alles behalve tevreden.

„Hoe kan Lukas zoo zijn geluk verschop i pen, " zei hij tot zijn dochter; als hij mij op­ e volgt, heeft hij een kostelijk bestaan. En dan v dat gevaarlijk leven op zee, en die goddelooze z kwanten waar hij mee omgaat. Nu, ik zal afwach­ e ten wat moeder zegt".

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 mei 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 mei 1903

De Heraut | 4 Pagina's