Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voorreformatorische Catechese.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voorreformatorische Catechese.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Twee jaar geleden promoveerde de heer A. Troelstra, predikant te Burgwerd, met eene dissertatie over den toestand der Catechese in Nederland gedurende de Voorreformatorische eeuw. Met groote belangstelling werd deze degelijke studie ontvangen, en van meer dan eene zijde de hoop uitgesproken, dat Dr. Troelstra zijne studiën op het gebied van de historie der Catechese, met name in ons vaderland, zou voortzetten. En reeds nu verscheen van zijn hand een lijvig boekdeel getiteld: „Stof en Methode der Catechese in Nederland vóór de Reformatie". Het sluit zich van iielf nauw bij het eerst vermelde proefschrift aan, en bedoelt, naar de schrijver zelf in de Inleiding zegt, om te geven wat von Zezschwitz aanduidt met de woorden Catechismus en Catechese, terwijl in zijne dissertatie door Dr. Troelstra het Catechemunaat werd behandeld. En wel bepaald in het belangrijke tijdvak, dat aan de Reformatie voorafging en met het optreden der moderne devotie geacht kan worden te beginnen.

In de eerste afdeeling handelt de Schrijver over „de Stof." Achtereenvolgens worden besproken : de zonde, de deugd, het gebed, het geloof, de kerk. De tweede afdeeling beschrijft „de Methode" en schetst den leergang, den leervorm en de opneming der leerstof. Uit de bronnen zelve bewerkt, geeft de Schrijver menig nieuw gezichtspunt en menige welkome correctie. Voorts gaf de schrijver zich ernstig rekenschap van de wijze waarop hij zijne stot verdeelt. Gewoonlijk is de volgorde anders, en wordt eerst het Credo, dan het Onze Vaderen daarna de Wet behandelt. Terecht breekt Dr. Troelstra met deze methode, omdat zij niet beantwoordt aan den feitelijken toestand van het catechetisch onderwijs in deze periode. Wel wordt in de Middeleeuwen de Decaloog af en toe gebruikt als een prikkel tot deugd — in den regel echter doen de tien geboden dienst als spiegel der zonde, of als een leiddraad voor den biechtvader. Daarom moeten zij bij het stuk van de zonde besproken worden. De deugd toch werd naar de bekende rubrieken van: de zeven deugden, de theologische deugden, de cardinale deugden, de zaligsprekingen, de werken van barmhartigheid enz. behandeld, en niet aan de hand van de tien geboden.

Evenzeer is het goed gezien om de zoogenaamd „historische stof" der catechese in deze periode te behandelen bij het Credo. Alleen toch worden die gedeelten van de Bijbelsche geschiedenis ietwat breeder behandeld, die betrekking hebben op de Schepping, den val en de verlossing. Trouwens werd van de eerste tijden af het onderwijs in de Bijbelsche geschiedenis aan de Apostolische geloofsbelijdenis verbonden.

Ook is het eene verbetering, dat de Schrijver niet meer, als in zijne dissertatie, spreekt van „Cultische leerstof', maar het onderwijs in de leer der Sacramenten met dat in den cultus samenvat onder één hoofd: de kerk.

Het laatste deel van dit geschrift is gewijd aan de bespreking van de methode. Zeer jrist is daar door den Schrijver het gezichtspunt aangegeven, dat niet slechts de aard der leerstof invloed uitoefent op de te volgen leermethode, maar dat de keuze dier stof ook weer bepaald wordt door het doel, dat men zich voorstelt. In deze periode nu was het catechetisch onderwijs in de eerste plaats een onderwijs in devotie. En omdat op catechetisch gebied meer sprake was van den lageren vorm der devotie, waarbij niet zooals bij den hoogeren vorm de mystieke vereeniging met God, doch meer het ernstig strijden tegen de zonde op den voorgrond trad, kwam het onderwijs in de middeleeuwsche vroom-

heid practisch vaak neer op een leeren biechten. Naar dit uitgangspunt behandelt de Schrijver de verschillende deelen der methode, waarbij hij zich echter, evenals in zijne dissertatie, niet beperkt tot de zuivere catechese, maar ook op het onderwijs in den cultus, houtsneden en schilderingen, kerkelijke drama's en processiën wijst, dat echter niét zoozeer den catechumenen als-wel heel de gemeente gold.

In zijn besluit geeft de heer Troelstra eene beoordeeling van de catechese in deze periode, die wij over het geheel kunnen onderschrijven. Veelal wordt zij te zeer onderschat. En het is, gelijk de Schrijver het uitdrukt: bij alle uiterlijkheid kweekte de catechese onzer vijftiendeeeuwsche vaderen niet weinig innige vroomheid, en moet het oordeel onderschreven: zonder den arbeid der Middeleeuwen was de catechese na de Reformatie niet geworden, wat zij geworden is.

Slechts gaat m i. de Schrijver te ver als hij meent dat in twee punten het middeleeuwsche godsdienstonderwijs (waarom niet gehouden „de catechese" ? Zij is immers iets anders dan gods dienstonderwijs) het latere beslist vooruit was. Hij ziet dien voorsprong hierin, dat men had, naast de normen voor de kennis der zonde, ook normen voor de kennis der deugd. Hij meent dat de decaloog meer negatief is dan positief van aard. Mij dunkt echter, dat ligt er aan hoe men de wet als regel der dankbaarheid ontvouwt.

De Heidelbergsche''catechismus geeft toch telkenmale genoeg aanleiding om de positieve zijde van het gebod te doen kennen. Zie vraag 94, 98, 99 (slot), lor, 103, 104, 106 en 107, m, 112 (sot), 113 (slot).

Ds methode, om aan de hand van de tien geboden de geheele christelijke moraal te be handelen, verdient de voorkeur boven het kiezen van allerlei categorieën, die dan als normen voor het christelijk leven gaan gelden.

Het tweede voordeel ziet Dr. Troelstra in het feit, dat de leer der laatste dingen in deze periode breeder behandeld wordt dan in de catechismi der Reformatie. De Middeleeuwsche catechese doet het naar de vier uitersten: de ' dood, het oordeel, de hel, de hemel. Vooreerst zegt de Schrijver zelf, dat in deze stukken de leer van de laatste dingen op onvolkomen, fantastische en zinnelijke wijze behandeld wordt. En dan mag er op gewezen, dat, al worden deze stukken in onzen catechismus niet afzonderlijk behandeld, zij toch herhaaldelijk ter sprake ko menj bij vraag 11, 42, 44. 45^ 46, 52. 57-5^, 123. Breeder behandeling in de catechese zal toch wel niet gaan vóór het inzicht der belijdende kerk in deze stukken helderder is, of men verloopt weer in fantastische of zinnelijke voorstelling.

Wij mogen de bespreking van dit uitnemend geschrift van Dr. Troelstra niet eindigen zonder zijne nauwkeurige bestudeering aan allen aan te bevelen, die in de historie der catechese belangstellen. Van zelf spreekt als het ware de wensch, dat Dr. Troelstra zijne studiën op dit terrein voortzette, en wij van zijne hand ontvangen eene even degelijk beiVerkte beschrijving van de Reformatorische catechese, als ons nu door hem van de vroegere periode gegeven is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 oktober 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Voorreformatorische Catechese.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 oktober 1903

De Heraut | 4 Pagina's