Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

STOKOUD EN ZESTIEN JAAR.

IN DEN NOOD.

VI.

„Ja, " vervolgde de kwaker, „de slavernij is wel een der grootste ongerechtigheden, welke ooit op aarde zijn gepleegd. Maar laat mij u eens wat mogen vragen, jonge man. Zijt ge misschien zelf ook een slaaf? " •

„Ik? " vroeg Lukas verbaasd, terwijl hij den kwaker aanzag met groote oogen, „ik? Ik ben een vrije Engelschman, zoo goed als gij of wie ook."

„En toch zoudt ge een slaaf kunnen wezen, " was het antwoord, „want er staat geschreven: een iegelijk die de zonde doet, is een dienstknecht (d. i. een slaaf) der zonde."

„Zeker, mijnheer, " sprak Lukas; „ik wist niet, dat ge het zoo bedoeldet. Maar ziet ge, op die manier zijn er zoo veel slaven."

„Helaas ja, mijn jonge vriend. En toch zijn ze er nog erger aan toe, dan die enkel slaven zijn naar het lichaam. Want die laatsten zijn dat maar voor een tijd; de anderen blijven het voor goed, zoo de Heere Christus hen niet vrij maakt."

Lukas had grooten lust op te stappen. Want het was hem, net of hij Ds. Flavel in de kerk hoorde spreken. En nu hier, kwamen de woorden nog veel meer persoonlijk tot hem, en hij hoorde die liever niet. Dat kwam, doordat hij zeer goed de waarheid er van gevoelde en ook bij zich zelf moest erkennen: Ik ben zoo'n slaaf. Want gelijk we weten, onze Lukas was met Gods Woord groot gebracht en wie dat is, begrijpt veel eer dan een ander, wat door vrome menschen over de eeuwige dingen gezegd wordt. Des te grooler echter is de verantwoordelijkheid ook van iemand die zoo is opgevoed. Want hij weet den weg, en als hij er niet op wandelt, is het wijl hij geen lust heeft in de paden des Heeren.

Zoo ook Lukas. Had hij geen dorst gehad, en was de melk niet smakelijk geweest, hij zou maar spoedig zijn heengegaan. Nu echter bleef hij nog, al vond hij het niet aangenaam dat zijn gastheer hem strak aanzag, en blijkbaar zat te wachten op een antwoord.

Doch dit kwam niet, 'tzij dan dat Lukas er over verlegen zat, of dat hij niet wilde erkennen zulk een. een slaaf te zijn, als de kwaker bedoelde. Deze vroeg dan ook niet verder, maar zei Lukas, dat hij gerust weer kon komen, als hij daar gelegenheid toe had, en dat hij dan wellicht het antwoord mee zou bren t gen. De bezoeker bedankte viiendelijk voor 't genotene, zei dat hij niet wist, hoe lang zijn schip nog voor den wal bleef en — nam zich in zijn hart voor althans het begeerde antwoord niet mee te brengen.

Nu dat kon trouwens toch niet. Want nauw was Lukas weer aan boord of hij hoorde, dat er lading voor het schip was gevonden en nu alle kracht moest worden ingespannen om die in te nemen. Van aan land gaan, kon dus niet meer komen. Reeds twee dagen later ging „De Valk" weer in zee.

Bemoedigd door de eerste reis, die zoo voorspoedig geweest was, nam onzen Lukas den terugtocht aan. Hij voelde thans een verlangen naar huis, als hij nog nooit had gekend en verheugde zich bij de gedachte, dat elke morgen en elke avond hem nader bracht aan het vader land en aan Dartmouth.

Maar dat zou anders blijken.

Want toen men een dag of vier in zee was geweest, stak plotseling een dier hevige stormen op, welke in de West voorkomen, en die in kracht en woede alles o\? ertreffen wat wij hier kennen. Gelukkig bevond zich het schip in volle zee, zoodat er geen gevaar was voor stranden, doch des te meer werd het door wind en golven bedreigd. De kapitein die het noodweer had zien aankomen, deed wat hij kon, om het te ontzeilen, maar te vergeefs.

Tegen den avond werd de storm, die des middags was begonnen, al heviger. De grauwe lucht > verd zwart, en hevige slagregen kletterde tegen het vaartuig, dat met ontzettende snelheid werd vooruitgedreven. Te middernacht werd het slingeren en kraken van het schip zoo hevig, dat allen — er was natuurlijk van slapen geen sprake — verwachtten, dat „De Valk" zou te gronde gaan.

Lukas hield zich in doodsangst aan een touw vast, dat om den grooten mast was gebonden, 't Was om hem heen een schriktooneel, als hij nog nooit had aanschouwd. De kapitein, kalm als altijd, stond midden op het dek, en gaf zijn bevelen door de scheepstrompet. Doch zoo hevig loeide de wind, dat het bijna onmogelijk was een woord te verstaan. De matrozen liepen heen en weder, en sjorden met touwen en kettingen alles zooveel mogelijk vast. Toch sloeg er nu en dan een of ander over boord. Sommigen wrongen de handen van vrees en angst. Eenigen baden overluid om redding doch anderen vloekten en verwenschten zich zelf, dat zij zoo dwaas geweest waren in dit gevaarlijke vaarwater te komen. Lukas zag strak voor zich. Hij dorst niet opzien naar de golven die tegen het schip aansloegen, en verwachtte elk oogenblik, dat het zou uiteenslaan.

Nu kwamen hem de woorden van den kwaker in de gedachten, en ook hoe hij getracht had, de ernstige vraag te vergeten, hoe eer hoe beter. Thans gevotlde hij recht, hoe hij niet alleen een zondaar was voor God, maar ook hoe de vrees des doods die voor oogen stond, hem beving. En thans, voor het eerst van zijn leven, begon Lukas te bidden, al hoorde niemand dit; te smeeken, dat God hem mocht redden uit den nood, en dan weer veilig thuis brengen. Dan zou hij

Opeens kreeg het schip een geweldigen schok, gevolgd door een akelig gekraak. Heel het vaartuig trilde en draaide als een tol rond. Met moeite bleef Lukas op de been. Doch met ontzetting hoorde hij den kreet van het scheepsvolk:

„Het roer is gebroken! We zijn verloren!

Het eerste was, helaas, waar. „De Valk" was nu in waarheid een speelbal in de golven, en dreef zonder stuur in volle vaart noord-oostwaarts. Kwam de Heere God niet reddend tusschenbeiden, dan was het, dat begreep elk, met het schip gelijk de manschap gedaan.

Die nacht was de schrikkelijkste welke Lukas zich later ooit herinneren kon. De kapitein trachtte nog het volk moed in te spreken, doch vergeefs Toen hij echter hen vroeg met hem te bidden, waren allen bereid. Dit geschiedde beneden, terwijl slechts een paar man boven bleven. Doch daarna gingen de meesten weer op het dek.

AAN VRAGERS.

Op de vraag van H., hoe het komt, dat er zooveel rivieren in ons land zijn die Aa heeten, is het antwoord, dat dit eenvoudig daardoor komt, dat Aa of Aha, een oud woord, beteekent waUr. Zoo is te begrijpen, dat een kleine 50 wateren in Nederland dien naam dragen, en er ook plaatsnamen zijn waarin dit Aa voorkomt, b.v. Ter Aa, Breda, ('t Laatste ligt aan het riviertje de Aa.)

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juni 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juni 1903

De Heraut | 4 Pagina's