Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buiteuland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buiteuland.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitscbland. Kerkelijke toestand in Bremen.

De stad Bremen had van oudsher den naam van „een herberg voor de kerk des Heeren" te zijn. Dit neemt niet weg, dat in den laatsten tijd daar gehoord werd van leeraars, die met den Christus geheel gebroken hebben. Een dier predikanten. Dr. Kalthoff, kwam met de niet meer nieuwe leer voor den dag, dat Christus nooit geleefd heeft! Zijn voorganger Moritz Schwalb wilde in Christus nog „een goed mensch" erkennen, maar Dr. Kalthoff beweert, dat Hij die nog de harten van duizenden vervult, nooit werkelijk heeft geleefd!

Nu heeft men er zich over verwonderd, dat de belijders van den Christus te Bremen geen piging wagen om deze ergernis uit de kerk des Heeren weg te nemen.

Wanneer men echter weet hoe de Evangelische kerk van de stad Bremen georganiseerd is, zal men zich daarover niet meer verwonderen.

Immers de stad is verdeeld in verschillende kerkelijke gemeenten, die door geen enkele organisatie aan elkaar verbonden zijn. Het eenige gemeenschappelijke orgaan der landskerk van Bremen is de kerkelijke commissie van den Senaat, Deze commissie staat over alle godsdienstige genootschappen en heerscht als bisschop over de uit-en inwendige belangen der Evangelische gemeenten. In alle andere landskerken heeft de overheid ten minste nog kerkelijke colleges, synoden enz. naast zich, door en met welke zij het sumepiscopaat over de kerk uitoefenen. In Bremen is er niets van dit alles te vinden. Een staatkundig lichaam, de Senaat, beroept de predikanten die door de gemeenten gekozen zijn, en legt die predikanten de verplichting op volgens de Schrift te prediken. Feitelijk kan echter een predikant leeren wat hij wil; het is mogelijk dat hij predikt dat het Boedhisme een voortreffelijker religie is dan het Christendom, zonder dat iemand het hem kan verhinderen. Want de Senaat van Bremen trekt zich daarvan niets aan.

Wij meenen dat de geloovigen in Bremen met zulk een toestand geen vrede mogen hebben. Uit „Missionsconferenzen" die er in die stad gehouden worden en door allerlei arbeid op Christelijk gebied blijkt het, dat er nog een kern van geloovigen overgebleven is. Doch het komt ons voor, dat deze zich behoorde op te maken voor de vrijmaking hunner kerk uit de zoo knellende banden, waardoor zij vroeger een prediker als M. Schwalb en nu een leeraar als Dr. Kalthoff als hun dienaar moeten erkennen.

— Naar aanleiding van de overwinning der socialisten.

De Duitsche keizer heeft den jongsten triumf dien de socialisten bij de stembus behaalden schijnbaar zeer kalm opgenomen. Hij sprak: „Het socialisme is eene verschijning, wier ontwikkeling men moest afwachten." Hij wilde niet ingrijpen. Wij houden het er voor, dat dit keizerlijk woord voor Duitschland weinig goeds voorspelt. Immers kan de vorst niet bedoeld hebben, dat hij niet van plan is door gewelddadige middelen den loop van het proces te stuiten, of op een anderen weg te leiden. Daartoe ontbreekt hem de macht. De keizer kan toch niet gebieden, dat het volk andere menschen als hunne vertegenwoordigers kiezen zal; en al beging hij de dwaasheid om zulk een bevel uit te vaardigen, hij beschikt toch niet over middelen, om in zulk een geval gehoorzaamheid af te dwingen. Maar wèl meenen wij, dat Wilhelm II door zijn uitlating heeft willen te kennen geven, dat hij niet van plan was, op welk gebied ook, zijn gedragslijn te veranderen. En dit betreuren wij ten zeerste.

De mannen die het goede voor Duitschland zoeken, zijn door den keizer telkens bitter teleur gesteld; zij die meenen, dat de Evangelische landskerk hare roeping ten opzichte van het Pruisische volk beter kan vervullen, wanneer zij meer vrijheid en meer zelfstandigheid bezat, werden in het aangezicht geslagen, doordat Wilhelm II den hofprediker Stöcker, die daarvoor pleitte, eenvoudig als zoodanig ontsloeg.

Zij die er van overtuigd zijn, dat de aanstaande dienaren der kerk eene opleiding behooren te hebben in overeenstemming met de belijdenis der kerk, en die daarom aandrongen op benoeming van hoogleeraren, welke de leer der kerk beamen, kregen steeds nul op het rekest. Zij die meenden, dat men dan zelfde hand aan den ploeg moest slaan, om eene opleiding in bedoelden geest in het leven te roepen, moesten van hunne pogingen afzien, daar er op de medewerking van de regeering niet te rekenen was, en men zonder deze niets kon uitrichten.

Daarentegen was de bekende moderne hoogleeraar Harnack een gezien man aan het hof; en toen de keizer den hoogleeraar Delitzsch afviel,

om in zijn brief aan admiraal Holmann te kennen te geven, dat hij met zijne moderne critiek niet medeging, deed hij het in zulke bewoordingen en openbaarde hij daarbij zulke gevoelens, dat oppervlakkige rechtzinnigen wel meenden, dat de godheid van Christus door den keizer tegenover het ongeloof was gehandhaafd, doch meer der zake kundigen moesten vernemen, dat de Duitsche keizer ten opzichte van de Heilige Schrift op modern standpunt staat. Nu staan daartegenover wel verschillende uitingen, b.v. bij het openen van de gerestaureerde kerk te Wittenberg, en bij het in gebruik nemen van de Evangelische kerk te Jeruzalem, maar die zijn geneutraliseerd door de vriendschapsbetuigingen van den sultan van Turkije (door Gladstone de gekroonde moordenaar genoemd) en door de weigering om den president der Transvaalsche republiek te ontvangen. Wij houden het er voor, dat de zegepraal der sociaaldemocratie in Duitschland voor geen gering deel te wijten is aan het feit, dat de Duitsche keizer aan de leiders der sociaal-democraten een menigte stokken in handen gegeven heeft, om daarmede te slaan. Opmerkelijk is het ook, dat de Duitsche keizer zich, in den loop der tijden, versc'-mlJend uitliet over de „vaderlandslooze gezellen." Eerst was de sociaal democratie volgens hem een voorbijgaande verschijning; daarna wilde hij, dat men het aan hem zou overlaten, om met hen klaar te komen; nu is het weer een verschijning, wier ontwikkeling men moet afwachten. Maar met dat al ziet de Duitsche keizer, al is hij een veelzijdig mensch, niet in, dat hij door het drijven zijner politiek, die het stoffelijk belang van Duitschland allereerst op het oog heeft, het socialisme bevordert.

Frankrijk. De Fransche radicalen tegenover de Gereformeerde Kerk.

Het gaat in Frankrijk gelijk het een twintig tal jaren geleden in Duitschland ging, toen de regeering den strijd aanbond tegen de Roomsche Kerk. Toen werd Rome wel op allerlei manieren tegengewerkt (waardoor een uitkomst verkregen werd die het tegendeel was van hetgeen men had verwacht) doch de Evangelische kerk leed de grootste schade. Rome bleek tegen den stroom te kunnen oproeien, maar de Evangelischen zagen de positie hunner kerk steeds verzwakken. Het was te voorzien, dat in Frankrijk ongeveer hetzelfde zou plaats hebben en wij vreezen met dezelfde uitkomst. In den laatsten tijd zijn op bevel van de overheid niet alleen Roomsche ^ kerken gesloten, maar werd op hoog bevel dezelfde maatregel toegepast op Protestantsche bedehuizen. Opmerkelijk is het daarbij, dat de gemeenteraad van Havre eene resolutie aannam, waarbij de regeering uitgenoodigd wordt, de kapellen van alle gezindten te sluiten, welke zonder toestemming der regeering geopend werden. De protestantsche pers protesteert terecht tegen de toepassing der wet, — die gericht is tegen Roomsche congregatiën, — op den arbeid der Gereformeerde Staatskerk, en op die van kerken welke reeds van den staat gescheiden zijn. Het zou merkwaardig zijn indien de overheid Godsdienstige gemeenschappen vervolgen ging, welke ten koste van vele offers zelfstandig bestaan; die dus op hun kosten de scheiding van kerk en staat, voor zooveel haar betrof, tot een voldongen feit maakten, terwijl volgens de Fransche radicalen de losmaking van den band van kerk en staat, de normale toestand voor de kerk is ! Het zou dan toch openbaar worden, dat de Fransche radicalen niet anders dan de vernietiging van de kerk op het oog hebben, en dat hun geroep om verbreking van het concordaat hetzelfde beteekent als: weg met alle kerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 juli 1903

De Heraut | 2 Pagina's

Buiteuland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 juli 1903

De Heraut | 2 Pagina's