Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Zonder God in de wereld.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Zonder God in de wereld.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat gij in dien tijd waart zonder Christus, vei vreemd van het burgerschap Israels, en . vreemdelingen van de verbonden der belofte, geene hope hebbende, en zonder God in de wereld.

De Godloochening breekt door, treedt naar buiten en legt elk masker af; en ze doet dit niet bij een enkele, maar in tamelijk breeden en invloedrijken kring.

Nog voor een goede twintig jaren was dit anders. Slechts een enkel atheïst liep met zijn Godloochening te koop en wekte daardoor een weerzin, 4ie in breeden kring in afschuw oversloeg. En wel stOffiden ze ook toen reeds in breede rijen geschaard, die feitelijk met alle religie hadden afgedaan, maar zelfs onder hen duidde men het u euvel, als ge hen als atheïsten wildet brandmerken. Dat waren zij volstrekt niet. Zeer zeker hadden ze gebroken met t(w voorstellingen omtrent het goddelijke, maar hun zielsoog bleef daarom voor het eeuwige ontsloten, zoo beweerden ze, en naar den onbekenden Oneindige ging de zucht ook van hun hart nog uit.

Maar thans is men een schrede verder. Zelfs de schijn van godsdienstig te zijn, kan thans worden afgelegd. De atheïsten hebben gemerkt dat ze veel talrijker, vooral onder de beschaafde klasse, zijn, dan ze vermoeden dorsten. Ze ontwaren nu, hoe, als ze voor hun Godloochening uitkomen, de publieke opinie dit kalm opneemt, soms als blijk van eerlijkheid zelfs toejuicht. En zelfs onder de geloovigen is men aan het vrij talrijk bestaan van deze Godloochenaars van lieverlede reeds zoo gewend geraakt, dat men nauwlijks iets meer gevoelt van de siddering, die in beter dagen het zien en aanhooren van den Godloochenaar teweegbracht.

Dit teekent.

Als een kind voor het eerst kwaad van vader of moeder hoort vertellen, reageert hiertegen zijn gevoel; en als het tien jaar later aan zulke gesprekken over zijn vader en moeder gewend is, en ze rustig kan aanhooren, is het zedelijk gezonken.

Evenzoo is het voor een volk 'met zijn koning.

Als de schennis van de koninklijke majesteit pas begint, gaat een toon van diepe veront waardiging onder het volk op. Maar verkeert men gestadig in kringen, waarin die schennis dagelijksch brood is, dan eindigt men met er nauwlijks meer door aangetast te worden. De eerbied voor wat hoog is sleet dan uit.

En in gelijken zin nu heeft een volk weer iets van het stofgoud van zijn vleugels verloren, als men in zijn beste kringen allengs derwijs aan de taal der Godloochening gewend raakt, dat er door niemand meer tegen geprotesteerd wordt.

Hier vooral bederven kwade samensprekingen goede zeden.

Hier werkt ongemerkt een gif, dat hoogere aspiratiën bluscht en de veerkracht van het belijden ontzenuwt.

„Zonder God in de wereld", is nog niet de gevaarlijkste vorm, waarin deze Godloochening optreedt. Velen zijn atheïst uit louter onverschilligheid. Ze geven om niets. Anderen zijn Godloochenaars, omdat ze bij hun zoeken naar zon dig genot geen last van hun conscientie willen hebben. Weer anderen zijn atheïst, omdat ze in hun hooge wijsheid te trotsch zijn om voor God te buigen. Maar elk deze drie groepen zwijgt meer over God, dan dat ze uit vijand schap tegen het geloof in God ijvert. Ze leven „zonder God in de wereld", maar zonder dat nog het fanatisme hen aangreep, om God uit de wereld te bannen.

Komt het ook tot dit laatste, dan bereikt de geestelijke verdwazing haar hoogsten graad, en is elk uitzicht op genezing meest afgesneden. Dat ook dit Godloochenend fanatisme nu en dan reeds aan het woord komt, ja, dat er mannen zijn, die opzettelijk onder de schandelijkste titels tractaatjes verspreiden, om het geloof aan God te belachen en te belasteren, is daarom voor ons volksleven een uiterst bedenkelijk verschijnsel.

Het verraadt de aanwezigheid in het nationale leven van een gif, dat steeds verder voortsluipt en de nationale veerkracht breekt.

Zelfs onder heidenen werd zulk een lasteren van de goden eerst strafbaar gesteld; en schier elk volk dat eerst grcot was en later onderging, toont in de historie dit droef proces, dat het begon met de weelde; dat uit de weelde zedelijk verval voortkwam; dat het zedelijk verval tot religieuze onverschilligheid leidde; dat men toen in de meer beschaafde kringen „zonder God in de wereld" leefde; en dat ten slotte een fanatisme tegen alle religie uitbrak, waardoor het volk in het eind geheel verbasterde en achterhaald werd door smadelijken ondergang.

Te Efeje was men in Paulus dagen evenzoo aan het ongoddelijk woelen, en van hen die te Efeze tot Christus bekeerd waren, schreef Pau'us, die hen kende, dat ook zij eertijds geweest waren „geen hope hebbende en zonder God in. de wereld”

En dit nu drukt zoo pijnlijk juist uit, wat ge ook nu weer in breeden kring om u heen terug vindt.

Wel is er ook hier verschil in graad,

Er zijn er, die jaar in jaar uit voortleven zonder dat ze ooit meer aan God denken, ooit meer over God spreken; in wier huis geen enkel godsdienstig boek meer binnenkomt; die nooit meer bidden, en die ook hun kinderen buiten alle religie laten opgroeien. Ze kennen geen doop meer. Ze huwen buiten de kerk. Ze begraven hun dooden, zooals men een hond begraaft. Hun leven zonder God in de wereld is voleind.

Maar zóóver zijn verreweg de meesten nog niet. Vooral bij het huwelijk kunnen ze de kerkelijke plechtigheid nog niet missen. Velen laten hun kind nog doopen. Als er ziekte met doodsgevaar in hun vensters klimt, roepen ze soms God nog aan. Ook zijn er onder hen, die voor hun opgroeiend kind alle religie nog niet overbodig keuren en aan hun dienstboden een kerkbeurt gunnen. Maar die onbeduidende uitzonderingen daargelaten, leven ze overigens volop in de wereld, zonder dat God in hun leven inkomt.

En het ergste is, dat ze aldus jaar in jaar uit zonder God in de wereld leven kunnen, en er toch niet ongelukkig onder zijn. De behoefte aan gemeenschap met een hooger leven is zoo bijna geheel uit hun hart weggenomen, dat ze het leven met God niet missen. Een leven zonder God is hun een tweede natuur geworden. Is het uit, dan is het uit. Geen heimwee naar hooger spreekt in hun binnenste meer. Yan het eene g^not glijden ze in het andeie over, en hoe klein ge hun ook de mate der religie zoudt willen toemeten, het zou hun geen bevrediging schenken, maar een last zijn.

Juist de gemoedsstemming, die voor een twee duizend jaar in de ondergaande heidenwereld van het Romeinsche Keizerrijk leefde, heeft zich van die op en top wereldsche kringen ook thans meester gemaakt.

Ze hebben daarom nog wel hun hooger streven. Ze minnen de kunst. Ze doen aan werken van philantropie. Ze ijveren voor volksontwikkeling gelijk zij die verstaan. Soms dwepen ze met idealen, die dichterlijk talent in hen wakker roepen.

Maar wel verre van hierdoor tot aanbidding te worden opgeleid, wordt dit hoogere, meer ideale leven voor hen oorzaak, om alle religie

voor overbodig te verklaren. Religie moge goed zijn voor den minderen man in de lagere volksklasse. Zij zijn daaraan ontwassen. Zonder God in de wereld te leven, is in hun oog juist het middel om in dit wereldleven een hooge plaats der eere in te nemen.

Alleen de liefde is hier tot redden machtig.

Te Efeze zijn dezulken die zonder God in de wereld leefden, nochtans bij bonder den tot den Christus bekeerd, niet door verwijt en harde veroordeeling, maar door de liefde waarmee het apostolaat op hen toetrad.

In die apostolische liefde blonk de realiteit van een leven in de wereld met God; en het is die realiteit van een leven in de wereld met God, die de harten ontdooid en veroverd heeft.

Zeker, die realiteit is niet zonder belijdenis. Geen krachtiger getuige voor de waarheid en de feiten van het Evangelie dan een Paulus. En ook die realiteit van een leven met God is niet zonder vormen. Predikatie, Doop en Avondmaal stonden steeds op den voorgrond. Maar, en hier schuilt de kracht in, achter die belijdenis en dien dienst der vormen, was het werk van den Heiligen Geest, het inwonen van den Heiligen Geest in de harten, een leven in gestadige gemeenschap met God.

Wil alzoo de gemeente des Heeren ook nu weer tegen het hand over hand toenemende Atheïsme een dam opwerpen, dan blijve ze belijden, dan blijve ze de heilige diensten eeren, maar dan zie ze • vóór alle dingen toe, dat achter die vormen het wezen niet wegglijde, en kweeke ze bij jong en oud hooge realiteit van het leven met God aan.

Dat kost strijd.

Immers ge moet in de wereld leven. Eerst bij uw sterven roept God u uit die wereld weg. En in die wereld trekt schier alles van God af, niet alleen weelde en verleiding, maar ook de rustelooze beweging van het leven, de ingespannen en overspannen arbeid, de veelheid van zorgen, veel kommer en verdriet.

Vandaar, dat er ook onder de belijdende Christenen maar al te vele zijn, die, ja, zich bij de Christenen voegen, maar die uren, dagen soms leven kunnen zonder aan God te denken, die zelfs in hun gebed verstrooid zijn, en van een nabij God te zijn en met hun God in gestadige gemeenschap des Geestes te leven, nauwlijks iets ontwaren.

En dat gemis nu kan door geen trouwe belijdenis, noch door gedurig getuigen vergoed worden.

De realiteit van een leven met God iti de wereld, kan niet vervangen worden door veelbezigheid en goede werken.

De lamp kan niet branden, als de verteerde olie niet telkens wordt aangevuld.

Niet in ons, in God alleen is de macht, de kracht en de mogendheid, om het ongeloof in de wereld te stuiten, en bij dien strijd kunt ge dan alleen instrument in de hand uws Heeren zijn, indien Zijn macht u innerlijk be zielt, indien Zijn Geest u innerlijk drijft, en indien nabij God te zijn en met God in het midden der wereld te leven, uzelven geworden is tot uw tweede, tot uw herboren natuur.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 april 1904

De Heraut | 4 Pagina's

„Zonder God in de wereld.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 april 1904

De Heraut | 4 Pagina's