Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Schoolquaestie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Schoolquaestie.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Het rapport door het Bestuur van de Vereeniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs in hét licht gezonden onder den titel: De toekomst van het Christelijk Onderwijs — te verkrijgen bij den uitgever J. H. Bos te Kampen — is ongetwijfeld een der belangrijkste geschriften, die in den laatsten tijd over de schoolquaestie zijn verschenen.

Het heeft dan ook zonder eenige reclame van de schrijvers of den uitgever terstond in heel de pers de aandacht getrokken, is overal met warme ingenomenheid begroet, en de denkbeelden, in dit rapport ontwikkeld, mogen dus geacht worden de uitdrukking te zijn van wat schier algemeen wordt gewenscht.

Nu is dit succes zeker niet het minst te danken aan de voorjlrefïelijke wijze, waarop deze brochure geschreven is. Eerst wordt kort maar zakelijk een overzicht gegeven van de verschillende fazen, die de schoolstrijd sinds de dagen van Groen van Prinsterer doorliep; een apercu, dat voor de historie blijvende waarde heeft. Daarna worden met forschen greep de gevaren geteekend, die door vermeerdering van Staats-subsidie en dientengevolge van Staats-invloed het Chris^ telijk onderwijs bedreigen. Terwijl eindelijk de middelen worden aangewezen, waardoor dit gevaar het best kan gekeerd worden en tegelijk het Christelijk onderwijs tot nog hooger bloei kan worden gebracht.

Het hoofddoel van dit rapport is, om hierbij op twee dingen te wijzen. Vooreerst, dat er een deugdelijke organisatie van het Christelijk onderwijs moet komen. En ten tweede, dat gezorgd moet worden voor een degelijke opleiding onzer onderwijzers. Terwijl het rapport beide aldus met elkander in verband brengt, dat de opleidingsschool het middelpunt van de organisatie worden moet.

De beide genoemde middelen tot bewaring en voortgaande volmaking van het Christelijk, onderwijs, n.I. organisatie van het Christelijk schoolwezen en eene kweekschool ter opleiding van de Christelijke onderwijzers, zijn wel onderscheiden, maar zij sluiten elltander niet uit. Veeleer zijn ze onderling verwant en behooren ze in hunne toepassing ten nauwste verbonden te worden. Want eene organisatie van het Christelijk schoolwezen, die om de opleiding zich niet bekommert, zal in den nieuwen toestand, welken wij waarschijnlijk eerlang intreden, eene duidelijk omschreven werkzaamheid en een concreet deel missen, en daardoor op geen duurzame sympathie en op geen krachtigen bloei kunnen rekenen. En eene kweekschool, die buiten de organisatie van het christelijk schoolwezen staat, zal op den duur bij de scholen en bij de schoolvereenigingen geen genoegzame belangstelling vinden. Dan alleen is er op eene goede uitkomst te hopen, wanneer de organisatie van het christelijk schoolwezen in en rondom de kweekschool tot stand komt.

Zulk een kweekschool wordt dan het middelpunt van een bond van scholen, die bij haar zich aansluiten en door haar voortdurend voorzien worden van onderwijzend personeel. Van haar kan een rijke zegen uitgaan voor heel het Christelijk schoolwezen. Er kan bij haar eene bibliotheek worden ingericht, die op de hoogte is van den tijd en voor ieder onderwijzer te raadplegen is. Er kan een tijdschrift van uitgaan, dal alle onderwijzers in kennis stelt met en doet meeleven in de vraagstukken van den dag. Er kan eene commissie bij aangesteld worden, die in voorkomende gevallen conflicten tusschen de belanghebbenden bij de Christelijke scholen tot oplossing en beslissing brengt. En in de laatste maar geenszins in de minste piaats, er kan eene inspectie aan verbonden worden, die met het toezicht op de scholen wordt belast, van advies dient, in de goede richting wijst en voor afdwaling waarschuwt.. Ook aan zulk eene inspectie bestaat voor onzescholen dringend behoefte. De staat zorgt voor de belangen van het onderwijs door allerlei; toezicht en controle. Niet minder hebben de christelijke scholen er zorg voor te dragen, , dat het Christelijk gehalte in alle deelen van het onderwijs tot zijn recht kome. Daarvooris inspectie een van de beste, onmisbaarste

middelen; tusschen de opleiding der onderwijzers en de praktijk van het onderwijs legt zij een heilzaam verband. Terwijl de scholen op deze wijze in de kweekschool een middelpunt voor hare organisatie scheppen, worden zij zelve van daaruit telkens weer met nieuwe levenskracht bezield.

Toch is het niet de bedoeling van de Commissie, dat deze organisatie of bond alle christelijke scholen omvatten zal.

Volkomen terecht toch heeft de Commissie ingezien, dat een algemeen christelijk standpunt boven alle verschilinconfessie ook op schoolgebied op den duur onhoudbaar is. In de dagen van het Réveil, toen het meer om opwekking van het christelijk leven dan om scherp geformuleerde dogma's ging, mocht men voor de Christelijke School wanen genoeg te hebben aan de onveranderlijke grondwaarheden van het Protestantisme, maar de droeve lijdenshistorie dezer rekbare formule heeft wel geleerd, dat men hiermee niet volstaan kan. Ook op schoolgebied maakt het beginsel scheiding, en alleen wat uit eenzelfde beginsel leeft kan tot vruchtbare samenwerking komen.

Vandaar, dat vele scholen dan ook dien algemeenen grondslag hebben vervangendoor dien van de Gereformeerde belijdenisschriften Deze scholen nemen dus een eigenaardig standpunt in, vertoonen een eigen karakter, strijden onder een scherp geteekende banier. De Gereformeerde beginselen toch, die in deze belijdenisschriften liggen opgesloten, raken niet alleen het vraagstuk van de uitverkiezing, maar grijpen veel dieper in. Een Gereformeerde heeft een eigen psychologie of zielkunde en dientengevolge een eigen paedagogiek en didaktiek. Op een Gereformeerde school moet het onderwijs daarom een ander karakter dragen en door andere beginselen worden geleid, dan op een methodistische of ethische, een Luthersche of Roomsche school. En waar het nu zoo broodnoodig is, dat deze Gereformeerde beginselen voor het onderwijs en de opvoedkunde klaar en helder in het licht worden gesteld en tot in hun verste consequentiën worden doorgedacht, daar kan alleen saamwerking plaats vinden tusschen die scholen, die welbewust zich op dit Gereformeerde standpunt hebben geplaatst.

Natuurlijk belet niets, dat die scholen, die een ander confessioneel standpunt hebben of een meer algemeenen christelijken grondslag huldigen, zich evenzeer in bonden organiseeren.

Deze verschillende bonden zouden dan voor de algemeene belangen van het christelijk onderwijs federatief kunnen saamwerken, waarvoor bijv. de Schoolraad het aangewezen orgaan zou zijn. Zoo zou eenerzijds de band blijven tusschen allen, die het christelijk onderwijs voorstaan, en toch anderzijds de eigenaardigheid van het confessioneel standpunt niet in een algemeen christendom worden weggedoezeld.

Het behoeft wel geen betoog, dat dit plan ook onze hartelijke sympathie heeft. Wanneer „Gereformeerd Schoolonderwijs" straks in een „bond van Gereformeerde Scholen" wordt omgezet, dan zal ons dit van harte verblijden.

Slechts twee opmerkingen veroorloven we ons.

Vooreerst deze, dat in dit rapport te weinig rekening is gehouden met de bestaande Gereformeerde kweekschool te Amsterdam. Men krijgt den indruk, alsof door de organisatie der Gereformeerde scholen nog eerst een Gereformeerde kweekschool ontstaan moest. Natuurlijk is dat de bedoeling van de commissie niet. Daargelaten toch de vraag, in hoeverre het noodzakelijk is nog een tweede kweekschool op te richten, zal het toch zeker gewenscht zijn, dat de bond met de reeds bestaande kweekschool in verband treedt. Alle krachten op het gebied van het onderwijs, die op den bodem der Gereformeerde beginselen staan, moeten tot saamwerking worden gebracht. En de Gereformeerde Kweekschool mag daarom niet buiten dien Bond blijven staan.

Dit is onze eerste opmerking.

Een tweede is van meer ingrijpenden aard.

De commissie stelt voor, dat tot dezen Bond alleen die vereenigingen en schoolbesturen zullen toegelaten worden, wier leden voor de meerderheid tot de Gereformeerde Kerk behooren.

Nu ontkennen we niet, dat de kerkelijke quaestie helaas ook op schoolgebied als een wigge heeft gewerkt.

Niet van de Gereformeerde Kerk, maar van de predikanten der Hervormde Kerk is de scheiding uitgegaan. Het oprichten van Christelijk Volksonderwijs, de weigering om aan de Unie-collecte mee te doen, het op richten van Christelijke scholen ten dienste van de Hervormde Kerk, zijn feiten, die men betreuren mag, maar die nu eenmaal niet w, eg te cijferen zijn. En idat door dit drijven de saamwerking met de Hervormden moeilijk is geworden, stemmen wij grif toe.

Ook begrijpen wij zeer wel, dat in het kerkelijk toezicht een practische moeilijkheid schuilt. Al ligt het niet op den weg der Kerk om scholen te stichten of te onderhouden, de Kerk heeft toch toe te zien op het onderwijs, dat aan haar gedoo-pte kinderen wordt gegeven. En de vraag komt terstond op, wanneer men met een gemengde school te doen heeft, aan welken kerkeraad dit recht van toezicht zal gegeven worden, aan dien van de Gereformeerde Kerk alleen of ook aan dien van de Hervormde Kerk.

Maar aan de andere zijde mag niet vergeten worden, dat vele broederen in de Hervormde Kerk van het enghartig kerkistisch drijven van Christelijk Volksonderwijs niet willen weten. Op tal van plaatsen vindt men Christelijke scholen, die op den grondslag der Gereformeerde belijdenisschriften staan en waar Hervormden en Gereformeerden broederlijk saamwerken. Zonder die saamwerking zou zelfs vooral in kleinere dorpen het bestaan der Christelijke school niet eens mogelijk zijn.

Nu is voor die saamwerking in de meeste ! gevallen de eisch gesteld, dat in het Bestuur aan beide partijen een gelijk aantal plaatsen zou worden afgestaan. Stelt men nu als voorwaarde voor de aansluiting van den Bond den eisch, dat de meerderheid der leden lid moet zijn van de Gereformeerde Kerk, dan loopt men gevaar óf dat deze saamwerking wordt verbroken of dat deze scholen, die toch een beslist Gereformeerd karakter dragen, buitengesloten worden en zich straks noodgedrongen bij een anderen Bond, die van de Hervormde Kerk uitgaat en een kerkelijk karakter draegt, gaan aansluiten. Zelfs zal het de vraag zijn of de aansluiting bij een Bond, die zulk een eisch in zijn statuten schrijft, niet aanleiding zal geven bij elke gemengde schoo), dat de leden der Hervormde Kerk, die dusver die school steunden, zich terug, zullen trekken en daardoor het voortbestaan dier school gevaar zal loopen.

Had de Commissie nu principieel het standpunt ingenomen, dat op schoolgebied alleen saamwerking mogelijk was tusschen leden van eenzelfde kerk, dan zou deze uitsluiting gemotiveerd zijn geweest. Maar de Commissie doet dat niet. Alleen om practische redenen doet zij dezen voorslag. Vandaar dan ook, dat zij het voldoende acht, dat de meerderheid der leden tot de Gereformeerde Kerk behoort. Een principe is hier dus niet in het spel.

En waar geen principe maar alleen practische belangen den doorslag hebben gegeven, daar komt het ons voor, dat de kring hier enger is getrokken dan het beginsel eischt en ernstige gevaren voor de School zullen ontstaan.

Het gevaar, dat de kerkelijke quaestie daardoor nog scherper dan dusver op schoolgebied zal inwerken.

Het gevaar dat tal van scholen, die krachtens haar confessioneel standpunt tot dezen Bond zouden moeten behooren, door dezen maatregel zullen buitengesloten worden.

En het gevaar, dat de saamwerking, die tusschen de Gereformeerden in en buiten de Hervormde Kerk bestaat en die op tal van plaatsen een levensvoorwaarde is voor de School met den Bijbel, daardoor schade zal lijden.

Het schoone doel, dat de Commissie zich voorstelt, evenals de uitnemende wijze, waarop zij dit doel te verwerkelijken zoekt, heeft te zeer onze hartelijke instemming, dan dat wij deze bedenkingen zouden willen verzwijgen.

Wij hopen, dat door amendementen aan deze bezwaren zal tegemoet gekomen worden.

Niets zal ons liever zijn dan dat straks een Bond van Gereformeerde Scholen tot stand komt, die alle Gereformeerde Scholen omvat en door zijn voortreffclijken arbeid ook de andere scholen tot betere organisatie prikkelen mag.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 april 1904

De Heraut | 4 Pagina's

De Schoolquaestie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 april 1904

De Heraut | 4 Pagina's