Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Wassende in de kennisse van God.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Wassende in de kennisse van God.”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daarom ook wij, van dien dag af dat wij het gehoord hebben, houden niet op voor u te bidden, en te begeeren dat gij moogt vervuld worden met de kennisse van zijnen wil, in alle wijsheid en geestelijk ver stand; opdat gij moogt wandelen waardiglijk den Heere tot alle behagelijkheid, in alle goede werken vrucht dragende en wassende, in de kennisse Gods. Col. I : 9, 10.

Wie Gods wil doet, wast door dat inleven in den wil van God, vanzelf ook in de kennisse des Heeren.

Als er twee personen zijn, de één een stipt en strikt belijder maar in zijn leven afdolend, en de ander een stipt en strikt belever, maar in zijn belijdenis slordig, dan heeft de belever, die Gods wil doet, betere kans, om zijn God te kennen, dan de belijder die u verbaast door de haarfijne uitspinning van zijn begrippen.

Het dusgenoemde „Christendom van de daad", het „practische Christendom", de richting die in „Christian works", d. i in „Christelijke werken", heil zocht en zoekt, had dus in zooverre volkomen gelijk, dat het doen van den wil Gods zeer zeker een der middelen is, waar niet buiten kan wie tot rijke kennisse Gods wil geraken.

Is de kennisse Gods het eeuwige leven, dan kan de kennisse Gods niet buiten het leven omgaan. Eeuwig leven, herinner het u toch telkens, is niet leven hiernamaals, maar een leven, dat niet uit den put, maar uit de fontein komt. Een kennisse Gods die zelve zulk eeuwig leven zijn zal, kan derhalve niet buiten uw practisch doen, uw werkelijk bestaan, uw zinnen en handelen worden gedacht.

Werkt nu in al uw doen en optreden een wil, en is uw doen en optreden dan alleen goed, zoo het aan den wil des Heere conform is, dan voelt ge op die wijze reeds, dat er tusschen de kennisse Gods en het doen van Zijn wil verband ligt.

Een os kent zijn bezitter, heet 't bij Jesaja, maar Israël verstaat niet. In ons land zouden we zeggen: een paard kent zijn berijder. De trekos neemt bij ons die groote plaats niet in het leven in. Maar hoe kent de trekos zijn bezitter, hoe kent het paard zijn berijder? Zeker ten deele door het oog en ten deele door het oor, maar stellig niet het minst door de manier, waarop met het trekdier en het paard wordt omgegaan. Als de ruiter van achteren opkomt, zoodat zijn paard niets van hem ziet, en hij geen woord of geluid uitgeeft, zoodat het dier niets hoort, dan kent het edel paard zijn ruiter toch terstond, en weet onmiddellijk of zijn bezitter dan wel een vreemde in het zaal sprong. Dat paard, zoo het een goed rijpaard is, kent den wil van zijn berijder en conformeert zich zich daaraan, zóó sterk zelfs, dat ten laatste het paard één met zijn ruiter wordt, en het paard met name op het slagveld vanzelf doet wat zijn ruiter wil, ook al liet deze allen teugel glippen. Aldus is het dier, door zich scherp te laten dresseeren, zoozeer tot kennis van zijn bezitter gekomen, dat het hem een levend ondergebon den instrument werd. g

En zoo nu ook is het kind van God, dat in Gods wil inleefde, en zich door niets dan door Gods wil zelf naar Gods wil conformeerde, tot een instinctieve kennisse van zijn God gekomen, als geen Catechismus en geen confessie geven kan.

We zeggen niet.) dat deze aldus verkregen kennis de eenige, noch ook dat ze voldoende is, en evenmin dat ze genoegzaam helderheid biedt; wat we beweren is alleen dit, dat het doen van Gods wil een eigen trek in de kennisse Gods aanbrengt, die er zijn moet, zal die kennisse levend zijn, en die door niets anders, hetzij dan verstand of gevoel, is te vervangen.

Neem het vergeven van wie tegen u misdeed. Ge weet als kind van God zeer wel dat dit uw plicht is. Zóó uw plicht, dat ge ernietmeê van al zijt, zoo ge uitwendig u goed houdt, en geen kwaad met kwaad vergeldt. Het Christelijk vergeven reikt veel verder en gaat veel dieper. Het moet een oprec'at vergeven zijn, zoodat er niets bij u blijft zitten. Niet één enkel onkruidzaadje van wrok of bitterheid mag er in u overblijven. Anders deugt het niet.

Ge moet aldus uw ergsten vijand vergeven, en vergeven op zulk een voet, dat ge zegent wie u vloekte en metterdaad ^•^y'vfl.x^ lief hebt.

Let er op: ge moet uw vijand liefhebben. Niet hem liefde bewijzen, om te toonen hoe grootmoedig gij zijt, en hem door uw liefde betoon feitelijk vernederen. Neen, ge moet hem liefhebben als uzelven. Bijna onbegrijpelijk, en toch het moet.

Ge bidt in het Onze Vader: Vergeef mij mijn schuld gelijk ik vergeef mijn schulde" naren.

Uw uit liefde vergeven, is alzoo de maat van de schuldvergiffenis die gij voor uzelven van God afbidt.

Niet alsof God aan uw maat gebonden zou zijn, of ook u vergeven zou omdat gij vergeeft. Dat alles ware het Evangelie omkeeren. Neen, maar het beduidt, dat gij niet meer c'urft vragen van uw God, dan gi] zeli weet dat in uw hart is om aan uw schuldenaars te doen.

En wat wil dit nu anders zeggen, dan dat gij, den wil van uw God in het vergeven van uw vijand volbrengende, aldus voelt wat vergeven is, van uw God den zin en den wil om te vergeven ontvangt, en alzoo tot de kennisse van uw God komt, voor wat aangaat Zijn zin en wil om u te vergeven.

Wie zelf niet vergeeft, wie tegen Gods wil in haat blijft dragen, en zich niet naar Gods wil in het vergeven conformeert, die mist die bepaalde kennisse Gods, die hem duidelijk maakt, hoe zijn God hem vergeeft.

Klaar ziet ge het dus reeds in dit ééne voorbeeld, hoe het doen van Gods wil u in de kennisse van God doet wassen.

Niet overdrachtelijk, niet oneigenlijk, maar in der daad en waarheid.

Tevens merkt ge hieruit nog iets anders.

Het „practisch Christendom van de daad", dat uit Engeland naar ons overwoei, legt bij zonderen nadruk op het doen van iets extra's, van iets buiten het gewone leven om. Het spreekt daarom bij voorkeur van „Christian Works" van „Christelijke werkzaamheden", en verstaat daaronder dingen die buiten het gewone leven van beroep, gezin en maatschappij omgaan. „Christian Works" heet dan ijveren oor de zending, bezig zijn voor de Christelijke school, armen bezoeken, voor zieken en blinden zorgen, en zooveel meer.

En ten deele is deze opvatting instinctief juist.

Als het Christendom levenskrachtig de wereld ingaat, kan niets van dat alles uitblijven. Het hoort er alles bij. Het echte, ware Christendom kan zich niet vergenoegen met het gewone leven te bezielen. Het treedt ook op met allerlei, dat onbekend blijft zoolang het Christendom ontbreekt.

Alleen maar, het is een groote fout te wanen, dat hel alleen te doen is om de rozen die tegen den muur groeien, en dat men dien muur achter de rozen wel in puin kan laten vallen.

Neen, het doen van Gods wil bestrijkt heel ons leven, ons gewone leven zoowel als het extra-leven, en juist de kennisse van Gods wil in het gewone leven is veel fijner, veel ingewikkelder, veel moeilijker dan in die buitengewone dingen.

Wat Gods wil is in uw persoonlijk leven, in uw roeping, in uw levenstaak, in uw gezin met al zijn verhoudingen, in de maatschappij en in uw omgang met menschen, is een levensstudie, waarin ge nooit uitgeleerd zijt, en die tot aan uw dood doorgaat. En er toe te komen, om in dat alles niet alleen in te zien wat Gods wil is, maar ook om uw zin naar dien wil van God om te buigen, en uw leven naar dien wil van God in alles, tot in het kleinste toe, te conformeeren, is een dagelijksche studie niet alleen, maar een dagelijksctie worsteling, waarin alleen hij die door Gods Geest geleid wordt, triomfeert.

Welnu, wie zich daartoe zet, wie daartoe zich opmaakt, wie daarmede eiken dag bezig is, die leert telkens meer van Gods wil verstaan, en met elke overwinning die zulk een behaalt, wast hij ook dagelijks in de kennisse Gods. Eeo kennisse, die hij niet met zijn verstand, maar met heel zijn persoon opdoet.

Kind van den Vader in de hemelen wordt ge meer en inniger, hoe meer gij gevoelen gaat en gezind zijt zooals God is.

Immers niet dit is dan de wille Gods, zoo ge een enkel maal, tegen uw zin in, heroïek u zelven weerstaat, en voor God zwicht. Neen, doen den wille Gods is, aldus omgezet worden in uw zin en neiging, dat gij zelf wilt wat God wil. En wie daartoe geraakt, en daarmede dagelijks bezig is, die wast vanzelf in de kennisse Gods, door te wassen in de kennisse van zichzelven.

Ge zult dit beseffen, zoo ge wel indenkt, dat in God zijn Wezen en zijn Wil niet twee, maar één zijn.

Gods wil is de kristal zuivere uitdrukking van zijn Wezen. Kennisse van Gods wil wordt alzoo vanzelf kennisse van zijn Wezen. Het één is niet van het ander af te scheiden.

Alleen maar, de wil van God kan alleen langs den wils weg waarlijk gekend wordt.

Of ge al de Tien Geboden opzegt, en uit heel de Schrift elke uiting van Gods wil opzamelt, dat geeft u nog niet het minste recht, om te zeggen, dat ge alsnu Gods wil kent.

Van buiten ja, maar de wil is van binnen, en kan alleen van binnen gekend worden, door met uw persoonlijken wil in den wil van God in te gaan.

Wat het is, een schip door den stroom in veilige haven te sturen, weet niet hij, die in een boek over zeevaartkunde las, wat een schipper in den storm te doen heeft; maar is alleen aan hem bekend, die zelf in den stroom eweest is, het schip er door heen heeft ge stuurd, en behouden in de haven is binnenevallen.

En zoo ook hier is het kennen van Gods wil niet te verwerven door een van buiten leeren van zedelessen, maar moet ge met het orgaan van uw eigen wil zóó Gods wil vatten, dat ge zelf dien wil volbrengt. En zóó alleen komt ge langs den wils-weg tot die kennisse Gods, die uitsluitend langs dien weg te leeren is.

Ge moet daarom dat Engelsch practische Christendom niet afkeuren als ware het tot niets nut. Integendeel, het is volstrekt onmisbaar. Alleen maar, ge moet het verdiepen. Ge moet het op heel uw leven toepassen. En ook ge moet helder inzien, dat de wilskennisse van uw God, wel verre van al de kennisse Gods te zijn, er slechts een deel van uitmaakt. Een deel, dat zeer zeker niet ontbreken mag, maar dat toch eerst met die andere kennisse Gods, die ge door verstand, gevoel en verbeelding verkrijgt, aam één geheel, en saim die volle kennisse ods uitmaakt, die het eeuwige leven is.

Slechts zult ge dit in het oog houden, dat et dagelijksche wassen in de kennisse Gods oornamelijk langs den wilsweg verkregen wordt.

Er is tweeërlei wille Gods, de ééne over u, e andere voor u.

Er is een wille Gods over u, die uw leven, w levensgang en levenslot bepaalt. Het was ie^ wille Gods, waarvan Jezus bad: Niet ijn wil, uw wil geschiede.

Maar er is ook een wille Gods voor u, die u zegt hoe gij zult willen en wat gij zult doen en laten; en het is die wil Gods, waarvan het in het Onze Vader heet: Uw wil geschiede gelijk in den hemel door uw engelen, zoo ook op aarde door mij.

En het is die tweede, die laatstgenoemde wil van God, die, zoo ge er in leeft en er u naar vervormt, u ongemerkt elkeu dag der week in de kennisse van uw God doet wassen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juni 1903

De Heraut | 4 Pagina's

„Wassende in de kennisse van God.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juni 1903

De Heraut | 4 Pagina's