Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Bijblad der Geldersche Kerkbode zet Ds. Wielenga de verklaring van ons Doopsformulier voort:

Die afwassching der zonden, d. i. die vergeving der zonden (zie vr. 70 Catech.) en wedergeboorte (zie art. 34 Geloofsbel.) wordt ons door den Heiligen Doop betuigd en verzegeld.

Op dat »betuigen" en «verzegelen" moet nu onze aandacht ten scherpste gevestigd zijn. In die beide woorden toch ligt uitgedrukt, wat ons formulier onder de eigenlijke werkzaamheid en geestelijke waardij van den doop verstaat. Zij zeggen ons, welke de verhouding is tusschen het teeken en de beteekende zaak, tusschen den doop en den doopeling.

Om duidelijk te zien wat er staat, moet ge eerst zien wat er niet staa*.

Er staat niet: Ten tweede is de Heilige Doop de afwassching der zonden door Jezus Christus.

Er staat ook niet: De H. Doop onderstelt de afwassching der zonden.

Evenmin worden de termen gebezigd, die in het eerste stuk door ons zijn gevonden en spraken van een leeren en vermanen, dat de doop doet.

Neen, er wordt hier met nadruk betuigen en verzegelen gezegd.

En wat is betuigen ? Het is op iemands overtuiging werken, zoo dat hij overtuigd wordt.

Het is dus veel sterker uitdrukking dan beteekenen.

Een teeken is iets zichtbaars, dat ons aan iets onzichtbaars doet denken. Het is iets uiterlijks, dat in onze verbeelding de voorstelling wekt van iets dat innerlijk of verborgen is.

Zulk een teeken is de doop ook. Het water heeft in de schepping van God zulke heerlijke eigenschappen ontvangen; het is met zulk een reinigmakende kracht bekleed voor het natuurlijke leven, dat het de geestelijke reiniging en afwassching der zonden door Jezus bloed in het werk der herschepping afschaduwen, in beeld voorstellen of beteekenen kan.

Ook een leerschool is dus het water in het tweede stuk. Het geeft hier ook onderwijs. Het verricht dus een dubbele functi'e {werkzaamheid^*. In het eerste stuk, dat der ellende, stelt het op indirecte wijze de onreinheid der ziele aanschouwelijk voor. En hier verzinnebeeldt het op directe wijze de verlossing van die onreinheid door het bloed van Christus.

Att, 34 onzer Belijdenis zegt het: „Zoo heeft Hij dan bevolen Ie deepen al degenen die de zijnen zijn in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, alleen met rein water; ons daar-

mede te verstaan gevende, gelijk het water de vuiligheid des lichaams afwascht, wanneer wij daarmede begoten worden, hetwelk op het lichaam des^enen die den Doop ontvangt, gezien wordt en liem besprengt dat alKOO het bloed van Christus hetzelfde binnen in de zielen doet door den Heiligen Geest, dezelve besprengende en zuiverende van hare zonden en ons wederbarende uit kinderen des toorns tot kinderen Gods."

En in vr. 73 van den ; Catechisraus luidt het: om ons daarmede te leeren, dat, gelijk de onzuiverheid des lichaams door het water alzoo ook onze zonden door het bloed en den Geest van Christus weggenomen worden."

Maar betuigen is toch nog meer dan een teeken Mven. Het is niet slechts in het bewustzijn een voorstelling willen wekken maar in het hart een zekerheid zoeken Ie vestigen; het is een beroep doen op het geweten.

Zie het maar in de Schrift.

En de Heere zeide tot Mozes: aat, betuig dit voik dat zij niet doorbreken tot den Heere, om te zien'en velen van hen vallen (Ex. 19 : 2P.

Hoor mijn volkl en Ik zal spreken; Israël! en Ik"zal onder u betuigen-. Ik God ben Uw God (Ps. 50 : 7')

En met veel meer andere woorden betuigde\\\) (Petrus), en vermaande hen, zeggende: Wordt behouden van dit verkeerd geslacht (Hand. 2 ; 40)

Zoo nu roepen de droppelen van het doopwater tot de ziel, die haar reinigmaking en zaligheid buiten zichzelf in Christus zoekt: geloof toch de afwassching der zonden, twijfel niet, laat u overreden want het is werkelijkheid en waarheid!

Ja, die droppelen zijn meer nog dan een betui ging, zij zijn een verzegeling van de wedergeboorte voor de kinderen Gods.

Een zegel is niet een onmiddellijk beroep op het hart, maar een middellijk bewijs, dat vooral op het •verstand zich richt. Het beperkt de mogelijkheid van vergissing tot de kleinst denkbare afmeting. Een zegel is iets, dat men onderzoeken kan, dat men na mag speuren Het is een waarmerk, dat keuring doorstaan kan en ondergaan wil. Het is de zekerheid zelve.

Onderstel, dat bij gelegenheid van een doopsbediening aan u gevraagd werd: is het kind met water gesprengd? dan zou het stellige antwoord zijn: J3, want .ik heb het gezien. En indien men het dan bestrijden wilde en zei: vergist ge uniet? dan zou het bijna verontwaardigd wederantwoord zijn: ik heb toch mijn oogen; wat ik gezien heb, heb ik gezien. Dat besprengen, 't welk men voor oogen aanschouwd heeft, is dus een feit, dat zóó vast staat, dat niemand met nog zooveel drangredenen het schokken kan.

Welnu, even zeker als het feit der uiterlijke be druppeling, mag en moet voor het geloofsbesef van den vrome vaststaan het feit van de inwendige besprenging door het bloed van Christus. Niet de mogeL, kiieid, maar de werkelijkheid. Niet het misschien, maar de zekerheid.

Het doopwater is een zegel, het zegel van God.

Zoo zegt onze belijdenis, vr. 69 van den Cate chismus: , , Alzoo, dat Christus dit uitwendig water bad ingezet, en daarbij toegezegd, heeft, dat ik ZOO zekerlijk met zijn bloed en Geest van de onreiiiigheid mijner ziel, dat is van al mijne zon den gewasschen ben, als ik uiter lijk met het water, hetwelk de onzuiverheid des lichaams pleegt weg te nemen, gewasschen ben''. En in vr. 73: „Niet alleen om ons te leeren, maar veelmeer, dat Hij ons door dit Goddelijk pand en waarteeken wil verzekeren, dat wij ZOO Waaraolltigiyk van onze zonden geestelijk gewasschen zijn, als wij uitwendig met water gewasschen worden."

Dezelfde taal spreekt art. 34 onzer Confessie.

Uit dit alles blijkt zonneklaar, dat de Heilige Doop niet de afwasschingderzondengeeft of werkt, ook niet haar in de toekomst als mogelijkheid stelt, maar haar eenvoudig constateert als een feit, dat gebeurd is, en nu met het zegel der echtheid wordt gewaarborgd, opdat het in het hart en bewustzijn zij ingeplant.

Wie dit weerspreekt, valt niet slecht ons formulier, maar ook onze belijdenis aan, en stelt zich tegenover de Schrift, die den doop het bad der wedergeboorte en de afwassching der zonden noemt (Tit. 3 : S, Hand. 22 : 16, i Cor. 6 : 11).

Ook voor deze klare en heldere uiteenzetting van de beteekenis van den doop zij Ds. Wielenga onze dank geboden. Het is volkomen juist, dat zóó de verzegelende kracht van den Doop alleen tot haar recht komt en elke andere voorstelling tegen de Schrift ingaat.

Maar juist daarom verwondert het ons te meer, dat Ds. Wielenga begint met te zeggen, dat in ons doopsformulier niet staat, dat de doop de vergeving der zonden onderstelt.

Natuurlijk bedoelt hij niet, dat deze woorden in het Doopsformulier niet voorkomen, want dan zou deze opmerking al te onnoozel zijn. Heel het verband wijst uit, dal hij deze uitdrakking wraakt als minder juist.

En dat begrijpen wij niet.

Volgens Ds. Wielenga — en wij zijn dit van harte met hem eens — geschiedt de afwassching der zonden niet in den doop; is de doop ook niet een belofte van een toekomstige afwassching voor den gedoopte, die gelooft en tot bekeering komt; maar wijst de doop als zegel op een afwassching die geschied is en waarvan de echtheid door den doop gewaarborgd wordt.

Maar eilieve, wat is dit anders dan dat de doop de afwassching der zonden veronderstelt? Indien men niet stelt, dat deze afwassching van te voren geschied is, dan kan de doop ook geen zegel zijn, want wat er niet is, kan niet verzegeld worden. En is het dan geen ijdele woordenstrijd, wanneer men, de zaak toegevende, de bedoelde uitdrukking afkeurt ?

Wellicht dat Ds. Wielenga gelegenheid vindt in een volgend artikel hierop nader in te gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 december 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 december 1903

De Heraut | 4 Pagina's