Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Ziet een zaaier.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ziet een zaaier.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En hij sprak tot hen vele dingen door gelijkenissen, zeg gende: iet, een zaaier ging uit om te zaaien. Mattheus 13 : 3

„Zi(t, een zaaierl" Kunt ge dat van elk vader, van elke moeder, van elk onderwijzer zeggen? Merkt ge in de gezinnen, in de kringen uwer vrienden, op de scholen, dat er werkelijk gezaaid wordt?

Bij die vraag denken we niet enkel aan uitzaaien van het Bijbelwoord. Zeker, ook dat kan van hooge beduidenis zijn. Allerlei aangrijpend Bijbelwoord vroeg in het geheugen geprent, kan als een stemme Gods, heel het leven door, in onze ziel nadreunen, om ons van kwaad af te houden en naar het heilige te trekken. Zelfs louter als geheugenwerk ligt er een onmiskenbare kracht in.

Maar toch zou het veel, veel te beperkt zijn, indien het zaaien daartoe beperkt bleef.

Elke gedachte, elk denkbeeld, elk vermaan, elke waarschuwing, elke toon van liefde en deernis, elke uiting van sympathie, kortom alles wat van onze lippen, wat door onzen blik, door onze houding, door ons voorbeeld, op een ander indruk maakt, en iets in den bodem zijner ziel doet bezinken, is geestelijk zaaisel.

Zaaisel dat goed kan zijn, maar ook, helaas, zaaisel, dat een gifplant in het hart van het kind kan doen opkomen.

Want vergeet niet, er is een zaaien, dat opzettelijk bedoelt te zaaien, maar er is ook een zaaien dat ongemerkt geschiedt; en dat ongemerkte zaaien gaat eiken dag, in eiken kring, bijna bij elke ontmoeting door. En stellig kan het oog er niet helder genoeg voor opengaan, hoe juist wie ongemerkt zaait, maar al te dik wijls hoogst bedenkelijk zaaisel uitstrooit. Op straat, vóór winkels en in winkels, in sociëteiten en herbergen, bij bezoeken, aan festijnen, uit boeken en bladen worden eiken dag in breeden kring indrukken, gewaarwordingen opgevangen, die maar al te vaak kwaad nawerken.

Niet dadelijk. Och, uit één korrelke belladonazaad schiet ook niet dadelijk hoog de gifplant op, en al wipt die plant ten slotte haar kiemkop uit den bodem, daarom is er nog volstrekt niet aanstonds de booze giftige vrucht.

Al die indrukken, al die gewaarwordingen zijn niets dan zaadjes. En gelijk van het gevleugeld zaad dat onze lindeboomen loslaten, de Wind er misschien slechts één op de honderd op een plek brengt, waar het ontkiemt, zoo is het ook met het booze geestelijk zaad. Maar zelfs al ontkiemt er slechts één honderdste van, dan nog is het zoo verwoestend voor het jeugdig hart.

En wat nog erger is, er zijn ook, zij het al niet talrijk, demonische personen, Aït opzettelijk zaaiers en zaaisters van slecht zaad, van echt geestelijk onkruid, in anderer hart zijn, en die er lust aan hebben zielen te verderven, 'tïij om er zelf goddeloos profijt van te hebben, hetzij, wat eerst het echt demonische is, uit opzettelijke zucht om slecht te maken.

Zoo heeft satan in groote menigte zijn nooit rustende werkers, die, opzettelijk of onopzettelijk, dag na dag, het zaad van zijn onkruid uitstrooien; en ge moogt, bij den steeds vrijer toon van ons maatschappelijk leven, wel zeggen dat God uw kind bijzonder genadig was, zoo de wind des daags dat booze zaad over het hart van uw kind liet heenwaaien, zonder dat het er op neerviel en er indrong.

Doch juist daarom plaatst God nu in het leven tegenover die zaaiers van het onkruid, in zijn naam en van zijnentwege, de zaaiers van het goede zaad, die tegenover die macht der duisternis de macht en den invloed stellen van het Koninkrijk der hemelen.

Doch dan mag ook dat uitzaaien van het goede zaad niet te beperkt als loutere predicatie worden verstaan.

Zeker, de bezielde, de in God geheiligde, de van hooger vuur doortintelde predicatie is er de hoogste uiting van. Maar vooreerst staat de predicatie lang niet altoos op dat hooge, bezielde en daarom bezielende standpunt. En bovendien, die predicatie legt slechts op zeer enkele uren van heel de week beslag, en onderwijl gaat het leven al de zeven dagen van de week door.

Het zou daarom geen verhouding hebben, om het zaaien van het goede zaad tot die enkele uren te beperken, en al de dagen daarna het zaaien van het booze onkruid rusteloos te laten doorgaan.

Neen, al de dagen der week, van den vroegen morgen tot den laten avond, moet ook het goede zaaien worden voortgezet.

. Een enkel maal opzettelijk door een vermaan, een waarschuwing, een wenk in het goede oogenblik; maar moest ongemerkt door indruk ken die van uw persoon, van uw leven, van uw houding, van uw doen en laten, van uw gesprekken, van uw voorbeeld in den ruimsten zin uitgaan.

Ook lectuur is hier een groote macht, en het is daarom zoo te betreuren, dat de dichtader onder Christenen niet milder vloeit, en de boeiende phantasie-letterkunde niet op hooger peil staat.

Edoch, dit hangt aan talent en gave, en God zij gebeden, dat Hij ook dit soort zaaiers in grooter aantal en van hooger geesteskracht onder ons uitzende.

Maar wat, geheel afgezien van dit talent en van deze bijzondere gave, een ieder in het uitstrooien van het goede zaad lust moet geven, is het gewone leven, is de opvoeding der jeugd, is de steeds voortgaande onderlinge opvoeding, die weelkaar in den gewonen omgang aanbrengen.

Waar het zaadje van een boos onkruid indrong, moet aanstonds in grooter aantal het goede zaad opschieten om het onkruid in zijn opkomen te verstikken. Niet omgekeerd.

En in dien zin zij de vraag herhaald: Als men op U wijst, zijt ge dan zeker dat men ook van u zeggen zal en kan: Zie, een zaaier!

Van elk woord, dat we spreken, zullen we eens rekenschap geven. Niet in een verhoor, waarom we het zóó en niet anders hebben gezegd, met recht onzerzijds om ons tegenpleidooi te voeren. Neen, maar doordat God ons zal toonen, welke de werking was, en hoever de werking ging, die van ons woord op anderer hart geoefend werd.

Soms zal ons dat verrassen door den heerlijken, den gezegenden invloed, die, zonder dat we het van verre vermoed hadden, van een door ons gesproken woord uitging. Maar ook bitter zal het ons kwellen, als ons getoond wordt, wat fatale yverking een onbedacht gesproken woord op anderer zin en leven had.

En nu is dit het jammerlijkst, dat verreweg de meesten hierop zoo weinig bedacht zijn, dat ze niet voelen hoe hun woord en hun voorbeeld gedurig een vuur is, waar vonken van af spatten, en dat ze in hun onbedachtzaamheid met dat vuur zoo gevaarlijk spelen. Zoo b. v. wat baat het u, of ge bij uw opvoeding al telkens uw kind met het Woord bezaait, als ge slag op slag door uw gesprek en uw voorbeeld onkruid-zaad over het goede zaad heenstrooït.

Dat is de valsche scheiding, alsof het leven werkeloos bleef, en alleen bijbelsch vermaan werkte. Want juist dit is niet zoo. Als uw eigen leven niet van den geest des Woords doorademd is, bederft ge telkens door uw leven, wat uw vermaan in het hart van uw kind poogde op te bouwen.

De echte zaaier zaait aldoor, zoo dikwijls het oogenblik gunstig is, en zoo alleen moogt ge u een gelukkig ontkiemen van het goede zaad beloven.

Ziet, een zaaier! — wordt ook daaraan beproefd of ge geduld hebt, om te wachten tot het door u uitgestrooide zaad ontkiemen kon.

Niets toch is droever, dan te wanen, dat uw vermaan, uw waarschuwing, uw oproep tot het heilige, plotseling het hart van uw kind omzet. Wie weet wat zaaien is, weet ook, dat het uit gestrooide zaad zijn tijd moet hebben, om te kunnen ontkiemen. En hebt ge dat geduld nu niet, en verwijt gij het uw kind, dat de vrucht van het zaad niet aanstonds uitkomt, dan hin dert gij het ontkiemen, dan belet ge het vrucht zetten, dan verbittert ge, en verstoort uw eigen zaaisel.

Het verstandige, het van God gewilde zaaien luistert zoo nauw. De landman weet dat elk zaad zijn tijd heeft, en ook bij de opvoeding moet het soort van zaad dat ge uitstrooit, met de jaren van uw kind verband houden. Ook de gelegenheid beslist zoo in het oog loopend voor de ontwikkeling van het zaad, dat ge uitwerpt. Ook het leven heeft zijn steenachtige plekken, en zijn plekken vol doornen en diste len. Daarom is het zoo heilige kunst om voor het uitstrooien van uw zaad de goede plek, de plek met diepe rulle aarde te kiezen.

Er kan daarom niet genoeg op worden aangedrongen, dat toch in onze gezinnen, dat toch in onze scholen, dat toch in onze maatschap pelijke kringen, de plicht en de kunst van het goede zaaien steeds ernstiger beoefening vinde. De macht van het onkruid-zaaien neemt op zoo verontrustende wijze toe, en ook on «e kinderen staan al zeer spoedig aan den verderfelijken invloed, die hier van uitgaat, bloot.

Zoo nu kan het niet anders, of we raken achteruit, en we verliezen terrein, en onze kin deren zullen ons teleurstellen, indien niet elk onzer zijn roeping verstaat, om zaaier, om zaaier van het goede zaad te worden, en deze hooge roeping te vervullen met heiligen kunstzin, met stil geduld, in nooit uitgeputte liefde, in steeds nauwer gemeenschap met Hem, die ons het zaad dat we uitstrooien zullen, toereikt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 februari 1904

De Heraut | 4 Pagina's

„Ziet een zaaier.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 februari 1904

De Heraut | 4 Pagina's