Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods openbaring en het Recht.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods openbaring en het Recht.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Amsterdam, 23 Dac. 1903

Het eerste bezwaar van Prof. Groenewegen, dat de Gereformeerden en Roomschen zich het monopolie toekenden van een rechtsbeschouwing, die het recht als uitvloeisel van Gods wil beschouwde, bleek dus onjuist. Ook al zou Prof. Groenewegen op staatkundig-gebied ons moeilijk een andere partij kunnen aanwijzen, die déze erkenning in haar program van beginselen schreef dan de Roomsche en Antirevolutionaire partij, toch is daarom onzerzijds nooit geloochend, dat de ethische theologie ook in haar moderne schakeering den Goddelijken oorsprong van het recht staande hield. Al blijft het te betreuren, dat van de dagen van Groen van Prinsterer af de ethische en ethischmoderne theologen zich steeds in de politiek aan de zijde der liberalen hebben geschaard en daardoor al hun invloed op de ontwikkeling van ons staatkundig leven hebben verspeeld, toch belet dit ons niet dankbaar te waardeeren, wanneer ook hunnerzijds een protest uitgaat tegen de valsche scheiding tusschen religie en politiek. Zelfs zou niets ons liever zijn, dan wanneer deze theologen hun schoone betuigingen ook in daden omzetten en als zelfstandige partij optraden, om in het parlement voor dit beginsel te strijden. Dan, maar ook dan eerst, zouden zij er aanspraak op kunnen maken, in een politiek debat met name te worden genoemd.

Toch is deze miskenning van de ethischmoderne theologie niet het eenige bezwaar, dat Prof. Groenewegen inbrengt. Hij oor­ o deelt ook, dat de Gereformeerden en T Roomschen ten onrechte beweren, dat in v de Schrift hun een Goddelijke openbaring k is geschonken, die ook op het gebied van d de politiek voor hen Goddelijk gezag heeft, omdat zij in de practijk zich niet aan de f Schrift zelf, maar aan hun menschelijke uitlegging van de Schrift houden :

Onwaar is eindelijk dat de Roomsche of Antirevolutionaire geleerde en staatsman zich weïenlijk en consequent, aan de Schiift vast houdt als een letterlijk onf ; iibare Godopenbaring. Zij houden zich vast aan hun eigen mensche lijke uitleggingen, aan hun dikwerf verwrongen en gedraaid redeneeren om bijbeluitspraken met nieuwer weten en denken te rijmen. Zij houden zich , yast aan al hun menschelijk, en lang niet altijd hoog en ede'menschelijk gedoe met de Schrift. Zij staan dus niets minder aan onzekerheid, dwaling en zelfbedrog bloot als wie naast de Schrift als hoogste voortbrengsel der godsdienstige ontwikkeling de beste pro ducten van de ontwikkelde wetenschap onzer dagen legt om op allerlei gebied nader te komen tot de waarheid. Ja, door deze dogmatische zelfverblinding en door hun hardnekkig vasthouden, niet aan de openbaring Gods, maar aan menschelijk geredeneer over een onderstelde godsopenbaring, staan zij er nog veel meer aan bloot dan wie in de Schrift, gelijk in allen arbeid, dien God ons tot stand brengen liet, het vergankelijke van het eeuwige blijft scheiden en zich bewust is dat alle waarheid, ook die des geloofs, leeft, zich ontwikkelt en groeit.

Een zoo scherpe beschuldiging zegt natuurlijk al zeer weinig, wanneer elk bewijs ontbreekt. Prof. Groenewegen zal zeker niet eischen, dat het gezag van zijn professoraal woord hier als afdoende zal gelden. Wie aanklaagt, heeft de juistheid van die aanklacht met feiten te bevestigen. En waar geen enkel feit genoemd wordt, daar kan deze aanklacht eenvoudig ter zijde worden gelegd. Slechts éen ding kan hierop geantwoord worden, dat Prof. Groenewegen, naar de gewone methode der moderne theologie, begint met aan de Schriftgeloovigen een puur mechanisch inspiratiebegrip toe te dichten, alsof volgens hen „de Schrift een orakelboek zou zijn voor allerlei wetenschap" en dan hen van inconsequentie beschuldigt, omdat zij in de practijk een geheel ander gebruik van de Schrift maken, dan naar zijn opvatting uit hun dogma volgen moet. Deze methode van beoordeeling nu is noch wetenschappelijk noch rechtvaardig. Indien ik iemand publiek van onwaarheid beschuldigen wil, omdat zijn handelingen m. i. in strijd zijn met zijn beginsel, dan is het wel de eerste eisch der rechtvaardigheid, dat ik dit beginsel, dat als m.aatstaf van beoordeeling dienst moet doen, niet zelf poneer, maar het neem zooals mijn tegenstander het belijdt. Van Roomsche zijde is dan ook, gelijk Prof. Groenewegen in een volgend artikel meedeelt, reeds tegen zijn onjuiste voorstelling van het Roomsche dogma geprotesteerd. Wij Gereformeerden kunnen ons hierbij aansluiten. Prof. Groenewegen heeft met deze aanklacht getoond, dat hij noch het Gereformeerde noch het Roomsche dogma van het gezag en de inspiratie der Schrift begrijpt.

Wanneer Prof. Groenewegen ten slotte opmerkt, dat zij, die voor het gezag der Schrift buigen, nog veel meer blootstaan aan onzekerheid, zelfbedrog en dwaling dan zij, die de openbaring Gods niet absoluut maar relatief nemen, dan is ook dit oordeel met de werkelijkheid lijnrecht in strijd. Hoeveel punten van verschil er tusschen degenen, die aan de Schrift gelooven, mogen bestaan, omtrent de grondslagen van recht en zedelijkheid zijn zij het volkomen eens en tegenover materialisme en socialisme bleek hun geloof nog steeds — naar Prof. Groenewegen erkent — het machtigste wapen. Terwijl omgekeerd de zwevende opvatting van de openbaring Gods in pantheïstischen zin, zooals de modernen die belijden, juist alle zekerheid wegneemt, en aan het subjectivisme vrij spel laat. De modernen mogen het onderling eens zijn in hun negatie van de dogma's der Kerk, maar zoodra zij positief zullen belijden, wat de openbaring Gods in natuur, historie en geweten hun leert, ontstaat een Babylonische spraakverwarring en is niet één theoloog het met den ander eens. Ds. Bax, die met vuur het socialisme verdedigt als eisch van het zedelijk geweten, draagt evenzeer den naam van modern theoloog als Prof. Groenewegen, die het socialisme bestrijdt. De voorstanders der „vrije liefde" beroepen zich met evenwel kracht op de inspraak van hun zedelijk gevoel, als zij, die voor de heiligheid van het huwelijk opkomen. Dit kan niet anders. Waar het objectieve gezag van een klaar en duidelijk gesproken Woord Gods ontkend wordt, daar heeft ieder evenveel recht om de inspraak van zijn zedelijk gevoel voor de stem Gods te houden. Juist daarom ontbreekt bij deze richting alle zekerheid omtrent den wil Gods en staat de weg voor zelfbedrog en de gevaarlijkste afdwaling hier het meest open.

Voor den hoogen levensernst, de handhaving van het zedelijk ideaal, de innige mystiek der ethisch-modernen hebben wij diepen eerbied. Maar hoe weinig dit alles baat om den stroom van materialisme en socialisme bij het volk te keeren, toont Noord-Holland, waar de moderne theologie nu een halve eeuw lang oppermachtig heeft geheerscht en waar religieus ^en ethisch ons volk wel het diepst is weggezonken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 december 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Gods openbaring en het Recht.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 december 1903

De Heraut | 4 Pagina's